ECLI:NL:GHAMS:2016:3747

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
200.179.577/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en afbreken van onderhandelingen over huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Overvast B.V. tegen Chess IT International B.V. en Magna Carta Chipcard Solutions B.V. over de totstandkoming van een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. Overvast, de verhuurder, stelt dat er een huurovereenkomst tot stand is gekomen met Chess, terwijl Chess betwist dat er een bindende overeenkomst is. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van Overvast afgewezen, omdat er een voorbehoud was gemaakt voor goedkeuring door de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) van Chess. De AVA heeft uiteindelijk besloten geen goedkeuring te geven, waardoor volgens de kantonrechter niet aan de voorwaarden voor de huurovereenkomst was voldaan. Overvast heeft in hoger beroep negen grieven ingediend tegen deze beslissing. Het hof heeft Overvast in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van haar stelling dat er op 29 januari 2015 een mondelinge goedkeuring van de AVA was gegeven. Het hof overweegt dat, indien Overvast in haar bewijs slaagt, de primaire vorderingen niet zullen worden toegewezen, omdat er geen definitieve overeenstemming is bereikt zonder een schriftelijk ondertekend document. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en vraagt partijen om te overwegen de zaak in der minne te regelen.

Uitspraak

________________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.179.577/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 4038886 CV EXPL 15-8933
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 september 2016
inzake
OVERVAST B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. M.J. Sarfaty te Amsterdam,
tegen

1.CHESS IT INTERNATIONAL B.V.,

gevestigd te Haarlem,
2.
MAGNA CARTA CHIPCARD SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden,
advocaat: mr. W. de Vis te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna Overvast genoemd. Geïntimeerden worden gezamenlijk Chess c.s. genoemd en afzonderlijk Chess en Magna Carta.
Overvast is bij dagvaarding van 29 oktober 2015 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 22 oktober 2015 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen haar als eiseres en Chess c.s. als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Overvast heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Chess c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in het vonnis onder 1.1 tot en met 1.17 een aantal feiten vastgesteld die zij bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Die feiten zijn de volgende.
2.1.1
Overvast is opstalgerechtigde krachtens een voortdurend recht van erfpacht van het kantoorgebouw en bijbehorend parkeerterrein aan de [adres] (hierna: het Pand).
2.1.2
Krachtens een huurovereenkomst van 6 februari 2009 huurt Magna Carta van Overvast de bedrijfsruimte op de begane grond en de eerste verdieping van het Pand, alsmede 7 parkeerplaatsen. De huur is aangegaan voor een periode van vijf jaar, ingaande 1 februari 2009, en na afloop verlengd met vijf jaar.
2.1.3
Chess is enig aandeelhouder en bestuurder van Magna Carta, een bedrijf in chipkaarten. Bestuurders van Chess zijn Jazait Beheer B.V., waarvan [A] enig aandeelhouder en bestuurder is, en Sanquin It Beheer B.V., waarvan [B] enig aandeelhouder en bestuurder is.
2.1.4
Van eind 2014 tot medio februari 2015 hebben er meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen Overvast en Chess over de huurovereenkomst met Magna Carta en de mogelijkheid van een verplaatsing van het bedrijf van Chess uit Haarlem naar het Pand aan de [adres] . Daarbij is ook de mogelijkheid besproken van een huurovereenkomst met Chess voor het hele Pand per medio 2016.
2.1.5
In een e-mail van 8 december 2014 heeft [B] aan Overvast geschreven, voor zover hier van belang:
“Dank voor het bezoek, het open gesprek vanmorgen en de moeite om ons een goed aanbod te doen. Zo goed dat ik dit serieus in onze AVA wil bespreken (...). Om dit aanbod tot besluitvorming te brengen wil ik het uitgewerkt in onze AVA brengen. (...)”
2.1.6
De besprekingen zijn daarna voortgezet en er is gesproken over een aantal elementen van een concept huurovereenkomst.
