ECLI:NL:GHAMS:2016:3697

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
200.191.446/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot onmiddellijke voorzieningen in geschil tussen aandeelhouders van NB Holding B.V. en NB Construction Services B.V.

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 8 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen aandeelhouders van de besloten vennootschappen NB Holding B.V. en NB Construction Services B.V. Verzoeksters, aangeduid als [A] c.s., hebben op 20 mei 2016 een verzoekschrift ingediend met de vraag om onmiddellijke voorzieningen te treffen, waaronder het schorsen van een besluit tot staking van de ondernemingsactiviteiten van NB Holding en NBCS per 1 juni 2016. De verzoeksters vreesden voor een materiële liquidatie van de vennootschappen en stelden dat er gegronde redenen waren om te twijfelen aan een juist beleid en gang van zaken binnen de vennootschappen.

De Ondernemingskamer heeft de feiten van de zaak vastgesteld, waaronder de oprichting van de vennootschappen, de aandeelhoudersstructuur en de financiële situatie van NBCS. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de ondernemingsactiviteiten van NBCS in vergaande mate zijn beëindigd en dat er geen reële toekomstverwachting voor de onderneming is. De verzoeksters hebben onvoldoende zwaarwegende redenen aangetoond voor het treffen van de verzochte onmiddellijke voorzieningen. De Ondernemingskamer heeft daarom het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen afgewezen en de beslissing over het verzoek tot het gelasten van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschappen aangehouden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van zwaarwegende redenen voor het treffen van onmiddellijke voorzieningen en de terughoudendheid die de Ondernemingskamer in dergelijke gevallen in acht moet nemen. De Ondernemingskamer heeft geconcludeerd dat de omstandigheden niet voldoende zijn om in te grijpen in het bestuur van de vennootschappen, en dat de belangen van de vennootschappen niet in gevaar zijn door het huidige beleid.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.191.446/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 8 september 2016
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NB HOLDING B.V.,
gevestigd te Brielle,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NB CONSTRUCTION SERVICES B.V.,
gevestigd te Botlek-Rotterdam,
VERZOEKSTERS,
advocaten:
mr. R.F. Hofstedeen
mr. I.J.A. Tax, kantoorhoudende te Rotterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NB HOLDING B.V.,
gevestigd te Brielle,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NB CONSTRUCTION SERVICES B.V.,
gevestigd te Botlek-Rotterdam,
VERWEERSTERS,
advocaat:
mr. E.J. Bink, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. E.J. Bink, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.
Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zullen verzoeksters hierna gezamenlijk worden aangeduid als [A] c.s. Afzonderlijk zal verzoekster sub 1 worden aangeduid met [A] , NB Holding B.V. met NB Holding, en NB Construction Services B.V. met NBCS. Verweersters zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als [B] c.s. Belanghebbende zal hierna worden aangeduid met [B] .
1.2 [A] c.s. hebben bij op 20 mei 2016 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van NB Holding en NBCS over de periode vanaf 1 januari 2015;
bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
a) het besluit tot het staken van de ondernemingsactiviteiten van NB Holding en NBCS per 1 juni 2016 te schorsen;
b) NB Holding en NBCS te verbieden (verdere) uitvoering te geven aan de overdracht van activa en/of activiteiten en/of rechten en verplichtingen en/of personeelsleden per 1 juni 2016, althans die onmiddellijke voorzieningen te treffen die de Ondernemingskamer ter bescherming en behoud van de ondernemingen van NB Holding en NBCS en hun activa en activiteiten noodzakelijk acht;
c) een derde persoon of personen te benoemen tot bestuurder(s) van NB Holding;
d) [B] te schorsen als bestuurder van NB Holding dan wel haar vertegenwoordigingsbevoegdheid te beperken;
e) dan wel de voorzieningen te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht;
3) NB Holding en NBCS te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3 Op verzoek van [A] c.s. van 25 mei 2016 is de behandeling van het verzoek met instemming van [B] c.s. aangehouden. Op 7 juli 2016 hebben [A] c.s. de Ondernemingskamer verzocht het verzoek alsnog in behandeling te nemen. Bij brief van 12 juli 2016 zijn partijen opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting van 28 juli 2016 en is meegedeeld dat op die terechtzitting uitsluitend het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen zal worden behandeld. Voor zover het verzoek van [A] c.s. strekt tot het gelasten van een enquête zal het op een nader te bepalen terechtzitting worden behandeld.
