Ten aanzien van de primaire vorderingen heeft de kantonrechter (onder meer) overwogen:
(1) dat tussen partijen niet in geschil is dat Chess ten aanzien van het sluiten van een huurovereenkomst voor het Pand een voorbehoud heeft gemaakt, te weten de goedkeuring van de AVA, terwijl vaststaat dat de AVA op 27 februari 2015 heeft besloten die goedkeuring niet te geven, zodat daarmee in beginsel niet is voldaan aan de voorwaarde voor het tot stand komen van de huurovereenkomst;
(2) dat ook als, zoals Overvast betoogt, de AVA eerder, namelijk op 29 januari 2015, wel haar goedkeuring had gegeven aan het sluiten van een huurovereenkomst met Overvast, hetgeen door een bevoegd bestuurder, namelijk [B] , die dag telefonisch aan Overvast is overgebracht door de mededeling dat hij ‘groen licht’ had van de AVA, dit niet leidt tot gebondenheid van Chess. (3) dat immers vaststaat dat op het voorstel tot een huurovereenkomst dat op 23 januari 2015 aan Chess is gestuurd geen schriftelijke reactie, met het besluit van de AVA, is gevolgd, zodat blijkens de tekst (zie onder 2.1.9) het voorstel is komen te vervallen;
(4) dat een mondeling ‘groen licht’ van [B] , wat daar verder ook voor betekenis aan moet worden gegeven, onvoldoende was voor het tot stand komen van een huurovereenkomst, nu partijen na 29 januari 2015 nog over allerlei details van het voorstel contact hebben gehad en de tekst is aangepast;
(5) dat het feit dat in de correspondentie na 29 januari 2015 niet meer over het voorbehoud van de AVA is gerept door Chess, nog niet wil zeggen dat dit voorbehoud kennelijk is komen te vervallen of dat Chess daarvan afstand heeft gedaan, nu het van meet af aan duidelijk is geweest dat de AVA het voorstel moest goedkeuren;
(6) dat nu Overvast zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde toestemming van de AVA, zij daarvan de bewijslast draagt maar voor het geven van gelegenheid tot bewijslevering, gezien het voorgaande, geen aanleiding bestaat.