2.1.7
Chess heeft in die zelfde periode onderhandelingen gevoerd over voortzetting van de huurovereenkomst met de verhuurder van het pand in Haarlem waar zij op dat moment was gevestigd en waarvan het huurcontract medio 2016 zou eindigen.
2.1.8
Op 22 januari 2015 hebben partijen afgesproken dat het laatste voorstel van Overvast ter goedkeuring zou worden voorgelegd aan de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA), waarbij duidelijk is gemaakt dat die goedkeuring voorwaarde was voor acceptatie.
2.1.9
Op 23 januari 2015 heeft [C] , vastgoedmanager van Overvast, aan [B] een e-mail gestuurd met bijgevoegd een door partijen als ‘letter of intent’ (LOI) aangeduid document waarvan de inhoud de elementen van een huurovereenkomst tussen Overvast als verhuurder en Chess als huurder met betrekking tot het Pand bevat. In het niet ondertekende document staat, voor zover van belang:
“Ondergetekenden verklaren met ondertekening van dit document een huurovereenkomst aan te gaan onder de volgende voorwaarden:
(...)
Ontbindende voorwaarden huurder
Verhuurder is bekend dat Huurder woensdag 28 januari a.s. een aandeelhoudersvergadering staat gepland over de toekomstige huisvestingsmogelijkheden voor Huurder en Magna Carta. Huurder zal in deze vergadering goedkeuring vragen met als basis deze intentieverklaring. Als er door de aandeelhouders geen goedkeuring afgegeven wordt, kan Verhuurder in dat geval jegens Huurder geen aanspraak maken op schadevergoeding, noch op vergoeding van de ten deze gemaakte kosten.
(...)
Gezien de ontbindende voorwaarden voor de huurder, zien wij graag het besluit van de aandeelhoudersvergadering woensdag 28 januari a.s. donderdag 29 januari voor 12.00 tegemoet. Bij het uitblijven van een schriftelijke reactie komt het voorstel te vervallen.”
2.1.10
Op 28 januari 2015 is er per e-mail contact geweest over de huurfactuur van Magna Carta over december, waarbij [B] aan [C] schreef:
“(...) Neem in je antwoord mee dat als wij morgen per mail akkoord gaan met een LOI mbt een huurovereenkomst [adres] dat Overvast deze factuur crediteert. (...)”
2.1.11
Op 29 januari 2015 om 13.30 uur hebben [B] en [C] gemaild over de kosten van de inrichting van het Pand, die zou worden uitgevoerd door het bedrijf Skepp.
2.1.12
In de avond van 29 januari 2015 hebben [B] en [C] telefonisch contact gehad.
2.1.13
Op 1 en 2 februari 2015 hebben [B] en [C] gemaild over een aantal punten met betrekking tot de voorgestelde huurovereenkomst en de beëindiging van de bestaande huurovereenkomst met Magna Carta.
2.1.14
In een e-mail van 6 februari 2015 van [C] aan [B] en [A] staat:
“Excuses voor de late reactie, ik heb de opmerkingen verwerkt en de bijlage (ook de meetstaat incl. tekeningen) Bijgaand de stukken voor ondertekening, dan kan ik met II hoog aan tafel!!”
2.1.15
Op 11 februari 2015 heeft [B] aan [C] per e-mail gevraagd om een nieuwe offerte van Skepp.
2.1.16
Op 27 februari 2015 is een AVA van Chess gehouden, waarbij is besloten dat Chess in Haarlem blijft en geen huurovereenkomst aangaat met Overvast.
2.1.17
Chess heeft een nieuwe huurovereenkomst gesloten voor de bedrijfsruimte in Haarlem .

