ECLI:NL:GHAMS:2016:3227

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
200.181.349/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris inzake de akte van levering van een woning en de ontvankelijkheid van de klacht

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een notaris die betrokken was bij de levering van een woning. Klager stelt dat de notaris de akte van levering niet had mogen passeren. De klacht is ongegrond verklaard door de kamer voor het notariaat, maar klager heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Het hof heeft op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan. Klager was van mening dat de notaris niet had voldaan aan de vereisten van de Wet op het notarisambt en dat hij niet tijdig was geïnformeerd over de passeerdatum van de akte. Het hof heeft vastgesteld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht omdat hij deze niet binnen de driejaarstermijn had ingediend. Het hof oordeelt dat klager al op 23 april 2012 op de hoogte was van het handelen van de notaris, waardoor de termijn voor het indienen van de klacht was aangevangen. Het hof merkt ten overvloede op dat de klacht ook niet gegrond had kunnen worden bevonden, omdat de notaris op grond van rechterlijke beslissingen verplicht was om mee te werken aan de levering van de woning. De beslissing van de kamer is vernietigd en klager is alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.181.349/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2015/74
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 augustus 2016
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. T.P. Hoekstra, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 3 december 2015 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 4 november 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:41). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard.
1.2.
Op 7 januari 2016 heeft het hof per fax (en op 11 januari 2016 per gewone post) van klager een aanvullend beroepschrift ontvangen.
1.3.
De notaris heeft op 2 februari 2016 een verweerschrift - met bijlage - bij het hof ingediend.
1.4.
Op 20 mei 2016 heeft het hof van klager aanvullende producties ontvangen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 mei 2016. Klager en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager en de gemachtigde van de notaris aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
Op de zitting heeft de notaris geen bezwaar gemaakt tegen de door het hof op 20 mei 2016 van klager ontvangen aanvullende producties. Hierop heeft het hof beslist dat die producties aan het dossier zijn toegevoegd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klager is op 3 januari 2008 in staat van faillissement verklaard.
3.2.2.
Bij beschikking van 31 mei 2010 heeft de rechter-commissaris in het faillissement van klager de curator mr. [naam] ex artikel 69 van de Faillissementswet (opnieuw) gemachtigd om de tot de failliete boedel behorende woning (hierna: de woning) te verkopen aan de huurders van de woning, te weten [naam meneer] en [naam mevrouw] (hierna: [huurders] ), een en ander overeenkomstig een door [huurders] en de curator op 16 mei 2010 respectievelijk 26 mei 2010 ondertekende koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst).
3.2.3.
In de koopovereenkomst is de notaris (of diens plaatsvervanger) aangewezen om de leveringsakte te passeren. De koopovereenkomst is gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de curator machtiging verkrijgt van de rechter-commissaris in het faillissement of in hoger beroep van de rechtbank, dan wel in cassatie van de Hoge Raad, voor het aangaan van de koopovereenkomst (artikelen 3.1. en 11.1 van de koopovereenkomst).
3.2.4.
Klager is tegen voormelde beschikking van 31 mei 2010 van de rechter-commissaris in beroep gekomen. De rechtbank [plaats] heeft bij beschikking van 6 december 2010 het hoger beroep van klager gegrond verklaard, de beschikking van 31 mei 2010 van de rechter-commissaris vernietigd en aan de curator (alsnog zelf) een machtiging verleend. De beschikking van 6 december 2010 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Klager heeft tegen deze beschikking cassatieberoep ingesteld.
3.2.5.
Op 2 september 2011 heeft de Hoge Raad voormeld cassatieberoep verworpen.
3.2.6.
De curator mr. [naam] is op 27 februari 2012 vervangen door mr. [naam] .
3.2.7.
Bij vonnis in kort geding van 28 maart 2012 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank [plaats] in de hoofdzaak tussen [huurders] en de notaris aan laatstgenoemde bevolen zijn medewerking te verlenen aan het passeren van de akte van levering van de woning, onder de voorwaarde dat de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst tussen de curator en [huurders] niet binnen drie weken na de datum van het vonnis door de curator of [huurders] is aangetast. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De curator noch [huurders] hebben binnen die periode de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst aangetast.
3.2.8.
Bij fax van 10 april 2012 heeft klager aan de notaris onder meer medegedeeld dat het vonnis van 28 maart 2012 een juridische dwaling bevat en dat de notaris tegen dat vonnis “alsnog tijdig (turbo spoed) appel” dient in te stellen en dat de notaris ook schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis dient te vorderen.
3.2.9.
Op 18 april 2012 heeft klager zelf hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 28 maart 2012.
3.2.10.
Bij fax van 23 april 2012 heeft klager de notaris medegedeeld dat hij aanneemt dat de notaris de akte van levering voorlopig nog niet zal passeren zolang er nog niet op het door klager ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van 28 maart 2012 is beslist. Verder heeft klager bij diezelfde brief aan de notaris meegedeeld:
“Voorts dient u mij, in het geval dat u ondanks bovenstaande feiten en omstandigheden toch alsnog overgaat tot het passeren van de akte van levering, conform 5.5 van uw pleitnotities van 14 maart 2012 minimaal zeven werkdagen van te voren te informeren omtrent de datum van het passeren van de leveringsakte”.
3.2.11.
De gemachtigde van de notaris heeft klager bij fax van 23 april 2012 het volgende bericht:
“De Notaris heeft kennis genomen van uw faxen van 10 april 2012 en 23 april 2012. Anders dan u ziet de Notaris geen reden om hoger beroep in te stellen tegen het kort gedingvonnis van de rechtbank [plaats] van 28 maart 2012. De curator heeft inmiddels schriftelijk bevestigd dat het transport moet doorgaan. (..) Het transport zal op maandag 7 mei aanstaande om 11:00 uur plaatsvinden. Met deze fax heeft de Notaris aan zijn toezegging u daarvan op de hoogte te stellen voldaan”.
3.2.12.
Bij fax van 4 mei 2012 heeft een medewerker van het kantoor van de notaris (hierna: de medewerker) aan klager medegedeeld dat op verzoek van de curator de overdracht van de woning tot nader order is uitgesteld.
3.2.13.
Op 14 mei 2012 heeft bij de rechtbank [plaats] de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het hoger beroep van klager tegen de begin mei 2012 door de rechter-commissaris gegeven beschikkingen ex artikel 69 van de Faillissementswet, waarbij de rechter-commissaris de verzoeken van klager heeft afgewezen, waaronder het verzoek de curator te verbieden zijn medewerking te verlenen aan het passeren van de leveringsakte.
3.2.14.
Op diezelfde dag heeft de medewerker aan klager bij fax het volgende laten weten:

