ECLI:NL:GHAMS:2016:1749

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
200.160.239/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en periodieke uitkeringen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van een appellant die stelt dat hij gedurende de maximaal verzekerde termijn van vijf jaar volledig arbeidsongeschikt is geweest. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.T.W. Buers, heeft een vordering ingesteld tegen In Trust B.V., de geïntimeerde, die wordt bijgestaan door mr. E. Bos-van den Berg. De zaak is eerder behandeld in een tussenarrest op 22 december 2015, waarin het hof de partijen heeft verzocht om aanvullende stukken in te dienen.

De appellant heeft in zijn memorie van grieven geconcludeerd dat In Trust wordt veroordeeld tot betaling van een maandelijkse uitkering van € 600,- gedurende vijf jaar, ingaande op 11 december 2011. Het hof heeft vastgesteld dat er geen geschil meer bestaat over de arbeidsongeschiktheid van de appellant sinds het ongeval op 10 december 2010. Tevens is er overeenstemming dat In Trust loonbelasting moet inhouden op de periodieke uitkeringen. Het hof heeft partijen in overweging gegeven om te beraden over de modaliteit van de uitkeringen, waarbij ook de mogelijkheid van een eenmalige betaling of storting op een lijfrentepolis aan de orde komt.

Het hof heeft uiteindelijk het bestreden vonnis vernietigd en In Trust veroordeeld tot betaling van een eenmalige uitkering van € 12.500,- aan de appellant, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 januari 2012. De verdere beslissing over de periodieke uitkeringen is aangehouden in afwachting van eenstemmige aktes of een comparitie van partijen. De kosten van de procedure worden toegewezen aan In Trust, die als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.160.239/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/551034 / HA ZA 13-1529
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 mei 2016
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. E.T.W. Buers te Schagen,
tegen
IN TRUST B.V.(rechtsopvolgster van Jubilee Europe B.V
.),
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E. Bos-van den Berg te Zwolle.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en In Trust genoemd.
In deze zaak is op 22 december 2015 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot dan toe wordt verwezen naar dat arrest.
Partijen hebben ter uitvoering van het tussenarrest de volgende stukken ingediend:
- akte van [appellant], met producties;
- akte van In Trust, met één productie;
- antwoordakte van [appellant], met producties;
- antwoordakte van In Trust.
Tenslotte is wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest is de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door [appellant] over zijn stelling dat hij gedurende de maximaal verzekerde termijn van vijf jaar volledig arbeidsongeschikt is geweest en voor uitlating door In Trust over haar stelling dat op de aan [appellant] verschuldigde periodieke uitkering van € 600,- per maand inhoudingen moeten worden gedaan.
2.2
Na de aktewisselingen is niet meer in geschil dat [appellant] sedert het ongeval op 10 december 2010 steeds volledig arbeidsongeschikt is geweest en dat er geen uitzicht is op een wijziging van die situatie. Dat betekent dat hij na een wachttijd van een jaar recht heeft op betaling van € 600,- per maand totdat de maximale termijn van vijf jaar zal zijn verstreken.
2.3
Evenmin is na de aktewisseling nog in geschil dat In Trust op deze periodieke uitkeringen loonbelasting moet inhouden en moet afdragen aan de Belastingdienst. In Trust heeft in haar eerste akte gemeld dat zij niet op voorhand kan zeggen tot welke netto uitkering dit leidt; dat is afhankelijk van de financiële situatie van [appellant] en van het antwoord op de vraag of gebruik wordt gemaakt van een loonbelastingverklaring, aldus In Trust in haar eerste akte.
2.4