3.Beoordeling

3.1
Overvast heeft in eerste aanleg gevorderd - samengevat weergegeven - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. voor recht te verklaren dat er tussen Overvast en Chess een huurovereenkomst en tussen Overvast en Magna Carta een huurbeëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het Pand;
II. Chess te gebieden om de huurovereenkomst met bijbehorende documenten te ondertekenen en retourneren, op straffe van een dwangsom;
III. Magna Carta te gebieden, voorwaardelijk als het onder I en II gevorderde wordt toegewezen, de huurbeëindigingsovereenkomst te ondertekenen en retourneren op straffe van een dwangsom;
IV. Chess te gebieden om het Pand vanaf 1 juli 2016 daadwerkelijk, geheel en behoorlijk te gaan gebruiken en in gebruik te houden, op straffe van een dwangsom;
Subsidiair:
V. te bepalen dat het Chess niet (meer) vrij stond om zonder vergoeding de onderhandelingen betreffende de huurovereenkomst af te breken, met veroordeling van Chess tot vergoeding van de schade die Overvast heeft geleden en nog zal lijden, ten gevolge van het onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen, begroot op € 1.701.949,90 exclusief BTW, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
Zowel primair als subsidiair:
VI. Chess en Magna Carta hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de proceskosten en bij niet tijdige voldoening van de wettelijke rente over dit bedrag.
3.2.1
Aan haar primaire vorderingen heeft Overvast, samengevat, ten grondslag gelegd dat zij met Chess op 6 februari 2015 overeenstemming had bereikt over alle essentialia van een huurovereenkomst alsmede over de huurbeëindiging met Magna Carta. Daarbij is door Chess geen voorbehoud meer gemaakt of een ontbindende en/of opschortende voorwaarde gesteld, aldus Overvast. Dat is volgens haar ook logisch, aangezien [B] op 29 januari 2015 aan [C] telefonisch had laten weten groen licht te hebben gehad van de AVA. Overvast mocht op de juistheid van de opmerking van [B] afgaan, nu deze zelfstandig bevoegd bestuurder is van Chess en rechtsgeldig bevoegd Chess te vertegenwoordigen. Uit het feit dat in de voorstellen tot aanpassing van de huurovereenkomst na 29 januari 2015 het voorbehoud niet meer voorkwam, kan volgens Overvast ook worden afgeleid dat de AVA had ingestemd met het voorstel. Overvast heeft het er voor mogen en moeten houden dat de AVA haar goedkeuring heeft verleend. Gevolg van de wilsovereenstemming tussen partijen is, dat er een huurovereenkomst tot stand is gekomen, aldus nog steeds Overvast.
3.2.2
Met betrekking tot haar subsidiaire vordering heeft Overvast aangevoerd dat het Chess niet (meer) vrij stond om de onderhandelingen over de huurovereenkomst af te breken, aangezien uiteindelijk aan alle wensen van Chess is tegemoet gekomen. Als de AVA geen groen licht zou hebben gegeven, had Chess kenbaar moeten maken waar het nog aan schortte, zodat Overvast de mogelijkheid had aan de bezwaren tegemoet te komen, aldus Overvast. Zij mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de huurovereenkomst tot stand zou komen, terwijl Chess geen gerechtvaardigd belang had bij het afbreken van de onderhandelingen.
3.3.
De kantonrechter heeft zowel de primaire vorderingen als de subsidiaire vordering van Overvast afgewezen.
