ECLI:NL:GHAMS:2016:2993

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
200.183.938/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een kandidaat-notaris met betrekking tot voorlichtingsplicht en beleidsregel integere beroepsuitoefening

In deze zaak heeft de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) op 15 januari 2016 een beroepschrift ingediend tegen een kandidaat-notaris, naar aanleiding van een beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Haag van 16 december 2015. De KNB verwijt de kandidaat-notaris dat hij niet voldoende invulling geeft aan zijn voorlichtingsplicht zoals omschreven in artikel 43 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) en dat hij handelt in strijd met de beleidsregel integere beroepsuitoefening. De kamer heeft de klacht deels gegrond verklaard en de kandidaat-notaris een berisping opgelegd, maar ook een deel van de klacht ongegrond verklaard.

Het hof heeft de zaak op 10 mei 2016 behandeld. De KNB heeft aangevoerd dat de kandidaat-notaris meer dan 7.000 akten per jaar passeert, wat volgens hen niet verenigbaar is met een zorgvuldige voorlichting aan de betrokken partijen. De kandidaat-notaris heeft echter betoogd dat het merendeel van de akten eenvoudige rechtshandelingen betreft en dat hij voldoende tijd en middelen heeft om aan zijn voorlichtingsplicht te voldoen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen concrete voorbeelden zijn van tekortkomingen in de voorlichting en dat de KNB niet heeft aangetoond dat de kandidaat-notaris tekortschiet in zijn verplichtingen.

Wat betreft de beleidsregel integere beroepsuitoefening heeft het hof geoordeeld dat het nalaten van de kandidaat-notaris om het dienstverband met een eerder tuchtrechtelijk bestraft persoon te beëindigen, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De KNB was op de hoogte van de situatie maar heeft pas twee jaar later stappen ondernomen. Het hof heeft de beslissing van de kamer vernietigd en de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.183.938/01 NOT
nummer eerste aanleg : 15-15
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 juli 2016
inzake
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie,
gevestigd te Den Haag,
appellante,
gemachtigde: mr. W. Heemskerk, advocaat te Den Haag,
tegen
[kandidaat-notaris 1] ,
kandidaat-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. G.L. Maaldrink, advocaat te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: de KNB) heeft op 15 januari 2016 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 16 december 2015 (ECLI:NL:TNORDHA:2015:42). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van de KNB tegen geïntimeerde (hierna: de kandidaat-notaris) deels gegrond verklaard (klachtonderdeel 1), de kandidaat-notaris ter zake daarvan de maatregel van berisping opgelegd en deels (klachtonderdeel 2) ongegrond verklaard.
1.2.
De kandidaat-notaris heeft op 26 februari 2016 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
1.3.
Bij brief van 21 april 2016 heeft de kandidaat-notaris een nadere productie (productie 3) bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 mei 2016. Namens de KNB is verschenen mr. S.G. Groenhof, vergezeld door de gemachtigde. De kandidaat-notaris, vergezeld door zijn gemachtigde, is eveneens verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Bij Koninklijk Besluit van 30 januari 2013, nr. 13.000152, is aan
[notaris] (hierna: [notaris] ) met ingang van 1 februari 2013 op zijn verzoek ontslag verleend uit zijn ambt van notaris gevestigd in de gemeente [gemeente] . Sindsdien is het protocol van [notaris] vacant.
3.2.2.
[notaris] voerde zijn notarispraktijk door tussenkomst van een rechtspersoon [notariskantoor] ), handelend onder de naam [notariskantoor] , waarvan hij enig aandeelhouder was.
3.2.3.
In januari 2013 heeft [notaris] alle aandelen in [notariskantoor] verkocht en geleverd aan de kandidaat-notaris, als zodanig werkzaam op dit notariskantoor. Op dit notariskantoor is ook werkzaam kandidaat-notaris [mr. X] Bij beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Zutphen van 27 april 2010 is [mr. X] de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen voor onbepaalde duur opgelegd.
3.2.4.