1.4 [B] c.s. hebben bij op 21 juli 2016 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift
geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van [A] c.s. tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen;
voor het geval de Ondernemingskamer schorsing van [B] als bestuurder van NB Holding gelast, verzocht bij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding [A] te schorsen als bestuurder van NB Holding, NB Holdings (UK) Limited (hierna NB Holding UK te noemen) en NB Construction Services (UK) Limited (hierna NBCS UK te noemen);
met veroordeling van [A] in de kosten van het geding.
1.5 Het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 28 juli 2016. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere productie(s) te weten: producties 16 tot en met 28 van [A] c.s. en productie 1 van [B] c.s. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.

2 De feiten

De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1
NB Holding is op 24 maart 2000 opgericht. [C] (hierna [C] te noemen), via zijn tussenholding [A] , en [D] (hierna [D] te noemen), via zijn tussenholding [B] , houden ieder 50% van de aandelen in het geplaatst kapitaal van NB Holding. [A] en [B] vormen samen het bestuur van NB Holding en zijn als bestuurders zelfstandig bevoegd NB Holding te vertegenwoordigen.
2.2
NB Holding houdt alle aandelen in het geplaatst kapitaal van NBCS. NBCS is op 24 maart 2000 opgericht. NB Holding is tevens enig bestuurder van NBCS.
2.3
Artikel 20.1 van de statuten van NB Holding luidt als volgt:
“Een besluit (…) tot ontbinding van de vennootschap kan slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste drie/vierde gedeelte van het aantal uitgebrachte stemmen in een algemene vergadering van aandeelhouders waarin tenminste drie/vierde gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigd is, of indien dit laatste niet het geval is, in een tweede vergadering, bijeen te roepen en te houden binnen vier weken na de eerste, ongeacht het ter vergadering vertegenwoordigde kapitaal.
2.4
NBCS drijft een onderneming die zich richt op de olie- en gasindustrie en petrochemische industrie, zowel onshore als offshore. De onderneming houdt zich bezig met de vervaardiging en implementatie van metalen constructiewerken en delen daarvan. Zij heeft zich gespecialiseerd in warmtebehandeling (gloeitechniek) en
bolting(boutverbindingen). NBCS werkt op projectbasis voor opdrachtgevers in Nederland en Engeland. In 2015 was Allseas verreweg haar grootste opdrachtgever.
2.5
Het uitvoerend personeel van NBCS voor projectopdrachten in Engeland wordt ter beschikking gesteld door NBCS UK. Alle aandelen in NBCS UK worden gehouden door NB Holding UK. De aandelen in het geplaatst kapitaal van NB Holding UK worden – naar de Ondernemingskamer begrijpt – gehouden door NB Holding. NB Holding, NBCS, NB Holding UK en NBCS UK zullen hierna gezamenlijk aangeduid worden als de NB Construction groep.
2.6
Tussen [C] en [D] bestaat een interne taakverdeling. Deze komt er, kort gezegd, op neer dat [C] zich voornamelijk bezig houdt met de Engelse tak van de NB Construction groep, en [D] zich richt op de Nederlandse tak. De
management feesvoor de werkzaamheden van [C] en [D] ten behoeve van zowel de Nederlandse als de Engelse tak van de NB Construction groep worden maandelijks achteraf betaald door NBCS.
2.7
De NB Construction groep heeft eind 2012 de onderneming van NB Towers Services B.V. (hierna NB Towers te noemen) overgenomen. De onderneming van NB Towers richtte zich op het reviseren van productietorens in onder meer de petrochemische industrie. Ten behoeve van de exploitatie en uitbouw van de overgenomen activiteiten werd een samenwerking met een derde partner aangegaan. De overname van NB Towers is op een mislukking uitgelopen. Deze samenwerking tussen [D] en [C] met de derde partner is in 2015 geëindigd.
2.8
NBCS heeft op 10 oktober 2013 een kredietfaciliteit afgesloten bij ABN Amro Bank N.V. (hierna ABN Amro te noemen). [C] en [D] zijn in dat kader beiden ten gunste van ABN Amro een persoonlijke borgstelling aangegaan tot een bedrag van € 150.000. NBCS heeft in het kader van deze kredietfaciliteit een pandrecht verleend ten gunste van ABN Amro op haar activa.
