In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Polen, was beschuldigd van diefstal in vereniging van een lokfiets, die op 30 september 2015 was gestolen in Medemblik. De verdachte had samen met een medeverdachte de fiets weggenomen, die toebehoorde aan de politie Noord-Holland. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 augustus 2016 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte niet de intentie had om de fiets te stelen en dat hij slechts de medeverdachte had geholpen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de verdachte tegenstrijdig waren en dat er voldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 300,00 en subsidiair zes dagen hechtenis. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof heeft benadrukt dat diefstal van fietsen een ergerlijk feit is dat schade en overlast veroorzaakt.