In februari 2013 heeft de voorzitter van de kamer de kandidaat-notaris benoemd tot waarnemer van het protocol met de overige notariële bescheiden van [notaris] met ingang van 1 februari 2013 tot 1 februari 2014.
3.2.5.
Op 5 februari 2013 en 8 mei 2013 zijn bij de kandidaat-notaris (her)audits uitgevoerd in vervolg op de (her)audits die op 30 januari 2012, 23 april 2012 en 5 september 2012 bij [notaris] waren uitgevoerd.
3.2.6.
In januari 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer de benoeming van de kandidaat-notaris tot waarnemer van het protocol met de overige notariële bescheiden van [notaris] verlengd tot 1 augustus 2014.
3.2.7.
In juli 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer de benoeming van de kandidaat-notaris tot waarnemer van het protocol met de overige notariële bescheiden van [notaris] verlengd tot 1 december 2014.
3.2.8.
De kandidaat-notaris heeft bij brief van 30 juli 2014 een verzoek om benoeming tot notaris in het vacante protocol van [notaris] bij de KNB ingediend. Dit verzoek heeft de kandidaat-notaris ingetrokken nadat de voorzitter van de Commissie toegang notariaat als bedoeld in artikel 8 lid 2 Wet op het notarisambt (Wna) hem had meegedeeld dat de Commissie toegang notariaat voornemens was de staatssecretaris negatief te adviseren omtrent het benoemingsverzoek.
3.2.9.
Bij beslissing van 24 november 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer de benoeming van de kandidaat-notaris tot waarnemer van het protocol met de overige notariële bescheiden van [notaris] niet verder verlengd.
3.2.10.
Bij beslissing van 28 november 2014 heeft de voorzitter van de kamer
[kandidaat-notaris 2] , kandidaat-notaris te [plaats] , benoemd tot waarnemer van het protocol met de overige notariële bescheiden van [notaris] , met ingang van 1 december 2014 tot 1 december 2015.
3.2.11.
De kandidaat-notaris heeft op 1 december 2014 hoger beroep ingesteld bij dit hof tegen de beslissingen van de (plaatsvervangend) voorzitter van de kamer van 24 november 2014 en 28 november 2014. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van dit hof van 15 januari 2015.
3.2.12.
Op 5 februari 2015 is een (her)audit bij de kandidaat-notaris uitgevoerd. De conclusie van deze (her)audit luidt als volgt.
“Uit de stukken die wij hebben ingezien en uit de gesprekken die wij met verschillende medewerkers hebben gevoerd concluderen wij dat de opdrachtcyclus onvoldoende professioneel wordt afgewerkt, waarbij aan de wettelijke voorschriften een onvoldoende invulling wordt gegeven. Op het kantoor is te weinig aandacht voor kwaliteit- en integriteit gerelateerde vraagstukken. De bevindingen betreffen het kantoor en de daaraan verbonden(kandidaat-)notarissen. Het Auditteam adviseert een heraudit, te weten binnen (i) twee maanden, indien en voor zover ten gevolge van de uitspraak van het gerechtshof [kandidaat-notaris 1] wederom tot vacaturewaarnemer wordt benoemd, dan wel (ii) drie maanden, indien en voor zover [kandidaat-notaris 2] de vacaturewaarnemer blijft.”
3.2.13.
Bij beslissing van 17 februari 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:413) heeft dit hof de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 24 november 2014 vernietigd en de benoeming van de kandidaat-notaris tot waarnemer van het protocol met de overige notariële bescheiden van [notaris] verlengd voor de duur van een jaar, dus van 1 december 2014 tot 1 december 2015.
3.2.14.
Bij brief van 19 februari 2015 heeft de KNB dit hof verzocht om herziening van voormelde beslissing van 17 februari 2015. Bij beslissing van 26 mei 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:1957) heeft dit hof de KNB niet-ontvankelijk verklaard in haar herzieningsverzoek.
3.2.15.
Sinds juni 2015 is notaris [notaris A] als tweede protocolhouder werkzaam op het notariskantoor [notariskantoor] .
3.2.16.
Bij besluit van 15 juli 2015 heeft de KNB [mr. X] aangezegd dat hij als lid van de KNB zou worden geschrapt per 1 oktober 2015. De tegen dit besluit door [mr. X] aangespannen procedure loopt nog.