2.9
In 2015 hebben [C] en [D] verschillende gesprekken gevoerd over een ontvlechting van hun onderlinge verhoudingen. Op 29 april 2015 heeft [B] een voorstel gedaan tot overname van het aandelenbelang van [A] in NB Holding voor € 166.250. Op 27 oktober 2015 hebben [C] en [D] onder begeleiding van hun financiële adviseurs de mogelijkheid besproken dat [C] de aandelen in de Engelse vennootschappen in handen zou krijgen en [D] de aandelen van [A] in NB Holding zou overnemen. Nadere uitwerking van het ontvlechtingsplan, waaronder de bepaling van de waarde van de over te dragen aandelen, heeft niet plaatsgevonden en tot een ontvlechting is het niet gekomen.
2.1
Vanaf 8 juli 2015 verricht [C] zijn werkzaamheden voor de NB Construction groep niet langer vanuit het kantoorpand in Nederland.
2.11
Op 3 september 2015 heeft [D] , in aanwezigheid van de externe boekhouder/administrateur van NB Holding en NBCS R.H.J. Ten Westenend (hierna Ten Westenend te noemen), namens NBCS een gesprek met ABN Amro gevoerd. Daarbij is het tussen de aandeelhouders gerezen geschil ter sprake gekomen.
2.12
Sinds 25 september 2015 is [D] enig aandeelhouder en enig bestuurder van de op 1 juli 2014 opgerichte vennootschap DRRSC Holding B.V. Tot 16 november 2015 handelde deze vennootschap onder de naam RSC Adviesbureau. Ten Westenend was tot 25 september 2015 enig aandeelhouder en enig bestuurder van DRRSC Holding B.V.
2.13
Op 10 februari 2016 heeft [D] de Engelse vennootschap N.B. Services Southport Ltd. opgericht. [D] houdt alle aandelen in het geplaatst kapitaal van die rechtspersoon en is tevens enig bestuurder.
2.14
Bij brief van 1 april 2016 heeft
key-employee[E] (hierna [E] te noemen) zijn arbeidsovereenkomst met NBCS met ingang van 1 mei 2016 opgezegd. [E] was voor diverse opdrachtgevers, waaronder de belangrijke opdrachtgever Allseas, het aanspreekpunt namens NBCS. De meest recente schriftelijke arbeidsovereenkomst van [E] met ingangsdatum 1 januari 2009 bevat de volgende bepaling:
Article 8
Employee is not allowed to undertake similar heat treatment activities in employment, independently or to participate in a similar Company as NB Construction Services B.V. during a period of 1 year after ending the contract. In case of violating this article, a fine of € 50.000,- may be demanded, or € 1.000,- per day. (…)”
Namens NBCS heeft [D] [E] op diens verzoek ontheven van eventuele uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen.
2.15
[C] heeft zich in begin 2016 beklaagd over een gebrek aan informatie. In het kader van de laatste jaarvergadering in maart 2016 heeft [A] vragen gesteld over de concept jaarrekening van NBCS over 2015, met name over de stijging in de kostprijs van de omzet en de omvang van de activa van NBCS. [C] heeft een financieel adviseur in de persoon van P. van Vuren in de arm genomen. Ten Westenend is als financieel adviseur van [D] gaan optreden. Bij e-mails van 29 februari 2016 en 15 maart 2016 hebben deze financiële adviseurs over en weer vragen beantwoord.
2.16
Bij dagvaarding van 14 april 2016 heeft [A] een kort geding aanhangig gemaakt bij de rechtbank Rotterdam (zaaknummer C/10/498769/KG ZA 16-373). Bij vonnis van 29 april 2016 heeft de rechtbank – zakelijk weergegeven – i) NBCS veroordeeld tot het betalen aan [A] van de achterstallige
management feeover de maanden januari, februari en maart 2016 alsmede de toekomstige
management feestot aan het moment van ontvlechting, ii) [B] respectievelijk [D] geboden [A] volledige en onbeperkte toegang te verlenen tot de (financiële) administratie van NB Holding en NBCS en iii) [B] respectievelijk [D] geboden [A] in staat te stellen namens NB Holding en NBCS rechtsgeldig betalingen te verrichten, een en ander onder last van het verbeurd zijn van een dwangsom.
2.17
Op 2 mei 2016 heeft op verzoek van ABN Amro een bespreking plaatsgevonden met het bestuur van NBCS. Het tussen [C] en [D] gerezen geschil en de debetstand van de bankrekening van NBCS vormden daartoe de aanleiding. Sinds dit gesprek staat NBCS onder toezicht van de afdeling Bijzonder Beheer van ABN Amro. Tijdens het vervolggesprek van 13 mei 2016 heeft [D] aan ABN Amro medegedeeld dat NBCS haar activiteiten na 31 mei 2016 zal staken.
