ECLI:NL:GHAMS:2016:3324

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2016
Publicatiedatum
16 augustus 2016
Zaaknummer
200.180.294/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling vernietigd na gedragsverandering en plan van aanpak voor nieuwe schulden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, hebben appellanten [X] en [Y] in hoger beroep een verzoek ingediend tot beëindiging van hun schuldsaneringsregeling. Op 12 januari 2016 had het hof reeds een tussenarrest uitgesproken en op 11 maart 2016 werd een plan van aanpak ingediend door de advocaat van appellanten, mr. M. Baadoudi. Dit plan was gericht op het aflossen van nieuwe schulden, die waren ontstaan tijdens de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder, M.R. Kuijper, heeft op 30 maart 2016 gereageerd op het plan en een verslag ingediend over de gang van zaken in de schuldsaneringsregeling.

Tijdens de zitting op 5 april 2016 zijn appellanten verschenen, bijgestaan door hun advocaat, en is het standpunt van appellanten nader toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat appellanten gedurende enige tijd niet voldaan hebben aan hun informatieverplichtingen en nieuwe schulden hebben laten ontstaan. Echter, appellanten hebben ingezien dat zij niet op de goede weg zaten en hebben stappen ondernomen om hun situatie te verbeteren, waaronder het zoeken naar een beschermingsbewindvoerder en het indienen van een plan van aanpak.

Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende grond is voor tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Daarom is besloten om de looptijd van de schuldsaneringsregeling met maximaal twee jaar te verlengen, tot 20 augustus 2018. Het hof heeft benadrukt dat alle verplichtingen voor appellanten onverkort van kracht blijven en dat zij deze dienen na te komen. De beslissing van het hof is op 12 april 2016 openbaar uitgesproken, en appellanten hebben de mogelijkheid om binnen acht dagen beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.180.294/01
insolventienummers rechtbank : C/15/481/2013 R en C/15/482/2013 R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 april 2016
in de zaak van

