ECLI:NL:GHAMS:2016:3633

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
23-000503-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake feitelijke aanranding van de eerbaarheid na een avond uitgaan

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een jonge vrouw, die op 19 augustus 2012 in Haarlem plaatsvond. De verdachte en een medeverdachte zouden de vrouw hebben betast en gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen, dat het betasten van de billen geen ontuchtige handeling zou zijn. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het betasten van de billen van het slachtoffer, wat in strijd is met de sociaal-ethische norm. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, maar het hof oordeelde dat gezien de ernst van het feit en de omstandigheden, een geldboete van € 1.000,00 meer passend was. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde de verdachte een geldboete op, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele misdragingen en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

parketnummer: 23-000503-14
datum uitspraak: 12 juli 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 januari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-710692-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres] (Turkije).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juni 2015 en 28 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op 12 mei 1994) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het met zijn, verdachtes, mededader, althans alleen een en/of meermalen:
- betasten van/knijpen in de (beklede) borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- betasten van/knijpen in de (beklede) bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- zoenen op/in de mond en/of wang en/of de nek van die [slachtoffer],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het met zijn, verdachtes, mededader, althans alleen een en/of meermalen:
- die [slachtoffer] de woorden toevoegen: "Ga je met ons mee naar huis?" en/of "Wil je met ons naar bed?", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( onverhoeds) om die [slachtoffer] heen zijn gaan staan en/of
- ( onverhoeds) betasten van/knijpen in de (beklede) borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- ( onverhoeds) betasten van/knijpen in de (beklede) bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- ( onverhoeds) zoenen op/in de mond en/of de wang en/of de nek van die [slachtoffer];
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Partiële vrijspraak ten aanzien van het medeplegen