2.18
[C] heeft in ieder geval sinds 13 mei 2016 toegang tot de bankgegevens van NBCS.
2.19
Bij brief van 17 mei 2016 heeft [A] c.s. onder meer opheldering gevraagd over betalingen namens NBCS aan onder meer N.B. Services Southport Ltd. en RCS Adviesbureau. De advocaat van [D] heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2.2
Bij brief van 23 mei 2016 heeft ABN Amro de kredietfaciliteit met onmiddellijke ingang beëindigd en bepaald dat het onder deze faciliteit geleende bedrag – op dat moment € 406.512,80 – per 1 augustus 2016 moet zijn afgelost. Tot het moment van volledige aflossing kan NBCS uitsluitend betalingen verrichten indien [C] en [D] daarmee beiden schriftelijk instemmen.
2.21
Op 7 juni 2016 heeft [E] de besloten vennootschap LD Technical Services B.V. (hierna LDT te noemen) opgericht. [E] is enig bestuurder en enig aandeelhouder van die vennootschap. Bij LTD zijn – naast [E] – vijf voormalig werknemers van NBCS werkzaam. LDT heeft de uitvoering van drie projecten voor Allseas overgenomen van NBCS.
2.22
Op 30 juni 2016 heeft [C] tezamen met zijn eigen financieel adviseur, en in het bijzijn van Ten Westenend, ten kantore van NB Holding en NBCS inzage gehad in de volledige administratie van deze vennootschappen en daarvan kopieën gemaakt.
2.23
Per e-mail van 28 juni 2016 heeft [D] namens NBCS de huurovereenkomst van het kantoor van NBCS per eind augustus 2016 opgezegd. De resterende activa van NBCS zijn of worden in overleg met pandhouder ABN Amro verkocht.
2.24
NBCS heeft thans geen lopende opdrachten meer en bij haar zijn geen werknemers meer in dienst.
2.25
NBCS heeft aanzienlijke vorderingen op (voormalige) opdrachtgevers. Indien NBCS erin slaagt de post openstaande debiteuren te incasseren, verwachten de financieel adviseurs van NBCS en [A] dat het liquidatiesaldo van NBCS zonder opkomende bijzondere kosten of vorderingen circa € 89.000 tot € 162.000 kan bedragen.
2.26
Op 2 augustus 2016 heeft een door [A] aanhangig gemaakt kort geding plaatsgevonden waarbij het al dan niet verbeurd zijn van dwangsommen door [D] respectievelijk [B] uit hoofde van het kort geding vonnis van 29 april 2016 kern van het geschil vormt.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] c.s. hebben aan hun verzoek tot het treffen van de in onderdeel 1.2 sub a t/m e weergegeven onmiddellijke voorzieningen ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van NB Holding en NBCS en dat gelet op de toestand van de vennootschappen onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Ter toelichting hebben [A] c.s. – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
i) De mededeling van [D] aan ABN Amro, werknemers en opdrachtgevers van NBCS dat laatstgenoemde en daarmee de facto ook NB Holding de ondernemingsactiviteiten per 1 juni 2016 staken, kwalificeert materieel als een ontbindingsbesluit waarvoor op grond van artikel 20.1 van de statuten van NB Holding een aandeelhoudersbesluit is vereist. Er is geen formeel aandeelhoudersbesluit genomen. Bovendien had [C] als aandeelhouder en bestuurder ingevolge artikel 2:8 BW in de besluitvorming gekend moeten worden.
ii) De materiële liquidatie van NBCS is door [D] , met uitsluiting van [C] , (zo goed als) geëffectueerd door de overdracht van de activa en activiteiten aan een (nieuwe) vennootschap van [D] waardoor sprake is van ongeoorloofde voorzetting van de activiteiten per 1 juni 2016 in een concurrerende vennootschap, een en ander vermoedelijk zonder onafhankelijke waardering en vergoeding.
iii) [D] heeft namens NBCS dubieuze en/of selectieve betalingen uitgevoerd, zonder [C] daarvoor een afdoende verklaring te kunnen geven.
iv) Er was tot voor kort sprake van een informatie-asymmetrie waarbij [C] informatie aangaande het financiële en economische beleid van NBCS en NB Holding werd onthouden en hij zich gedwongen zag toegang tot de administratie in kort geding af te dwingen.
v) [B] schaadt bij de besluitvorming omtrent de materiële liquidatie en het opzetten van concurrerende activiteiten de belangen van NBCS en NB Holding door in dat kader te handelen met een persoonlijk tegenstrijdig belang.
