ECLI:NL:GHAMS:2016:3124
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot de naleving van een betalingsregeling en de inhoud van de dagvaarding
In deze zaak gaat het om een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder. De klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze in strijd met een eerder gemaakte betalingsregeling de volledige hoofdsom heeft gevorderd in de dagvaarding, zonder melding te maken van de regeling. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die de klacht van de klager gegrond had verklaard en de gerechtsdeurwaarder had berispt. De gerechtsdeurwaarder heeft echter betoogd dat de regeling niet meer van kracht was, omdat de klager niet had voldaan aan de betalingsverplichtingen en de regeling rechtsgeldig was ontbonden.
Tijdens de behandeling van de zaak op 16 juni 2016 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. De klager heeft gesteld dat de gerechtsdeurwaarder de regeling had moeten vermelden in de dagvaarding, maar het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder geen reden had om aan te nemen dat de klager zich op het standpunt zou stellen dat de regeling nog van kracht was. Het hof concludeert dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de regeling niet te vermelden in de dagvaarding.
Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de kamer vernietigd en de klacht van de klager ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 augustus 2016.