Vooruitlopend op en afhankelijk van de uitkomst hedenmiddag van de verzoekschriftprocedure als bedoeld in artikel 69 van de Faillissementenwet bericht ik u dat er vorige week donderdag in de agenda van notaris [de notaris] opnieuw een afspraak is gepland voor het passeren van de leveringsakte (..), en wel op dinsdag 22 mei 2012 om 15.00 uur”.
3.2.15.
Bij beslissing van 15 mei 2012 heeft de rechtbank [plaats] de onder 3.2.13. bedoelde beschikkingen van de rechter-commissaris bekrachtigd.
3.2.16.
Bij fax van 21 mei 2012 heeft klager aan de notaris onder meer het volgende bericht:
“Naar aanleiding van uw telefax aan mij van maandag 14 mei 2012 om 17:03 uur bericht ik u als volgt.
(..)
Nu de termijn tussen uw telefax aan mij van 14 mei 2012 en de geplande levering d.d. 22 mei 2012, mede ivm Hemelvaartsdag en de dag na Hemelvaartsdag, bij lange na geen zeven werkdagen is dient er in ieder geval een nieuwe datum te worden vastgesteld voor het passeren van de leveringsakte waarbij in ieder geval minimaal zeven werkdagen zijn gelegen tussen het moment waarop u mij hierover informeert en de daadwerkelijke levering zodat deze termijn voldoende voorafgaand is om ook mijn rechten, waaronder het instellen van cassatie tegen de beschikking van de rechtbank [plaats] van 15 mei 2012, te waarborgen”.
3.2.17.
Op 22 mei 2012 heeft de notaris de akte van levering van de woning gepasseerd. Een dag later hebben [huurders] , ten overstaan van notaris mr. [naam] , de woning geleverd aan derden.
3.2.18.
Op 31 juli 2012 is het beroep van klager tegen het vonnis van 28 maart 2012 wegens gebrek aan belang afgewezen.