3.2
Onmiddellijk ingrijpen door middel van de in 1.2 sub a en b bedoelde onmiddellijke voorzieningen is volgens [A] c.s. geboden om onomkeerbare materiële liquidatie van NBCS en NB Holding te voorkomen. Ingrijpen in het bestuur door middel van de in 1.2 sub c en d genoemde onmiddellijke voorzieningen is noodzakelijk omdat [B] als (indirect) bestuurder en aandeelhouder in strijd met het uitgangspunt van collegialiteit van het bestuur en zonder rechtsgeldig aandeelhoudersbesluit eenzijdig een materiële liquidatie van NB Holding en NBCS heeft bewerkstelligd. De NB Construction groep is een goed en levensvatbaar bedrijf. Haar goed lopende onderneming dreigt echter door het handelen van [D] (Holding) te worden uitgehold, aldus [A] c.s.
3.3
[B] c.s. hebben de door [A] c.s. aangevoerde gronden voor zover zij betrekking hebben op de verzochte onmiddellijke voorzieningen bestreden en daartoe, kort gezegd, het volgende aangevoerd. Van een besluit tot liquidatie van NBCS is geen sprake. De financiële positie van NBCS is onder meer door het mislukken van de samenwerking met NB Towers sinds enkele jaren penibel. Opdrachtgevers en werknemers hebben afgehaakt. [C] heeft zich afzijdig opgesteld en [D] heeft niet meer de energie om het tij te keren. Dit alles heeft ertoe geleid dat de ondernemingsactiviteiten (zo goed als) geëindigd zijn. Afronding van de ondernemingsactiviteiten van NBCS levert naar verwachting een aan NB Holding uit te keren positief liquidatiesaldo op. Daarna kan NB Holding door [A] en [B] worden ontbonden en vereffend. Er is geen sprake van voortzetting of overdracht van de activiteiten van NBCS door [D] in een concurrerende vennootschap; voormalige opdrachtgevers van NBCS zijn overgestapt naar LDT vanwege hun relatie met [E] . [D] heeft [E] van zijn non-concurrentiebeding ontheven ter voorkoming van contractuele boetes die voor NBCS dreigden, aangezien zij als gevolg van het vertrek van [E] in de nakoming van haar verplichtingen jegens haar enige resterende opdrachtgever Allseas tekort dreigde te schieten. Voorts bestond twijfel aan de rechtsgeldigheid van het non-concurrentiebeding. [D] ontkent op enigerlei wijze gelieerd te zijn aan LDT.
3.4
[B] c.s. betwisten de noodzaak tot het benoemen van een tijdelijk bestuurder. Zij hebben daartoe aangevoerd dat de thans resterende activiteit binnen NBCS het incasseren van openstaande debiteuren is en vervolgens het aflossen van enkele crediteuren en de Belastingdienst. Zonder wederzijdse instemming van [C] en [D] kunnen geen (andere) betalingen worden verricht. Daarbij hebben NB Holding en NBCS onvoldoende financiële middelen om een tijdelijk bestuurder te kunnen betalen. Het aantrekken van nieuwe financiering is niet mogelijk gebleken omdat [C] en [D] weigeren nogmaals een persoonlijke borgstelling af te geven. [A] heeft als bestuurder volledige toegang tot de administratie, maar is geruime tijd niet meer betrokken bij de onderneming.
3.5
Bij haar beoordeling stelt de Ondernemingskamer voorop dat indien, zoals in het onderhavige geval, nog geen onderzoek is gelast, zij slechts onmiddellijke voorzieningen kan treffen indien daarvoor voldoende zwaarwegende redenen zijn en, naar haar voorlopig oordeel, er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken. Deze maatstaf noopt tot terughoudendheid.
3.6
In verband met het in het onderhavige geval gevoerde, uitsluitend tot de onmiddellijke voorzieningen beperkte debat, zal de Ondernemingskamer eerst, met inachtneming van de genoemde terughoudendheid, bezien of er met het oog op de toestand van de rechtspersonen, voldoende zwaarwegende redenen zijn voor het treffen van de gevraagde onmiddellijke voorzieningen.
3.7
De verzochte onmiddellijke voorzieningen strekken er in essentie toe (verdere) materiële liquidatie van NBCS en NB Holding te voorkomen.