[appellant] heeft daar in zijn antwoordakte op gereageerd met (onder meer) de mededeling dat het UWV al rekening houdt met de heffingskorting. Wat hem betreft mag In Trust de inhoudingen doen waartoe zij verplicht is, op voorwaarde dat zij hem daarvan gespecificeerde opgaves verstrekt voor zijn belastingaangiftes. Daarmee zijn de ten tijde van het tussenarrest nog voorliggende geschilpunten opgelost. Het hof acht niettemin termen aanwezig om ten aanzien van de periodieke uitkeringen (nog) geen eindbeslissing te geven. Dit wordt als volgt toegelicht.
2.5
[appellant] heeft in de memorie van grieven (onder meer) geconcludeerd dat In Trust wordt veroordeeld om aan [appellant] te voldoen een maandelijkse uitkering van € 600,- gedurende vijf jaar ingaande 11 december 2011 en eindigende januari 2017. Ter zake het merendeel van die uitkeringen is In Trust inmiddels in verzuim. Toewijzing van de vordering komt dus grotendeels neer op een veroordeling van In Trust tot betaling aan [appellant] van een bedrag ineens. De inhoudingsplicht van In Trust doet echter de vraag rijzen of een andere modaliteit dan betaling ineens rechtstreeks aan [appellant] niet in de rede ligt. Andere denkbare modaliteiten zijn bijvoorbeeld betaling alsnog in maandelijkse termijnen, of betaling van een som ineens, niet aan [appellant] maar rechtstreeks als storting op een lijfrentepolis die periodiek tot uitkering komt. Het hof geeft partijen in overweging om zich daarover te beraden en met elkaar te verstaan. Indien zij het eens worden over de modaliteit kunnen zij het hof daarvan bij eenstemmige aktes berichten, waarna dienovereenkomstig zal worden beslist. In het andere geval zal een comparitie van partijen worden gelast ter verkrijging van inlichtingen en het beproeven van een regeling. De zaak zal dus worden verwezen naar de rol voor hetzij, als overeenstemming is bereikt, het nemen van eenstemmige aktes, hetzij, in het andere geval, opgave van verhinderdata voor het plannen van een comparitie. Het ligt op de weg van partijen om alsdan het hof tijdig - dat wil zeggen uiterlijk een week voor de comparitie - te informeren over wat in hun ogen de mogelijkheden zijn en de daaraan voor hen verbonden voor- en/of nadelen. In dat verband kan mede aan de orde komen of de bewindvoering waarvan bij [appellant] kennelijk sprake is in het kader van de WSNP plaatsvindt en zo ja, wat daarvan de consequenties zijn.
2.6
Bij het voorgaande verdient opmerking dat [appellant] aanspraak heeft gemaakt op de wettelijke rente vanaf (primair) 1 januari 2012 en dat In Trust eerst in haar antwoordakte na het tussenarrest daartegen verweer heeft gevoerd. In het licht van de twee conclusieregel is dat te laat. De gevorderde wettelijke rente is dus toewijsbaar - als overigens niet betwist - vanaf 1 januari 2012, met dien verstande (uiteraard) dat de wettelijke rente vervolgens periodiek, steeds met het vervallen van de volgende maandtermijn, verschuldigd is geworden.
2.7
Op de eenmalige uitkering van € 12.500,- hoeven naar eigen zeggen van In Trust geen inhoudingen te worden gedaan. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen vermeerderd met - als onbetwist - de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2012.
2.8
De slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat alsnog toewijzend zal worden beslist op de vordering van [appellant], in die voege dat de gevorderde eenmalige uitkering als na te melden wordt toegewezen en dat ter zake de periodieke uitkering de beslissing wordt aangehouden in afwachting van, hetzij eenstemmige aktes als in rov. 2.5 bedoeld, hetzij opgave verhinderdata voor het plannen van een comparitie. In Trust zal te zijner tijd als de volledig in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep; en
opnieuw rechtdoende,
veroordeelt In Trust tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 12.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2012;
verwijst de zaak naar de rol van 31 mei 2016 voor, hetzij het gelijktijdig nemen door elk van partijen van een akte, hetzij opgave van verhinderdata van partijen en hun raadslieden, een en ander met het in rov. 2.8 gegeven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, L.R. van Harinxma thoe Slooten en P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2016.