3.3.1
Ten aanzien van de primaire vorderingen heeft de kantonrechter (onder meer) overwogen:
(1) dat tussen partijen niet in geschil is dat Chess ten aanzien van het sluiten van een huurovereenkomst voor het Pand een voorbehoud heeft gemaakt, te weten de goedkeuring van de AVA, terwijl vaststaat dat de AVA op 27 februari 2015 heeft besloten die goedkeuring niet te geven, zodat daarmee in beginsel niet is voldaan aan de voorwaarde voor het tot stand komen van de huurovereenkomst;
(2) dat ook als, zoals Overvast betoogt, de AVA eerder, namelijk op 29 januari 2015, wel haar goedkeuring had gegeven aan het sluiten van een huurovereenkomst met Overvast, hetgeen door een bevoegd bestuurder, namelijk [B] , die dag telefonisch aan Overvast is overgebracht door de mededeling dat hij ‘groen licht’ had van de AVA, dit niet leidt tot gebondenheid van Chess. (3) dat immers vaststaat dat op het voorstel tot een huurovereenkomst dat op 23 januari 2015 aan Chess is gestuurd geen schriftelijke reactie, met het besluit van de AVA, is gevolgd, zodat blijkens de tekst (zie onder 2.1.9) het voorstel is komen te vervallen;
(4) dat een mondeling ‘groen licht’ van [B] , wat daar verder ook voor betekenis aan moet worden gegeven, onvoldoende was voor het tot stand komen van een huurovereenkomst, nu partijen na 29 januari 2015 nog over allerlei details van het voorstel contact hebben gehad en de tekst is aangepast;
(5) dat het feit dat in de correspondentie na 29 januari 2015 niet meer over het voorbehoud van de AVA is gerept door Chess, nog niet wil zeggen dat dit voorbehoud kennelijk is komen te vervallen of dat Chess daarvan afstand heeft gedaan, nu het van meet af aan duidelijk is geweest dat de AVA het voorstel moest goedkeuren;
(6) dat nu Overvast zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde toestemming van de AVA, zij daarvan de bewijslast draagt maar voor het geven van gelegenheid tot bewijslevering, gezien het voorgaande, geen aanleiding bestaat.
3.3.2
De afwijzing van de subsidiaire vordering heeft de kantonrechter gemotiveerd met de overwegingen:
(1) dat voor het tot stand komen van de huurovereenkomst met Overvast door Chess steeds een voorbehoud is gemaakt, namelijk de goedkeuring van de AVA;
(2) dat Chess tijdens de onderhandelingen met Overvast gelijktijdig onderhandelingen voerde met de verhuurder van het bedrijfspand in Haarlem waar zij al was gevestigd en de AVA moest beslissen of Chess in Haarlem zou blijven of naar Amsterdam zou verhuizen en aan de AVA een compleet financieel plaatje voor de verhuizing naar Amsterdam zou worden voorgelegd, hetgeen uiteindelijk is gebeurd op 27 februari 2015;
(3) dat van afbreken van onderhandelingen niet kan worden gesproken, nu het voorstel dat aan de AVA is voorgelegd, het eindresultaat was van de onderhandelingen en de keuze volgens Chess uiteindelijk op Haarlem is gevallen omdat dat € 100.000,-- goedkoper was, er geen verbouwing nodig was en omdat de AVA druk ervoer van Overvast en geen zin had om met een lastige verhuurder in zee te gaan;
(4) dat onder de gegeven omstandigheden niet kan worden geoordeeld dat Overvast gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat de door haar gestelde overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien onderhandelingen zouden zijn voortgezet;
3.4
Tegen voornoemde beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering, zoals hiervoor onder 3.3.1 en 3.3.2 vermeld, komt Overvast op met negen grieven. De
grieven 1 tot en met 6zijn gericht tegen de afwijzing van de primaire vorderingen, de
grieven 7 tot en met 9tegen de afwijzing van de subsidiaire vordering. Het hof zal alle grieven gezamenlijk behandelen.
3.5
Het hof stelt vast dat van de op 24 september 2015 gehouden comparitie van partijen (kennelijk) geen proces-verbaal is opgemaakt en de rechtbank geen getuigen heeft gehoord.
Daarom valt vooralsnog niet uit te sluiten dat, zoals Overvast stelt en Chess betwist, [B] bij gelegenheid van voornoemde comparitie desgevraagd heeft bevestigd dat hij op 29 januari 2015 telefonisch contact met [C] heeft gehad en daarbij de woorden “Wij hebben groen licht” of woorden van gelijke strekking heeft gebezigd. Voor het standpunt van Overvast pleit dat er vanaf 23 januari 2015 van de zijde van Overvast een concreet voorstel lag in de vorm van een LOI, hetgeen ook in de visie van Chess het geval was, gelet op haar e-mail van 28 januari 2015: “
(…) als wij morgen per mail akkoord gaan met een LOI”(zie 2.1.10).