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met anderen, althans met de medeverdachte [medeverdachte], heeft begaan. Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een ander. Hoewel uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden afgeleid dat de verdachte met medeverdachte [medeverdachte] op 19 augustus 2012 te Haarlem naar [slachtoffer] is toegelopen en dat zij beiden ontuchtige handelingen bij haar hebben gepleegd, heeft het hof niet de voor een bewezenverklaring benodigde overtuiging bekomen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte.
Het hof spreekt de verdachte gelet op hetgeen hiervoor is overwogen vrij van het ten laste gelegde medeplegen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 augustus 2012 te Haarlem door een feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op 12 mei 1994) heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het betasten van en knijpen in de beklede billen van die [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheid uit het onverhoeds betasten van en knijpen in de beklede billen van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort gezegd – aangevoerd dat het betasten van billen geen ontuchtige handeling oplevert in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht en dat de verdachte om die reden van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie is sprake van ontuchtige handelingen als het gaat om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Naar het oordeel van het hof is in deze zaak het onverhoeds van achteren betasten van en knijpen in de billen van [slachtoffer] aan te merken als een seksueel getinte aanraking die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte en [slachtoffer] elkaar in het geheel niet kenden en de aanraking plaatsvond omstreeks 03.00 uur ‘s nachts op de openbare weg, kort nadat [slachtoffer] door de verdachte en zijn medeverdachte was aangesproken.
Voorts is op geen enkele wijze gebleken dat [slachtoffer] aan de verdachte kenbaar heeft gemaakt van een dergelijke aanraking gediend te zijn. Door het onverhoedse karakter daarvan werd [slachtoffer] gedwongen de ontuchtige handeling te dulden.
Het hof verwerpt het verweer.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2012 (PL1227 2012086507-6) in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina 35 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisanten(of één van hen):
Op zondag 19 augustus 2012, omstreeks 03.10 uur, bevonden wij ons in de Smedestraat te Haarlem. Ter hoogte van de fietsenstalling werden wij aangesproken door de beveiliger van de
fietsenstalling. De beveiliger verklaarde dat hij een meisje in de fietsenstalling had die huilde maar niet kon vertellen wat er was. Wij zagen het meisje staan en zagen dat er twee vrouwen zich ontfermden over het meisje. Wij zagen dat het meisje stond te huilen. Vervolgens werd ik,
verbalisant [verbalisant 1], aangesproken door een vrouw die mij op gaf te zijn genaamd: [getuige]. Zij
verklaarde dat de twee jongens die aan het meisje hadden gezeten naast haar stonden, gekleed in een wit T-shirt en de ander gekleed in een geruite blouse.
Het meisje gaf op te zijn genaamd: [slachtoffer]. Zij verklaarde dat zij buiten stond te wachten op een vriendin van haar toen er twee jongens naar haar toen kwamen en zij haar begonnen te zoenen. Tevens zaten de twee jongen met hun handen aan haar borsten en billen. Toen zij tegen de jongens zei dat zij het niet wilde, luisterden de jongens niet en gingen zij door met het betasten van haar billen en borsten. Vervolgens werd zij aangesproken door getuige [getuige] met de vraag of het wel ging. Toen zij aangaf dat ze niet wilde dat de jongens aan haar zaten, hebben getuige [getuige] en haar vriendinnen zich om [slachtoffer] ontfermd. Ik zag dat [slachtoffer] nog steeds huilde. Gezien de verklaring van getuige [getuige] en de verklaring van aangeefster [slachtoffer] zijn de twee jongens aangehouden.
2.
Een proces-verbaal van aanhouding van 19 augustus 2012 (PL1227 2012086507-2) in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina 10 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
Op zondag 19 augustus 2012, te 03.29 uur, hield ik op de locatie Smedestraat Haarlem als verdachte [verdachte] aan.
3.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] door de rechter-commissaris, van 30 augustus 2013, RC-nummer 13/1338, 13/1333 (losse bijlage).
Deze verklaring van
getuige [slachtoffer], geboren op 12 mei 1994houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
U vertelt mij dat ik vandaag gehoord word over het incident dat op 19 augustus 2012 in de
Smedestraat
(het hof begrijpt: te Haarlem)plaatsvond. Ik herinner mij die datum nog goed. Ik was die avond uit met een vriendin. Ik liep naar de fietsenstalling aan het begin van de Smedestraat. Ik zag dat twee jongens in mijn richting liepen vanaf de Grote Markt en ze kwamen eigenlijk gelijk op mij af. Een van de jongens had blond haar, de ander donker haar. De jongen met het donkere haar sprak mij in het Engels aan. De donkere jongen ging achter mij staan. Die donkere jongen zat aan mijn billen. Ik voelde hem knijpen. Hij stond achter mij. Toen ik huilde kwamen er twee dames aan. Die zeiden er wat van en toen hielden die jongens op. De mevrouw die er wat van zei sprak met stemverheffing en dat maakte best wel indruk. Ik weet niet meer wat zij precies zei, ik was namelijk erg overstuur. De jongen met het donkere haar was de enige die achter mij stond toen ik voelde dat er in mijn kont werd geknepen.
4.
Proces-verbaal van verhoor van getuige C.N. [getuige] door de rechter-commissaris van 30 augustus 2013, RC-nummer 13/1338, 13/1333 (losse bijlage).
Deze verklaring van
getuige [getuige]houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
U noemt de datum waarop het incident zou hebben plaatsgevonden. Het klopt omdat ik mij nog heel goed herinner wat ik heb gezien. Ik was die avond met een vriendin van mij een wijntje gaan drinken. Het was die avond van het jazzfestival (het hof begrijpt: op 19 augustus 2012 te Haarlem). Wij liepen vanuit de shoarmatent richting de fietsenstalling. Ik schrok heel erg. Ik zag een meisje van een jaar of 17. Ze huilde. Ik zag twee jongens haar betasten terwijl ze aan het huilen was. Ik zag een hand op haar borst, de andere jongen hield haar vast met zijn arm om haar heen en de andere hand op haar bil. Ik ben op haar toegelopen. Ik vroeg aan dat meisje: ‘wil je dit’? Ze schudde ‘nee’. Ze zei: ‘Nee, dat wil ik niet’. Ik heb daarop de politie er bij gehaald. Die twee waren gewoon op straat haar aan het betasten. Na mijn oproep heb ik de naam van de jongens op Facebook opgezocht. Ik herkende Dönertas; hij heeft zwart haar. Beide jongens waren inderdaad bezig met dat meisje. Ik weet zeker dat zij het beiden waren. En ik weet zeker dat ze aan haar borsten en billen zaten en zoenden. Het meisje trok een verkrampt gezicht en toen ik haar aansprak ging ze echt huilen.
5.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 19 augustus 2012 (PL1263 2012086507-7) in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina 51 e.v.).
Deze verklaring van
de verdachtehoudt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
We waren vannacht op Haarlem Jazz. We liepen omstreeks 03.00 uur naar onze fietsen. Dat was waar we waren aangehouden. We kwamen in gesprek met een meisje. Ik was met mijn buurman [naam].

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich na een avond uitgaan in Haarlem schuldig gemaakt aan aanranding van een jonge vrouw op de openbare weg. Hij heeft de vrouw betast aan haar billen en daarin geknepen. Door zo te handelen heeft de verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar haar ook angst aangejaagd. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat het slachtoffer in tranen was en zij verklaarde erg overstuur te zijn. Een dergelijk feit kan ook de gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving versterken.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 juni 2016 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, doch niet voor een soortgelijk feit. Het hof zal dit ten voordele noch ten nadele van de verdachte wegen.
Gezien deze omstandigheden ziet het hof in beginsel aanleiding om een taakstraf aan de verdachte op te leggen. Nu ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat aan de verdachte op 5 september 2014 een inreisverbod voor de duur van 10 jaren is opgelegd, is het hof van oordeel dat een taakstraf, evenals de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf, niet wenselijk is. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat in deze zaak toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen recht doet aan de ernst en de aard van het bewezenverklaarde misdrijf.
Mede gelet op het tijdverloop sinds het bewezenverklaarde feit (dat op 19 augustus 2012 heeft plaatsgevonden), is het hof van oordeel dat in deze zaak met het opleggen van een geldboete kan worden volstaan. Het hof constateert voorts dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 7 februari 2014. Het hof wijst arrest op 12 juli 2016, ruim 2 jaren en 5 maanden na het aanwenden van het rechtsmiddel.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete ter hoogte van 1.500,00 euro, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, in beginsel passend en geboden maar zal gelet op de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM volstaan met een strafoplegging als na te melden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. C.N. Dalebout en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 juli 2016.
[........]
.