ECLI:NL:GHAMS:2016:2339

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
200.182.297/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kamer voor het notariaat inzake klacht tegen notarissen

In deze zaak heeft klaagster op 21 december 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, die op 12 november 2015 haar klacht tegen twee notarissen ongegrond verklaarde. Klaagster heeft op 9 februari 2016 een aanvullend beroepschrift ingediend en op 15 februari 2016 aanvullende gronden en producties ingediend. Het hof heeft op 31 maart 2016 de zaak behandeld, waarbij klaagster aanwezig was en het woord voerde, terwijl de notarissen niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste instantie en de aanvullende stukken van klaagster.

Het hof heeft vastgesteld dat klaagster een afschrift van de beslissing van de kamer op 12 november 2015 heeft ontvangen en dat het hoger beroep binnen dertig dagen na verzending van deze brief ingesteld diende te worden. De beroepstermijn eindigde op 14 december 2015, maar het beroepschrift van klaagster is pas op 21 december 2015 ingekomen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. Klaagster heeft aangevoerd dat zij dacht dat de appeltermijn zes weken was en dat zij vaak in Engeland verblijft, maar het hof oordeelt dat deze omstandigheden onvoldoende zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

Daarom heeft het hof geoordeeld dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 juni 2016 door de rolraadsheer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.182.297/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2015/81.82
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 14 juni 2016
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellante,
tegen
1. mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
en
2. mr. [naam] ,
kandidaat-notaris te [plaats] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 21 december 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 12 november 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2016:8). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerden (hierna tezamen: de notarissen) op alle onderdelen (1 tot en met 5) ongegrond verklaard.
1.2.
Klaagster heeft op 9 februari 2016 een aanvullend beroepschrift ingediend. Voorts heeft klaagster op 15 februari 2016 aanvullende gronden ingediend en aanvullende producties in het geding gebracht. Bij brief van 15 februari 2016 heeft het hof aan klaagster onder meer medegedeeld de op 15 februari 2016 ingekomen schriftelijke stukken buiten beschouwing te zullen laten voor zover deze stukken een inhoudelijke reactie/uiteenzetting behelzen. De toegezonden bijlagen zijn wel toegelaten.
1.3.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klaagster in haar hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 31 maart 2016. Klaagster is verschenen en heeft het woord gevoerd. De notarissen zijn niet verschenen, hetgeen zij vooraf hadden aangekondigd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep

3.1.
Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de kamer van 12 november 2015 als bijlage bij een aangetekende brief van het secretariaat van de kamer van diezelfde datum toegestuurd.
3.2.
Ingevolge artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt diende het hoger beroep binnen dertig dagen na de dag van verzending van de onder 3.1. bedoelde brief te zijn ingesteld. De beroepstermijn eindigde op maandag 14 december 2015. Nu het beroepschrift van klaagster, waarin zij te kennen geeft zich niet met de uitspraak van de kamer te kunnen verenigen, op 21 december 2015 bij het hof is ingekomen, is dit niet tijdig geschied.
3.3.
Op het uitgangspunt dat in het belang van een goede rechtspleging duidelijkheid moet bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt, en dat aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand moet worden gehouden, kan slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering worden gemaakt. Het is aan klaagster om bijzondere omstandigheden aan te voeren op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten.
Klaagster heeft ter zitting medegedeeld dat zij in de veronderstelling verkeerde dat de appeltermijn zes weken bedroeg. Daarnaast heeft klaagster aangevoerd dat zij vaak in Engeland verblijft. Zij heeft een zaakwaarnemer die haar post opent, maar deze zaak is niet tijdig onder haar aandacht gekomen.
Hetgeen door klaagster is aangevoerd, acht het hof onvoldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
3.4.
Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep.
3.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 12 november 2015.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, C.H.M. van Altena en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2016 door de rolraadsheer.