ECLI:NL:GHAMS:2016:2253

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
23-001494-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte onder andere het aanwezig hebben van ongeveer 200 hennepplanten in de periode van 1 november 2013 tot en met 18 maart 2014, en het wederrechtelijk afnemen van elektriciteit van 'Liander N.V.' door middel van manipulatie van de elektriciteitsmeter. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de binnentreding van de woning onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van een strafbaar feit zou zijn. Het hof oordeelde echter dat de meldingen en de resultaten van een warmtemeting voldoende aanwijzingen gaven voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastelegging en kreeg een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis opgelegd. Het hof overwoog dat de verdachte door zijn handelen bijdroeg aan de instandhouding van de illegale softdrugsmarkt en dat het gebruik van hennep schadelijke gevolgen heeft voor de volksgezondheid.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001494-15
Datum uitspraak: 3 juni 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-710167-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na de in eerste aanleg toegelaten wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 18 maart 2014 in de gemeente Beverwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de woning [adres 2]) (ongeveer) 200 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot en met 17 maart 2014 in de gemeente Beverwijk opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in de woning [adres 2]) (ongeveer) 200 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3 primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 18 maart 2014 in de gemeente Beverwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit de woning [adres 2]) heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan "Liander N.V.", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 18 maart 2014 in de gemeente Beverwijk met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, "Liander N.V." heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid elektrische stroom, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (in de woning [adres 2]) * de zegels van het klemmendeksel van de elektriciteitsmeter verbroken en/of verbroken gehouden en/of * het klemmendeksel van de elektriciteitsmeter verwijderd en/of verwijderd gehouden en/of * een of meer zogenaamde shunts van de elektriciteitsmeter open gezet en/of opengezet gehouden (waardoor de elektricitietsmeter stil kwam te staan), waardoor "Liander N.V." werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bespreking van verweren

De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de binnentreding van de woning van de verdachte onrechtmatig is geweest omdat er geen sprake kon zijn van een redelijk vermoeden van het vervaardigen van softdrugs, zodat de in de woning aangetroffen voorwerpen van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Dit zou dienen te leiden tot vrijspraak wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de meldingen op grond waarvan de verbalisanten in actie zijn gekomen onvoldoende concreet zijn om een redelijke verdenking op te leveren en dat onduidelijk is op welke wijze de gemaakte warmtebeelden deze redelijke verdenking kunnen onderschrijven. Immers, ten aanzien van de warmtebeelden is geverbaliseerd hoe het warmtebeeld van de woning zich afzet tegen de omliggende woningen, maar hiervan bevinden zich geen foto’s in het dossier, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] blijkt dat hij een melding heeft ontvangen dat zich in de woning aan de [adres 2] te Beverwijk vermoedelijk een hennepplantage bevindt. De ramen van de woning waren vaak geheel afgedekt, sommige ramen stonden vaak ruim open en er is een aantal keren geconstateerd dat de balkondeur wagenwijd open stond. De melder heeft voorts gezien dat in de berging van nummer [huisnummer] goederen lagen die gebruikt plegen te worden voor een hennepplantage, te weten een aantal koolstoffilters, delen van luchtafvoerslangen en plastic zakken. Naar aanleiding van deze en eerdere meldingen is een warmtemeting gedaan waarbij is gebleken dat de temperatuur in de woning erg hoog was. De omschreven waarnemingen van de melder in combinatie met de resultaten van de warmtemeting leveren voldoende aanwijzingen op voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als bedoeld in de Opiumwet, en kunnen het op grond daarvan binnentreden van de woning rechtvaardigen.
Het verweer dat de warmtemeting niet controleerbaar is, omdat is geverbaliseerd dat het warmtebeeld zich afzet tegen de omliggende woningen terwijl dit niet uit de foto’s blijkt, mist feitelijke grondslag nu in het proces-verbaal van bevindingen niet is gerelateerd dat het warmtebeeld zich afzet tegen de omliggende woningen, maar dat het warmtebeeld zich afzet tegen het raamkozijn. Van een vergelijking met de omliggende woningen is aldus geen sprake. De verweren worden derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 18 maart 2014 in de gemeente Beverwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de woning [adres 2]) 200 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2:
hij in de periode van 1 februari 2014 tot en met 17 maart 2014 in de gemeente Beverwijk opzettelijk heeft geteeld (in de woning [adres 2]) 200 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3 primair:
hij in de periode van 1 november 2013 tot en met 18 maart 2014 in de gemeente Beverwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit de woning [adres 2]) heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische stroom, toebehorende aan "Liander N.V."
Hetgeen onder 1, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van de Opiumwet door opzettelijk hennep voorhanden te hebben en te telen. Het gebruik van hennep heeft grote schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid. Daarnaast worden met het kweken van hennep grote illegale winsten behaald en heeft de verdachte door zijn handelwijze een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor softdrugs. Ten behoeve van de hennepkwekerijen is door de verdachte illegaal elektriciteit afgenomen. Hierdoor is de energiemaatschappij benadeeld.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 mei 2016 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld, doch ter zake van andersoortige feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 juni 2016.
De oudste en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]