1.[X] ,

2. [Y] ,
beiden wonende te Heemstede,
appellanten,
advocaat: mr. M. Baadoudi te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna [X] c.s. genoemd, dan wel [X] en [Y] afzonderlijk.
Op 12 januari 2016 heeft het hof in deze zaak een tussenarrest uitgesproken, waarnaar het hof verwijst.
Bij brief van 11 maart 2016 heeft de advocaat van [X] c.s. het hof en de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling, M.R. Kuijper, een plan van aanpak doen toekomen. De bewindvoerder heeft daarop bij brief van 30 maart 2016 gereageerd en heeft tevens een verslag ingediend over de gang van zaken in de schuldsaneringsregeling van [X] c.s.
De behandeling van het hoger beroep is voortgezet op de zitting van het hof van 5 april 2016. Bij die behandeling zijn [X] c.s. verschenen, bijgestaan door mr. Baadoudi voornoemd, die het standpunt van [X] c.s. nader heeft toegelicht. Verder is de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling verschenen.
Vervolgens is uitspraak bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Naar uit het tussenarrest van 12 januari 2016 blijkt is de behandeling van het hoger beroep aangehouden teneinde [X] c.s. de gelegenheid te bieden een plan van aanpak over te leggen voor aflossing van de nieuwe schulden uitgaande van een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling met maximaal twee jaar.
2.2
In dat verband hebben [X] c.s. een aflossingsschema overgelegd. Hieruit blijkt van de volgende nieuwe schulden en betalingsregelingen: 1) belastingschuld ad € 4.716,- waarop maandelijks € 223,- wordt afgelost; 2) schuld aan Fa-med ad € 291,14 waarop maandelijks € 10,- wordt afgelost; 3) schuld aan Electrabel ad € 371,05 waarop maandelijks € 53,- wordt afgelost; 4) schuld aan Waternet ad € 530,71 waarop maandelijks € 50,- wordt afgelost; 5) schulden aan Zilveren Kruis ad in totaal € 5.557,09 waarop maandelijks € 50,- wordt afgelost en waarop meer zal worden afgelost zodra de schuld aan de belastingdienst is ingelopen. Daarnaast hebben [X] c.s. meegedeeld dat zij kwijtschelding hebben verzocht ter zake van de gemeentebelastingen en dat zij binnen acht weken een beslissing daarop verwachten. Met betrekking tot de huurschuld is volgens [X] c.s. gebleken dat er geen nieuwe schuld is opgebouwd. [X] c.s. hebben voorts aangegeven dat zij aanstaande vrijdag een intakegesprek hebben met een beoogd beschermingsbewindvoerder en dat het de bedoeling is dat het verzoek tot het instellen van beschermingsbewind daarna zo spoedig mogelijk bij de rechtbank zal worden ingediend en dat de beoogde beschermingsbewindvoerder gevraagd zal worden alvast zijn werkzaamheden aan te vangen.
2.3
De bewindvoerder heeft in haar verslag goedkeuring verleend aan het plan van aanpak. Zij heeft vooruitlopend op een en ander bovendien toestemming van de rechter-commissaris gekregen om in de vtlb-berekening een correctie toe te passen voor de kosten van het beschermingsbewind.
2.4
Het hof stelt vast dat [X] c.s. gedurende enige tijd in onvoldoende mate hebben voldaan aan de informatieverplichting en bovendien nieuwe bovenmatige schulden hebben laten ontstaan, zoals hierboven onder 2.2 weergegeven. [X] c.s. hebben echter ingezien dat zij niet op de goede weg zaten en hebben verandering in hun situatie aangebracht. Zij hebben een beschermingsbewindvoerder gezocht en [X] wil er alles aan doen om zijn baan te behouden. Op 11 maart 2016 hebben [X] c.s. bovendien een plan van aanpak overgelegd om de nieuw ontstane schulden binnen de (verlengde) looptijd van de schuldsaneringsregeling te voldoen, welk plan zij in samenwerking met de beschermingsbewindvoerder willen effectueren.
Ter zitting in hoger beroep van 5 april 2016 heeft de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling aangegeven dat zij er vertrouwen in heeft dat [X] c.s. de nieuwe schulden zullen kunnen voldoen als zij zich houden aan het opgestelde plan van aanpak en blijvend hulp accepteren van de beschermingsbewindvoerder.
2.5
Het vorenoverwogene in aanmerking genomen bestaat thans onvoldoende grond voor tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Het hof zal [X] c.s. dan ook in de gelegenheid stellen de schuldsaneringsregeling voort te zetten en zal de looptijd van de schuldsaneringsregeling verlengen met de maximale duur van twee jaar. Daarbij wordt opgemerkt dat alle voor [X] c.s. geldende verplichtingen onverkort van kracht blijven en dat zij deze stipts dienen na te komen. Dat betekent onder meer dat [X] c.s. gehouden zijn uit eigen beweging de bewindvoerder alle informatie te geven waarom wordt verzocht alsmede die informatie waarvan zij redelijkerwijs kunnen weten dat die van belang is voor de schuldsaneringsregeling. Bovendien dienen [X] c.s. de nieuwe schulden vóór het einde van de schuldsaneringsregeling te hebben ingelopen. Verder wordt van [X] c.s. verwacht dat zij er alles aan doen hun goederen zo spoedig mogelijk onder bewind te doen stellen ter zake waarvan de kosten zullen kunnen worden gecorrigeerd in de vtlb-berekening, een en ander zoals de bewindvoerder heeft aangegeven. Na afloop van de termijn van de schuldsaneringsregeling zal bekeken moeten worden of [X] c.s. de verplichtingen naar behoren zijn nagekomen en of aan hun de zogenoemde schone lei zal worden verleend.

3.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de vonnissen waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
- wijst de verzoeken tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verlengt de duur van de schuldsaneringsregelingen met in totaal 24 maanden, derhalve tot 20 augustus 2018;
- verstaat dat de rechtbank te zijner tijd bij gelegenheid van de beëindiging van de schuldsaneringsregelingen alsnog zal bepalen of aan [X] c.s. de zogenoemde schone lei wordt verleend.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, H.J.M. Boukema en E.A.G.M. Waaijers en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.