3.3.In de kern gaat het in deze zaak om de vraag of het beroep van [appellante] op huurbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter heeft die vraag bevestigend beantwoord. [appellante] heeft dit oordeel onder meer met de grieven 4, 5, 6, 12, 13 en 14 bestreden.
Het hof acht voor de beantwoording van deze vraag een aantal omstandigheden relevant, die door [appellante] onvoldoende zijn weersproken. In het bijzonder acht het hof relevant dat:
- sprake is van een verlenging - en daarmee een overschrijding van de termijn van artikel 7:301 lid 1 BW - met slechts drie maanden,
- [appellante] zowel bij het aangaan van de huurovereenkomst als bij het overeenkomen van deze verlenging op de hoogte was van de intentie van [geïntimeerde] om geen huurbescherming te doen ontstaan en het gehuurde begin 2014 zelf te kunnen gebruiken voor omvangrijke werkzaamheden waarmee [appellante] bekend was,
- [appellante] bovendien in de correspondentie met [geïntimeerde] had laten blijken deze intentie te kennen en had laten weten er alle begrip voor te hebben dat [geïntimeerde] daarom een contract prefereerde dat korter was dan twee jaar en daarmee rekening te houden, waarbij zij er steeds op aandrong haar - zo lang als tegen die achtergrond mogelijk - het gehuurde te laten gebruiken,
- [appellante] geen reden had om eind 2013 te menen dat de intentie van [geïntimeerde] veranderd was,
- [geïntimeerde] met genoemde laatste verlenging [appellante] tegemoet kwam uit welwillendheid en niet in de eerste plaats om de (relatief geringe) opbrengst daarvan,
- [appellante] haar beroep op huurbescherming ook niet direct aan [geïntimeerde] kenbaar heeft gemaakt maar heeft gewacht totdat de termijn van artikel 7:301 lid 1 BW was verstreken.
Het hof ziet in deze omstandigheden aanleiding om [appellante] een beroep op huurbescherming te ontzeggen. Het hof houdt met dit oordeel tevens rekening met de overige omstandigheden van het geval, waaronder ook door [geïntimeerde] geschetste belangen alsmede met het door [appellante] geschetste financieel belang bij langere voortzetting van het gebruik van het gehuurde.
Net als de kantonrechter concludeert het hof dan ook dat een beroep op huurbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dat het beroep van [appellante] op huurbescherming misbruik van recht oplevert. De grieven falen.