4.Standpunt van klager

In de kern komt de klacht van klager erop neer dat de notaris de akte van levering van de woning niet had mogen passeren. Hiertoe heeft klager het volgende aangevoerd.
- Aan de levering van de woning is geen schriftelijke koopovereenkomst voorafgegaan, hetgeen op grond van artikel 7:2 van het Burgerlijk Wetboek wel had gemoeten.
- De notaris was ervan op de hoogte dat (een van) de kopers niet meer in de woning woonde(n) en hij had – alvorens tot het passeren van de leveringsakte over te gaan – daarvan melding moeten maken bij de rechterlijke instanties.
- De notaris heeft klager niet (tijdig) geïnformeerd over de passeerdatum 22 mei 2012, terwijl de notaris daartoe op grond van zijn toezegging in zijn pleitnotities wel gehouden was.
- De notaris heeft welbewust meegewerkt aan een ABC-levering van de woning tussen de curator, [huurders] en de opvolgende kopers van de woning.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

6.1.
De notaris heeft aangevoerd dat, anders dan de kamer heeft geoordeeld, klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht van 24 mei 2015 omdat hij deze niet tijdig, dat wil zeggen niet binnen de driejaarstermijn van artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) heeft ingediend. Volgens de notaris was klager reeds op 14 mei 2012 op de hoogte van het handelen van de notaris en niet pas, zoals klager stelt, op 25 mei 2012. Klager heeft na 14 mei 2012 geen bericht van de notaris ontvangen dat het transport (weer) werd uitgesteld. Precies op de datum en op het tijdstip die de notaris in zijn fax van 14 mei 2012 had aangekondigd, is de leveringsakte gepasseerd.
6.2.
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 99 lid 15 Wna een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, heeft kennisgenomen. Volgens vaste rechtspraak van het hof is het moment waarop een klager op enigerlei wijze bekend wordt met het handelen/nalaten van de notaris doorslaggevend.
6.3.
Door de fax van 23 april 2012 van de notaris is klager ervan op de hoogte geraakt dat de notaris op korte termijn zou zorgdragen voor het passeren van de akte van levering van de woning. Het passeren is daarna twee weken uitgesteld, maar uit de aan klager verstuurde berichten van 4 en 14 mei 2012 blijkt niet dat de notaris zijn medewerking aan het passeren niet (meer) op korte termijn zou verlenen. Het hof is dan ook van oordeel dat de driejaarstermijn is aangevangen op 23 april 2012. Nu klager zijn klacht op 24 mei 2015 heeft ingediend, is hij daarmee te laat. Hij is dan ook, anders dan de kamer heeft geoordeeld, niet-ontvankelijk in zijn klacht.
6.4.
Ten overvloede merkt het hof op dat de klacht niet gegrond had kunnen worden bevonden omdat de notaris, ondanks de bezwaren van klager, op grond van rechterlijke beslissingen gehouden was mee te werken aan de levering van de woning.
6.5.
Nu het hof tot een andere beslissing komt dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven en zal deze beslissing worden vernietigd.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, C.P. Boodt en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2016 door de rolraadsheer.