ECLI:NL:GHAMS:2016:3924
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- W.H.F.M. Cortenraad
- C.M. Aarts
- G.C. Boot
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van vennoot na uittreden en aansprakelijkheid voor facturen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellante] en Batist Administratieve Dienstverlening V.O.F. [appellante] was vennoot van de vennootschap onder firma Snackbar [X] van 1 augustus 2012 tot en met 30 april 2013. Batist had facturen gestuurd voor boekhoudkundige diensten die betrekking hadden op de periode waarin [appellante] vennoot was, maar ook op een periode waarin haar echtgenoot, [A], als vennoot was opgetreden. [appellante] betwistte de bevoegdheid van [A] om namens [X] opdrachten te geven aan Batist, aangezien hij per 1 augustus 2012 was uitgetreden als vennoot. Het hof oordeelde dat Batist gerechtvaardigd had vertrouwd op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [A] op basis van de omstandigheden en de eerdere samenwerking. Het hof verwierp de grieven van [appellante] en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellante] werd veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen aan Batist, inclusief de proceskosten.