ECLI:NL:GHAMS:2016:1639

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
23-001291-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid werkgever bij asbestsanering en vrijgave van containments

In juni en juli 2011 zijn in diverse woningen en garages aan de [adres 2] te Hilversum asbestsaneringswerkzaamheden uitgevoerd. De verdachte, als werkgever van laboranten, was verantwoordelijk voor de vrijgave van afgeschermde ruimtes (containments) na het voldoen aan de opleveringseisen conform NEN 2990 (2005). De tenlastelegging omvatte dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk asbest in de lucht of op de bodem heeft gebracht, wat gevaar voor de openbare gezondheid met zich meebracht. Het hof heeft vastgesteld dat niet is bewezen dat de inspecties en vrijgaven onjuist of onzorgvuldig zijn geweest, noch dat er asbest in de lucht of op de bodem is gebracht. De eventuele aanwezigheid van asbesthoudende materialen buiten de containments kan niet aan de verdachte worden verweten. De verdachte is vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland en spreekt de verdachte vrij, omdat de gedragingen niet wettig en overtuigend bewezen zijn.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001291-15
Datum uitspraak: 22 april 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 16-995015-13 tegen:
[bedrijfsnaam 1],
gevestigd te [adres 1].

Onderzoek van de zaak

De zaak is bij beslissing van 17 maart 2015 op de voet van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden naar dit hof verwezen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 maart 2016 en 8 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 20 juli 2011 te Hilversum tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, in 34 woningen, althans één of meer woning(en) en/of in 4 garages, althans één of meer garage(s), opzettelijk en wederrechtelijk een stof, te weten asbest en/of asbestvezels, op en/of in de bodem en/of in de lucht heeft gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor bewoners van die woning(en) en/of andere aanwezigen te duchten was,
immers zijn door verdachte en/of haar mededaders uitgevoerde eindcontroles en/of visuele inspecties en/of vrijgaves in de woningen met nummer 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 16, 17 , 18, 19, 20, 21, 25, 26, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 38, 39, 40, 72, 73, 76 en/of 79 en/of in garages bij de woningen met nummer 19, 21, 23 en/of 79
niet op de juiste wijze en/of onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd en/of heeft/hebben verdachte en/of haar mededaders vervolgens containments en/of de omgeving van containments vrijgegeven, zodat de ruimten weer toegankelijk waren voor personen zonder kans op blootstelling aan asbest, terwijl die ruimten niet vrijgegeven hadden mogen worden omdat daar nog asbest en/of asbestvezels in was/ waren achtergebleven;
subsidiair:
het aan verdachtes schuld te wijten is dat zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
1 juni 2011 tot en met 20 juli 2011 te Hilversum tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, in 34 woningen, althans één of meer woning(en) en/of in 4 garages, althans één of meer garage(s), wederrechtelijk een stof, te weten asbest en/of asbestvezels, op en/of in de bodem en/of in de lucht heeft gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor bewoners van die woning(en) en/of andere aanwezigen te duchten was,
immers zijn door verdachte en/of haar mededaders uitgevoerde eindcontrole en/of visuele inspecties en/of vrijgaves in de woningen met nummer 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 16, 17 , 18, 19, 20, 21, 25, 26, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 38, 39, 40, 72, 73, 76 en/of 79 en/of in garages bij de woningen met nummer 19, 21, 23 en/of 79
niet op de juiste wijze en/of onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd en heeft verdachte en/of hebben haar mededaders vervolgens containments en/of de omgeving van containments vrijgegeven, zodat de ruimten weer toegankelijk waren voor personen zonder kans op blootstelling aan asbest, terwijl die ruimten niet vrijgegeven hadden mogen worden omdat daar nog asbest en/of asbestvezels in was/ waren achtergebleven;
meer subsidiair:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 20 juli 2011 te Hilversum, in 34 woningen, althans één of meer woning(en) en/of in 4 garages, althans één of meer garage(s),
bij of in rechtstreeks verband met arbeid die zij als werkgever door haar werknemers heeft laten verrichten, te weten eindcontroles en/of visuele inspecties en/of vrijgaves, in die woning(en) en/of garage(s) of in de onmiddellijke omgeving daarvan gevaar is ontstaan voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen dan die werknemers, terwijl zij geen doeltreffende maatregelen ter voorkoming van dat gevaar heeft genomen,
immers hebben werknemers van verdachte bij uitgevoerde eindcontrole en/of visuele inspecties en/of vrijgaves in de woningen (zolder) met nummer 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 16, 17 , 18, 19, 20, 21, 25, 26, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 38, 39, 40, 72, 73, 76 en/of 79 en/of in garages bij de woningen met nummer 19, 21, 23 en/of 79
niet op de juiste wijze en/of onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd en/of heeft verdachte en/of hebben haar mededaders vervolgens containments en/of de omgeving van containments vrijgegeven, zodat de ruimten weer toegankelijk zijn voor personen zonder kans op blootstelling aan asbest, terwijl die ruimten niet vrijgegeven hadden mogen worden omdat daar nog asbest en/of asbestvezels in was/ waren achtergebleven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 40.000,-.