De betwisting door Chess in hoger beroep dat [B] voornoemde woorden heeft gebezigd omdat er op 29 januari 2015 helemaal geen AVA heeft plaatsgevonden, roept bij het hof vragen op. Chess heeft immers niet inzichtelijk gemaakt dat zij aan Overvast heeft meegedeeld dat de aanvankelijk op 28 januari 2015 geplande AVA (zie LOI, geciteerd onder 2.1.9), die blijkens de e-mail van 28 januari 2015 van [B] aan [C] kennelijk is verschoven naar 29 januari 2015, helemaal geen doorgang zou vinden. Daarbij betrekt het hof eveneens dat [B] als middellijk zelfstandig bestuurder, ook zonder goedkeuring van de AVA, bevoegd was Chess te vertegenwoordigen en te binden en dat tussen 29 januari 2015 en 17 februari 2015 van de zijde van Chess geen melding meer werd gemaakt van een voorbehoud van goedkeuring door de AVA.
3.6
Gelet op het vooroverwogene en het door Overvast gedane bewijsaanbod zal het hof haar in de gelegenheid stellen bewijs te leveren van haar stelling dat [B] op 29 januari 2015 telefonisch contact met [C] heeft gehad en daarbij met de woorden “Wij hebben groen licht” of woorden van gelijke strekking aan [C] heeft meegedeeld dat de AVA van Chess haar goedkeuring had verleend. Het hof zal daartoe een datum voor getuigenverhoor bepalen. Met het oog daarop wordt partijen verzocht hun verhinderdata op te geven voor de komende maanden.
3.7
Voorts overweegt het hof thans reeds dat, als Overvast in het haar opgedragen bewijs mocht slagen, de primaire vorderingen niet zullen worden toegewezen. Uit de stellingen van partijen volgt immers niet dat partijen over de huur/verhuur van het Pand definitief overeenstemming hebben bereikt. Zij zijn immers beide professionele partijen, die gelet op de uit de overeenkomst voor hen voortvloeiende verplichtingen (een huurbedrag van € 220.000,-- per jaar voor een periode van vijf jaar) hebben moeten begrijpen dat zij niet van gebondenheid mochten uitgaan voordat zij de bereikte overeenstemming zouden hebben vastgelegd in een schriftelijk ondertekend document, hetgeen – zelfs via de ook nog niet gezette tussenstap van de ondertekening van de LOI – wel de bedoeling van partijen was, maar nooit is gebeurd. De grieven 1 tot en met 6 falen derhalve.
3.8
Bij het slagen van Overvast in haar bewijsopdracht zal het hof het hof bepalen dat het Chess niet (meer) vrij stond om zonder vergoeding de onderhandelingen betreffende de huurovereenkomst af te breken. In dat geval moet immers worden geoordeeld dat de onderhandelingen in een zo vergevorderd stadium verkeerden dat het op grond van door Chess bij Overvast gewekt gerechtvaardigd vertrouwen onaanvaardbaar zou zijn indien Chess ervan zou afzien de overeenkomst te sluiten. Alsdan moet voorts worden geoordeeld dat de omstandigheid dat Overvast vóór de AVA van 27 februari 2015 gerechtelijke procedures in het vooruitzicht had gesteld in het geval de AVA haar goedkeuring zou weigeren niet kan worden aangemerkt als onvoorziene omstandigheid die rechtvaardigt dat Chess van een overeenkomst mocht afzien. In dat geval heeft immers te gelden dat Chess bij Overvast het vertrouwen heeft gewekt dat de AVA reeds op 29 januari 2015 goedkeuring had verleend. Chess heeft niet gesteld dat zich na 29 januari 2015 andere (onvoorziene) omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan zij de onderhandelingen mocht afbreken. De stelling van Chess dat nooit is gesproken over het ROZ-model 2003, het recht van onderverhuur en het niet verzorgen van leveringen en diensten en de verlaging van het kostenniveau en dat de bepalingen over de bankgarantie niet klopten, alsmede de stelling dat met Skepp nog geen volledige wilsovereenstemming was bereikt kan Chess, bij slagen van de bewijsopdracht, niet