In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Syrië in 1993, was eerder vrijgesproken door de rechtbank Amsterdam van het ten laste gelegde feit van het voorhanden hebben van een vals of vervalst paspoort. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat er geen hoger beroep openstond tegen de vrijspraak van de politierechter. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak.
Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 20 september 2016 uitgevoerd en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De verdachte had een Syrisch paspoort dat hij via een tussenpersoon had verkregen, en het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van gebruik van het paspoort niet meer kon twijfelen aan de echtheid ervan. De advocaat-generaal had gevorderd tot een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het paspoort vals was. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.
Het hof heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, waaronder een verblijfsvergunning en identiteitskaarten. De beslissing van het hof is genomen in het kader van de rechtsbescherming van de verdachte en de beoordeling van de authenticiteit van het paspoort, waarbij het hof de eerdere goedkeuring door de Falsificaten Schiphol Desk in aanmerking nam. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit en de in beslag genomen voorwerpen teruggegeven.