Vrijspraak

Inleiding
In juni en juli 2011 zijn in diverse woningen en garages aan de [adres 2] te Hilversum asbestsaneringswerkzaamheden verricht. Het beheer van [adres 2] 1 tot en met 40 en 71 tot en met 79 was sinds 1 januari 2010 in handen van [bedrijfsnaam 2]. [bedrijfsnaam 2] is bij controle door bewoners op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van asbest. Naar aanleiding van een inventarisatie uit 2003 van [adres 2] 78, waarbij een globale asbestinventarisatie in alle ruimten was uitgevoerd en waaruit bleek dat er in de woning visueel duidelijk asbest aanwezig was in plaatmateriaal tegen het dak (2 m2), in (door doorvoer van een CV-leiding beschadigd) plaatmateriaal tegen het traphek (1 m2), alsmede in plafondplaten in de garage (24 m2), is vervolgens besloten om alle woningen op deze lokaties op asbest te laten onderzoeken en te saneren.
De asbestsaneringswerkzaamheden zijn verricht door of in opdracht van [bedrijfsnaam 3], een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf dat – via [bedrijfsnaam 4] en onder verwijzing naar de asbestinventarisatie uit 2003 – opdracht had gekregen tot het saneren van de asbesthoudende beplating rondom de CV op zolder bij de 49 woningen en van de plafondbeplating in de garage van 15 woningen aan de [adres 2].
Voorafgaande aan de verwijdering van asbesthoudend materiaal heeft de verdachte, gecertificeerd voor asbestinventarisatie (SC 540), in opdracht van [bedrijfsnaam 3] op de specifieke locaties in de woningen en garages een inventariserend onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbesthoudende/-verdachte materialen. Bij dit onderzoek werd beplating aangetroffen die amosiet bevatte, waarbij het asbest in niet-hechtgebonden vorm aanwezig was. Medewerkers van de verdachte hebben na de asbestverwijdering de eindcontroles, visuele inspecties, luchtmetingen en vrijgaven van de afgeschermde ruimtes (hierna: containments) in de woningen en garages gedaan.
Ten aanzien van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
De verdachte wordt – in de kern - verweten dat in de door haar werknemers (de laboranten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]) vrijgegeven containments nog asbest aanwezig was en deze containments niet hadden mogen worden vrijgegeven.
De laboranten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn ieder voor zich bij arrest van 22 april 2016 van dit hof vrijgesproken van de hen verweten gedragingen. Niet is bewezenverklaard dat de inspecties en controles van en de vrijgaven door de laboranten onjuist of onzorgvuldig zijn geweest en dat asbest in de lucht of op de bodem is gebracht, waardoor te duchten gevaar is ontstaan. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat ook de aan de verdachte ten laste gelegde gedragingen niet zijn komen vast te staan.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat conform de NEN 2990 (2005) de eindcontrole niet is bedoeld ter beoordeling van de resultaatsverplichtingen die door het asbestsaneringsbedrijf ([bedrijfsnaam 3]), zijn overeengekomen met de opdrachtgever en voorts dat dit saneringsbedrijf er voor had moeten zorgen dat de te inspecteren oppervlakken goed bereikbaar zijn. De eventuele aanwezigheid van achtergebleven asbesthoudende materialen buiten het containment kan dan ook niet aan de verdachte (of diens medewerkers) worden verweten.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2016.
=========================================================================
[....]