baten. Indien Chess aan Overvast heeft meegedeeld dat het voorstel was voorgelegd aan de AVA en daar was geaccordeerd heeft Chess bij Overvast de gerechtvaardigde indruk gewekt dat dat voorstel een zodanig volledig beeld gaf van de financiële consequenties dat het als het “laatste voorstel” (zie 2.1.8) aan de AVA kon worden voorgelegd (zie 2.1.5). Overvast heeft in dat geval mogen aannemen dat de door Chess genoemde punten, zo dat al bespreekpunten waren, niet aan het sluiten van de overeenkomst in de weg zouden staan. In dit verband is van belang dat de leveringen en diensten en de verlaging van het kostenniveau reeds onderdeel waren van het aan de AVA voorgelegde voorstel (Chess heeft daarop in haar onder 2.1.10 genoemde e-mail zelfs al bij voorbaat een beroep gedaan), Overvast onbetwist heeft gesteld dat Skepp op verzoek van Overvast haar offerte tot onder het door Chess gewenste maximumbedrag heeft verlaagd en de overige genoemde punten betrekkelijk ondergeschikt waren, terwijl Overvast eveneens onbetwist heeft gesteld dat zij Chess tijdens de onderhandelingen steeds in al haar wensen is tegemoetgekomen, zodat ook om die reden moet worden aangenomen dat de genoemde kwesties, voor zover zij dat niet reeds waren, nog tot een oplossing zouden zijn gebracht. Het feit dat Chess gelijktijdig in onderhandeling was met de verhuurder van het bedrijfspand in Haarlem waar zij al was gevestigd, is niet voldoende om het afbreken van de onderhandelingen met Overvast te rechtvaardigen, aangezien bij het slagen van de bewijsopdracht ervan moet worden uitgegaan dat Chess aan Overvast heeft medegedeeld dat reeds voor verhuizing naar Amsterdam was gekozen.
3.9
Gelet op het te leveren bewijs met het daaraan verbonden procesrisico, het onder 3.8 overwogene en ter vermijding van verdere kosten geeft het hof partijen in overweging te bezien of zij na dit tussenarrest de zaak alsnog in der minne kunnen regelen. In dit verband merkt het hof nog op dat de vraag of het door Overvast gevorderde positief contractsbelang voor vergoeding in aanmerking komt zal worden beoordeeld aan de hand van de in HR 12 augustus 2008, NJ 2005/467 geformuleerde tot terughoudendheid nopende maatstaf. Het hof memoreert verder dat Chess c.s. zich tegen de hoogte van de schadevordering heeft verweerd. Overvast zal in de gelegenheid worden gesteld om bij memorie na enquête tevens in te gaan op (de hoogte van) haar schadevordering in het licht van de door Chess c.s. aangevoerde verweren en (gelet op de meer subsidiair gevorderde door het hof in goede justitie te bepalen schadevergoeding) op de hoogte van het negatieve contractsbelang. Overvast zal daarbij tevens in de gelegenheid worden gesteld uiteen te zetten welke schade zij voor, respectievelijk na 29 januari 2015 heeft geleden. Chess c.s. zullen bij antwoordmemorie na enquête in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.
3.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
laat Overvast toe tot het onder 3.6 vermelde bewijs;
beveelt dat, indien Overvast getuigen wil doen horen, een getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. J.M. de Jongh, daartoe tot raadsheer‑commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen dag en uur;
bepaalt dat de advocaat van Overvast
uiterlijk op 27 september 2016 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van partijen, hun advocaten en de voor te brengen getuigen in de periode van oktober 2016 tot en met december 2016 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een datum te bepalen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, E.M. Polak en J.M. de Jongh en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 september 2016.