In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Frankrijk en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was beschuldigd van diefstal uit een woning te Amsterdam op 12 augustus 2015. De tenlastelegging omvatte de diefstal van een iPhone, een Macbook, een flesje parfum en een iPod, die toebehoren aan twee slachtoffers. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van inklimming, waarbij hij via een ladder een raam heeft geopend.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De bewezenverklaring is gebaseerd op wettige en overtuigende bewijzen, en het hof heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, maar de advocaat-generaal vorderde een zwaardere straf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk.
Na afweging van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op drie maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat de verdachte een 'first offender' is in Nederland en zich in een vreemd land bevond. De uitspraak benadrukt het belang van het eigendomsrecht en de impact van woninginbraken op de veiligheid en het gevoel van veiligheid van bewoners.