Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellante sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
De leden zijn verplicht om de jaarlijkse door de algemene vergadering vast te stellen bijdrage te betalen, en wel ieder lid zoveel maal als hij kavels in eigendom heeft. De algemene vergadering kan (voor alle leden) een hogere of lagere bijdrage vaststellen.”
(…) nu de vereniging haar vordering heeft gebaseerd op (…) artikel 7 van de statuten, welk artikel bepaalt dat parklasten per kavel verschuldigd zijn. [appellant sub 1] heeft, gelet op de tekst van dit artikel, geen overtuigende argumenten aangevoerd voor zijn standpunt dat het enkele feit dat een kavel leeg is met zich brengt dat de parklasten niet verschuldigd zouden zijn (...). De vordering van de vereniging zal dan ook worden toegewezen, (...).”
[appellant sub 1] neemt het standpunt in dat hij voor een lege kavel (kavel [nummer 4] ) geen parklasten verschuldigd is en dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de hoogte van de parklasten niet gekoppeld is aan de omvang en het voorzieningenniveau van een kavel. Met dit standpunt gaat [appellant sub 1] naar ‘s hofs oordeel voorbij aan artikel 7 van de statuten(…),
waarin - zonder nader onderscheid - is bepaald dat parklasten per kavel verschuldigd zijn. Ook in hoger beroep voert [appellant sub 1] geen argumenten aan die tot het oordeel zouden nopen dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof deelt het oordeel van de rechtbank dat [appellant sub 1] ook voor de - lege - kavel [nummer 4] parklasten verschuldigd is.”
3.Beoordeling
grieven 1 tot en met 3komen [appellanten] op tegen de verwerping door de kantonrechter van hun beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zij voeren aan dat het ooit de bedoeling van de coöperatie is geweest om bestaande leden de mogelijkheid te bieden leegstaande kavels bij te kopen zonder dat zij extra parklasten zouden moeten betalen, mits die kavels niet zouden zijn aangesloten op nutsvoorzieningen. Zij verwijzen daartoe naar de bij akte van 24 juli 2015 overgelegde verklaring van [A] en verkoopadvertentie van VBO Makelaardij, terwijl ook [B] als eigenaar en lid van de coöperatie hierover als getuige zou kunnen verklaren. Hieraan had de kantonrechter volgens [appellanten] niet voorbij mogen gaan.
grief 5komen [appellanten] op tegen rov 3 van het eindvonnis, waarin de kantonrechter hun verzoek om terug te komen op de bindende eindbeslissing in rov. 9 van het tussenvonnis heeft afgewezen omdat gesteld noch gebleken is dat deze beslissing is gebaseerd op een onjuiste juridisch of feitelijke grondslag. [appellanten] beroepen zich op een nadien verschenen advertentie van VBO Makelaars, waarin expliciet twee kavels te koop worden aangeboden waarvoor slechts eenmaal de parklasten verschuldigd zijn alsmede op een verklaring van P. [A] dat voor een op twee kavels gelegen caravan maar één keer stichtingskosten behoeven te worden betaald. Op basis van deze stukken moet het voor de kantonrechter duidelijk zijn geweest dat zijn bindende eindbeslissing was gebaseerd op een onjuiste feitelijke grondslag, aldus [appellanten]