3.2.17.
Eind 2015 heeft de notaris opnieuw een verzoek om benoeming tot notaris in het vacante protocol van [notaris] bij de KNB ingediend, (mede) op basis van een op 23 maart 2015 goedgekeurd nieuw ondernemingsplan met een ander bedrijfsmodel.

4.Standpunt van de KNB

De KNB verwijt de kandidaat-notaris het volgende.
Klachtonderdeel 1(Voorlichtingsplicht/Belehrungsplicht)
4.1.
Uit het auditrapport van 5 februari 2015 blijkt dat de kandidaat-notaris niet respectievelijk onvoldoende invulling geeft en ook logistiek onvoldoende invulling kan geven aan zijn verplichtingen zoals omschreven in artikel 43 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna).
Klachtonderdeel 2 (Beleidsregel integere beroepsuitoefening)
4.2.
Op 10 juli 2013 is de Beleidsregel integere beroepsuitoefening door de KNB vastgesteld. Deze beleidsregel kent geen eerbiedigende maar onmiddellijke werking. Op grond van deze beleidsregel is het een notaris of de onderneming waarin deze zijn ambt uitoefent niet toegestaan om samen te werken met personen die als gevolg van een tuchtrechtelijke of gerechtelijke uitspraak het ambt van notaris niet meer mogen bekleden of niet meer als toegevoegd of waarnemend notaris mogen optreden.
4.3.
De sinds 1 maart 2011 op het kantoor [notariskantoor] werkzame [mr. X] is bij beslissing van 27 april 2010 van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Zutphen de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen voor onbepaalde duur opgelegd. De kandidaat-notaris handelt in strijd met de Beleidsregel integere beroepsuitoefening door zijn samenwerking met [mr. X] niet te verbreken, ook niet na indiening van onderhavige klacht. Deze handelwijze is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.Standpunt van de kandidaat-notaris

De kandidaat-notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de kandidaat-notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Omvang klacht
6.1.
Het hof stelt het volgende voorop. In haar klaagschrift van 1 april 2015 heeft de KNB een aantal klachten tegen de kandidaat-notaris geformuleerd. De eerste en belangrijkste klacht is dat de kandidaat-notaris niet of onvoldoende invulling geeft en ook logistiek onvoldoende invulling kan geven aan zijn Belehrungspflicht (klaagschrift onder 4.1). Een tweede klacht is dat de kandidaat-notaris handelt in strijd met de Beleidsregel integere beroepsuitoefening (klaagschrift onder 4.6). Blijkens het klaagschrift heeft de KNB verder vastgesteld dat uit het auditrapport van 5 februari 2015 erg veel andere tekortkomingen en gebreken naar voren zijn gekomen die meebrengen dat het kantoor [notariskantoor] op het gebied van kwaliteit en integriteit in zeer zwaar weer verkeert. De KNB heeft weliswaar opgemerkt dat deze tekortkomingen en gebreken de naar voren gebrachte klachten (in ieder geval de eerste klacht) inkleuren en/of versterken maar ervoor gekozen deze tekortkomingen en gebreken niet tot onderdeel te maken van (een) zelfstandige klacht(en) (klaagschrift onder 4.8).
6.2.
Op grond van artikel 107 lid 4 Wna behandelt het hof de zaak in hoger beroep opnieuw en in volle omvang. Dit betekent dat alleen in beschouwing worden genomen de klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Het voorgaande brengt mee dat uitsluitend de twee door de KNB in haar klaagschrift geformuleerde zelfstandige klachtonderdelen ter beoordeling aan het hof voorliggen.
Voorlichtingsplicht/Belehrungspflicht, art. 43 lid 1 Wna
6.3.