3.8
De Ondernemingskamer constateert dat de ondernemingsactiviteiten van NBCS thans in vergaande mate zijn beëindigd. NBCS heeft blijkens de overgelegde concept jaarrekening in 2015 een operationeel verlies geleden van circa € 150.000 en in 2014 een operationele winst behaald van afgerond € 4.400. ABN Amro heeft per 1 augustus 2016 de kredietfaciliteit beëindigd wegens het geschil tussen [C] en [D] en een gebrek aan vertrouwen in de onderneming. Ook heeft ABN Amro NBCS onder toezicht van haar afdeling Bijzonder Beheer geplaatst. NBCS haalt geen opdrachten meer binnen; haar enige resterende opdrachtgever Allseas heeft de (verdere) uitvoering van drie lopende projecten overgedragen aan LDT. De werknemers van NBCS, waaronder haar
key-employee[E]
,zijn vertrokken waardoor bij NBCS op dit moment geen werknemers meer aanwezig zijn die voor de uitvoering van opdrachten kunnen zorgdragen. De huurovereenkomst betreffende het kantoor van NBCS is met ingang van 1 augustus 2016 opgezegd.
3.9
De Ondernemingskamer plaatst – mede in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden – haar vraagtekens bij het toekomstperspectief van de onderneming. Ter zitting is gebleken dat het geschil dusdanig is geëscaleerd dat [D] en [C] niet meer willen samenwerken. De taakverdeling binnen de NB Construction groep tussen [D] en [C] heeft ertoe geleid dat de rol van [C] , en voorts diens aanwezigheid voor wat betreft de Nederlandse vennootschappen, beperkt is geweest. [D] , die naar eigen zeggen samen met [E] verantwoordelijk was voor de acquisitie en klantencontacten in Nederland, heeft ter zitting verklaard de onderneming niet zelfstandig te kunnen en willen voortzetten. Van een concreet businessplan van [C] voor een succesvolle voortzetting van NBCS is naar het oordeel van de Ondernemingskamer onvoldoende gebleken. Voorts komt het de Ondernemingskamer, in lijn met het door [B] c.s. gevoerde verweer, niet onaannemelijk voor dat het verkrijgen van nieuwe financiering door NBCS en NB Holding onder de hiervoor geschetste omstandigheden op korte termijn niet mogelijk zal zijn, temeer nu [A] c.s. de stelling dat het opnieuw afgeven van een persoonlijke borgstelling door [C] en [D] ter verkrijging van een nieuwe financiering is uitgesloten, onvoldoende hebben weersproken.
3.1
Op grond van het voorgaande acht de Ondernemingskamer een reële toekomstverwachting voor de onderneming van NBCS niet aannemelijk, zodat ingrijpen ter bescherming van de continuïteit van NB Holding en NBCS zinledig zou zijn. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer ontbreken derhalve de voor het ingrijpen door middel van onmiddellijke voorzieningen in verband met de toestand van de rechtspersonen vereiste zwaarwegende redenen.
3.11
Gelet op de vorige overweging behoeft hetgeen partijen voor het overige met betrekking tot onmiddellijke voorzieningen naar voren hebben gebracht geen bespreking.
3.12
Aangezien er vooralsnog onvoldoende zwaarwegende redenen zijn voor het treffen van de verzochte of andere onmiddellijke voorzieningen, kan een voorlopig oordeel van de Ondernemingskamer over de gestelde redenen om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken achterwege blijven.
3.13
De slotsom is dat het verzoek van [A] c.s. tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen zal worden afgewezen en dat de beslissing op het verzoek van deze partijen tot het gelasten van een onderzoek zal worden aangehouden. Aan het voorwaardelijke tegenverzoek van [B] c.s. komt de Ondernemingskamer derhalve niet toe. Ook de beslissing omtrent de kosten van het geding zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van [A] c.s. voor zover dit strekt tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen af;
bepaalt dat de behandeling van het verzoek van [A] c.s. voor zover dit strekt tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van NB Holding B.V. en NB Construction Services B.V., gevestigd te Brielle onderscheidenlijk Botlek-Rotterdam, zal plaatsvinden op een op eerste verzoek van (een van) partijen te bepalen nadere terechtzitting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Faber, voorzitter, mr. J. den Boer en mr. M.P. Nieuwe Weme, raadsheren, en H. de Munnik en drs. M.A. Scheltema, raden, in tegenwoordigheid van
mr. S.C. Prins, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer op 8 september 2016.