ECLI:NL:GHAMS:2016:411

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
8 februari 2016
Zaaknummer
23-001699-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en bewijsuitsluiting in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Schiphol, van 2 april 2013. De verdachte, geboren in Joegoslavië in 1988, werd beschuldigd van mensensmokkel. De tenlastelegging omvatte het helpen van migranten bij hun toegang tot Nederland, waarbij gebruik werd gemaakt van valse reisdocumenten. Tijdens de zitting op 21 januari 2016 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat het proces-verbaal van een getuige niet gebruikt kon worden voor het bewijs, omdat de verdenking voornamelijk op deze verklaring berustte. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de getuige voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, zoals sms-berichten die door de verdachte naar de migranten waren gestuurd. Het hof verwierp het verweer van de verdediging en oordeelde dat de verdachte schuldig was aan mensensmokkel, meermalen gepleegd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, maar het hof besloot de straf te matigen tot twee maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het incidentele karakter van het misdrijf. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en de verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

parketnummer: 23-001699-13
datum uitspraak: 4 februari 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Schiphol, van 2 april 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-800067-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] (Joegoslavië) op [geboortedag 1] 1988,
adres: [adres]).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 janauri 2013 tot en met 13 januari 2013 te Londen, Groot Brittannië en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland (een) ander(en), te weten
- [migrant 1], geboren op [geboortedag 2] 1986 te [geboorteplaats 2] en/of
- [migrant 2], geboren op [geboortedag 3] te [geboorteplaats 3]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft zij, verdachte,
- met (een) ander(en) contact onderhouden en/of afspraken gemaakt en/of instructies doorgegeven en/of ontvangen en/of
- van Londen naar de luchthaven Schiphol gereisd en/of
- met voornoemd(e) perso(o)n(en) contact onderhouden en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of afspraken gemaakt en/of
- voor/aan voornoemd(e) perso(o)n(en) (een) vliegticket(s) geregeld en/of verstrekt en daarbij voor/ namens voornoemd(e) perso(o)n(en) het woord gevoerd en/of
- voornoemd(e) perso(o)n(en) instructies gegeven en/of
- voor voornoemde [migrant 1] diens onvervalste documenten bij zich gedragen,
terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
De raadsman heeft bepleit dat de het proces-verbaal van de verdachte [migrant 1] niet kan worden gebruikt voor het bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [migrant 1] de enige is die expliciet heeft verklaard dat de verdachte wist dat de Griekse reisdocumenten van [migrant 1] en [migrant 2] vals waren. Aangezien de verdenking tegen de verdachte aldus ‘solely or to a decisive extent’ berust op de verklaring van [migrant 1] en de verdediging haar – ondanks verzoeken daartoe – niet als getuige heeft kunnen horen, kan dier verklaring in lijn met het arrest
Vidgen v. Nederland(EHRM 10 juli 2012, nr. 29353/06, NJ 2012/649) niet voor het bewijs worden gebruikt, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat zij wist dat [migrant 1] en [migrant 2] Albanezen waren en dat zij ook wist dat Albanezen weliswaar binnen de Europese Unie vrij kunnen reizen, maar niet naar Engeland. Uit onderzoek naar telecomgegevens blijkt dat de verdachte op een onbekend tijdstip een sms-bericht naar [migrant 1] heeft verzonden met de tekst: “Ik ben het [verdachte], hoe gaat het ermee? Als je landt geef me een belletje ik ben aangekomen”. Een tweede sms-bericht luidt: “Zodra je door de controles bent heb je de lopende banden van de bagage loop naar nummer 1 en daar is de deur. Zodra jullie naar buiten komen sta ik op jullie bij de deur te wachten want misschien kunnen we met elkaar geen verbinding via de telefoon leggen want jullie hebben geen geld”. Ook heeft verdachte op 13 januari 2013 om 19.45 uur een sms-bericht gestuurd naar een contact met telefoonnummer [nummer 1] met de tekst: “Over een uur vertrekt het vliegtuig. Met mij goed maar die andere twee hebben ze volgens mij begrepen [of: door] en ze hebben hen apart genomen […])”. Op 13 januari heeft [migrant 1] om 19.26 uur een sms-bericht ontvangen van het telefoonnummer [nummer 2], in haar telefoon opgeslagen onder de naam
My love, met de tekst “wis alle berichten in de telefoon :-* ”. Ditzelfde telefoonnummer heeft op 13 januari 2013 om 12.20 uur – op welk moment de verdachte nog in Groot-Brittannië was – een bericht met het telefoonnummer van [migrant 1] verzonden aan de verdachte. Ook heeft de verdachte op 13 januari 2013 telefonisch contact gehad met dit nummer.
Het hof overweegt derhalve dat de verklaring van [migrant 1] in voldoende mate steun vindt in overige bewijsmiddelen. Nu de verdenking tegen de verdachte aldus
niet‘solely or to a decisive extent’ berust op de verklaring van [migrant 1] kan die worden gebruikt voor het bewijs. Het verweer wordt verworpen.
Betrouwbaarheid verklaring [migrant 1]
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van de verdachte [migrant 1] bij de Koninklijke Marechaussee aantoonbaar onjuist en derhalve onbetrouwbaar is en aldus niet mag worden gebruikt voor het bewijs. Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat de verklaring van [migrant 1] steun vindt in de inhoud van bovengenoemde sms-berichten. In de verklaring van [migrant 1] is voorts geen sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat die verklaring niet betrouwbaar geacht kan worden. Het hof is van oordeel dat hetgeen door de raadsman is aangevoerd onvoldoende aanleiding biedt om die conclusie te rechtvaardigen. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 13 januari 2013 te Londen, Groot Brittannië en te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, anderen, te weten
- [migrant 1], geboren op [geboortedag 2] 1986 te [geboorteplaats 2] en
- [migrant 2], geboren op [geboortedag 3] te [geboorteplaats 3],
behulpzaam is geweest bij doorreis door Nederland en hen daartoe middelen en inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/is zij, verdachte,
- met anderen contact onderhouden en
- van Londen naar de luchthaven Schiphol gereisd en
- met voornoemde personen contact onderhouden en een ontmoeting gehad en afspraken gemaakt en
- voor voornoemde personen vliegtickets geregeld en daarbij voor voornoemde personen het woord gevoerd en
- voornoemde personen instructies gegeven en
- voor voornoemde [migrant 1] dier onvervalste documenten bij zich gedragen,
terwijl verdachte wist dat die doorreis wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel door twee personen behulpzaam te zijn bij hun doorreis door Nederland, met gebruikmaking van valse Griekse identiteitskaarten. De verdachte heeft deze personen instructies en inlichtingen gegeven en heeft voor hen vliegtickets gekocht. Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere Schengenlanden doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt gefrustreerd en gecorrumpeerd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 januari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof merkt op dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd in beginsel passend is. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de raadsman ter terechtzitting toegelicht, en het incidentele karakter van het gepleegde misdrijf, ziet het hof echter aanleiding de door de advocaat-generaal gevorderde straf te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. E. Mijnsberge en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Dudok van Heel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 februari 2016.