Op grond van art. 43 lid 1 Wna is een notaris verplicht partijen bij een akte in de gelegenheid te stellen tijdig voor het passeren van de inhoud hiervan kennis te nemen en partijen de zakelijke inhoud van de akte mee te delen en daarop een toelichting te geven voordat hij tot passeren overgaat. Zo nodig wijst hij daarbij tevens op de gevolgen die voor (een van) partijen uit de inhoud van de akte voortvloeien. Hierbij mag van de notaris een actieve rol worden verwacht. Blijkens de wetsgeschiedenis van art. 43 lid 1 Wna (Nota naar aanleiding van het Verslag, Kamerstukken II 23706, nr. 6, p. 50) mag een notaris aannemen dat hij op juiste wijze aan zijn voorlichtingsplicht heeft voldaan indien hij ervan overtuigd is dat de verschijnende personen hebben begrepen wat de inhoud van de akte is. Het vervullen van de voorlichtingsplicht behoort volgens vaste rechtspraak tot de essentie van het notariële ambt en dient als een integraal onderdeel van het passeren van de akte te worden beschouwd. Het hof verwijst naar zijn beslissing van 23 juni 2011 (ECLI:NL:GHAMS:2011:BT2343).
6.4.
Uit de stukken en de verklaringen van partijen tijdens de zitting op 10 mei 2016 kan worden opgemaakt dat in 2014 op het kantoor [notariskantoor] meer dan 10.000 akten zijn gepasseerd door de kandidaat-notaris en [kandidaat-notaris 3] samen. De kandidaat-notaris heeft erkend dat het passeren van een dergelijk aantal akten per jaar niet wenselijk is en heeft daarom enkele wijzigingen doorgevoerd in de leiding en organisatie van zijn kantoor waardoor het aantal gepasseerde akten in 2015 is teruggebracht tot 7.400. Zo heeft de kandidaat-notaris zijn tarieven verhoogd en zijn de besprekings- en passeerafspraken van 30 naar 45 minuten gebracht. Tot 1 maart 2015 heeft de kandidaat-notaris de akten samen met [kandidaat-notaris 3] gepasseerd. Na het vertrek van
[kandidaat-notaris 3] per die datum heeft de kandidaat-notaris de akten tijdelijk alleen gepasseerd. Sinds juni 2015 is [notaris A] als tweede protocolhouder aan het kantoor [notariskantoor] verbonden en zijn de akten gepasseerd door de kandidaat-notaris en [notaris A] samen. Tot aan de zitting op 10 mei 2016 hebben de kandidaat-notaris en [notaris A] 2.661 akten gepasseerd op basis waarvan het totaal aantal akten in 2016 door de kandidaat-notaris wordt geschat op 7.500.
6.5.
De KNB voert aan dat het niet ter zake doet welke rekensom ook op een dermate hoog aantal akten per jaar wordt losgelaten, omdat er maar één conclusie mogelijk is en die is dat er voor de kandidaat-notaris per akte veel en veel te weinig tijd overblijft om op reële en verantwoorde wijze aan zijn voorlichtingsplicht invulling te geven. Daarnaast blijft bij een dergelijke passeerlast weinig tot geen ruimte over voor intern overleg, controlemomenten en/of kennisoverdracht binnen het kantoor.
6.6.
De kandidaat-notaris heeft de verwijten van de KNB gemotiveerd tegengesproken en (samengevat) het volgende aangevoerd. Het overgrote deel van de door het kantoor [notariskantoor] gepasseerde akten betreft rechtshandelingen van eenvoudige en begrijpelijke aard. Het passeren van dergelijke akten kost minder tijd dan het passeren van akten van (meer) complexe aard. Het kantoor [notariskantoor] heeft volgens de kandidaat-notaris een ‘unieke professionele productielijn’ ontwikkeld waarbij de minuutakte (en andere daarvoor in aanmerking komende documenten) tijdens de passeersessie op de wand wordt geprojecteerd. Een visueel beeld dat op de verschillende onderdelen wordt toegelicht heeft een veel sterkere impact op de verschenen partijen dat het simpel aanhoren van een uiteenzetting zonder visueel beeld. De KNB is er kennelijk van overtuigd dat de kandidaat-notaris niet aan zijn voorlichtingsplicht kan hebben voldaan maar de kandidaat-notaris heeft ondanks het grote aantal door hem gepasseerde akten nog nooit enige tucht- of andersoortige klacht gekregen vanwege tekortschietende voorlichting. De KNB verwijt de kandidaat-notaris dat hij onvoldoende invulling geeft aan zijn voorlichtingsplicht maar laat na dit verwijt nader feitelijk te onderbouwen. In de periode januari 2014 tot en met november 2014 heeft de kandidaat-notaris (afgerond) 9.700 akten gepasseerd maar daarvoor hoefde hij in totaal hooguit 5.356 passeerafspraken te maken. Daarbij bestaat geen vaste regel die een minimale tijdspanne voorschrijft voor het passeren van een akte.
6.7.
De kamer heeft klachtonderdeel 1 gegrond verklaard omdat (kort gezegd) de kandidaat-notaris bij het passeren van 7.000 akten of meer per jaar niet voldoende aan
Belehrungkan hebben gedaan. Het hof is van oordeel dat het feit dat de kandidaat-notaris meer dan 7.000 akten per jaar passeert niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt dat de kandidaat-notaris dan wel tekort moet schieten in zijn voorlichtingsplicht. Concrete voorbeelden dat dit het geval is geweest en dat, voor zover daarvan sprake is geweest, deze gevallen niet op zichzelf staan, ontbreken. De KNB heeft ook niet weersproken dat de gepasseerde akten hoofdzakelijk rechtshandelingen van eenvoudige aard betroffen en deels zonder afspraak konden worden gepasseerd. Uit het voorgaande volgt dat klachtonderdeel 1 ongegrond is. Dit laat onverlet dat het passeren van een dermate hoog aantal akten onwenselijk is omdat het de kandidaat-notaris wel moet ontbreken aan voldoende tijd voor het verrichten van de bijbehorende werkzaamheden die aan het voeren van een dergelijk notarispraktijk zijn verbonden. Het hof noemt onder meer het indienen van kadasterstukken, het verrichten van betalingen, intern overleg en de verplichte her- en bijscholing. Hierop heeft klachtonderdeel 1 echter geen betrekking.
Klachtonderdeel 2 (Beleidsregel integere beroepsuitoefening)
6.8.
De KNB verwijt de kandidaat-notaris dat hij het dienstverband tussen [notariskantoor] en
[mr. X] niet heeft beëindigd nadat de KNB op 10 juli 2013 de Beleidsregel integere beroepsuitoefening had vastgesteld. De kandidaat-notaris heeft hiertegen aangevoerd dat
[mr. X] noch hijzelf na vaststelling van de beleidsregel door de KNB een directe aanwijzing heeft ontvangen waarin hij is gewezen op de uitleg en gevolgen die de KNB nu aan deze beleidsregel geeft. Het besluit van 15 juli 2015 tot schrapping van [mr. X] als lid van de KNB kwam dan ook volslagen onverwacht.
6.9.
De kamer heeft overwogen dat niet vanzelfsprekend is dat door de inwerkingtreding van de beleidsregel het reeds bestaande dienstverband tussen [notariskantoor] en [mr. X] op die enkele grond beëindigd had kunnen worden. De kamer heeft daarbij in aanmerking genomen dat de beleidsregel slechts bepaald hoe de KNB gebruik kan maken van de haar toegekende bevoegdheid. Naar het oordeel van de kamer is het nalaten van de kandidaat-notaris het dienstverband met [mr. X] te beëindigen in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarbij heeft de kamer meegewogen dat de KNB van begin af aan op de hoogte was van de situatie van [mr. X] maar pas in juli 2015 stappen tegen hem heeft ondernomen. De KNB heeft geen goede verklaring kunnen geven voor dit tijdverloop van twee jaar. Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer en met de gronden waarop dit oordeel berust. In hoger beroep zijn geen argumenten naar voren gekomen die tot een ander oordeel moeten leiden.
Conclusie
6.10.
De klacht is in alle onderdelen ongegrond. De beslissing van de kamer kan daarom niet in stand blijven. Het hof zal die beslissing voor de duidelijkheid in haar geheel vernietigen.
6.11.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.12.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, C.H.M. van Altena en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2016 door de rolraadsheer.