ECLI:NL:GHAMS:2016:4311

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
200.168.610/01 en 200.169.918/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzekeringsrecht en advocaatkosten tussen Atradius Credit Insurance N.V. en [X] Beton B.V. en ED. Züblin Aktiengesellschaft

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep in een geschil over verzekeringsrecht en de vergoeding van advocaatkosten. De zaak betreft twee verschillende vorderingen: één van Atradius Credit Insurance N.V. tegen [X] Beton B.V. en één van ED. Züblin Aktiengesellschaft tegen [X] Beton B.V. Het hof heeft op 1 november 2016 uitspraak gedaan. In de eerste zaak, met zaaknummer 200.168.610/01, heeft het hof geoordeeld dat de gevorderde advocaatkosten van [X] niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze kosten niet gespecificeerd of inzichtelijk zijn gemaakt. Het hof heeft de vordering van Atradius afgewezen en het vonnis waarvan beroep bekrachtigd. Atradius is veroordeeld in de kosten van het principaal hoger beroep, terwijl [X] in de kosten van het incidenteel hoger beroep is veroordeeld.

In de tweede zaak, met zaaknummer 200.169.918/01, heeft het hof geoordeeld dat de grieven van Züblin geen succes hebben gehad. Het vonnis waarvan beroep is ook in deze zaak bekrachtigd. Züblin is veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [X], vermeerderd met btw en wettelijke handelsrente. De proceskosten zijn eveneens aan de zijde van [X] begroot en Züblin is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof heeft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van het specificeren van kosten in verzekeringsgeschillen en de voorwaarden waaronder kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof heeft de partijen in beide zaken veroordeeld in de proceskosten, waarbij de gebruikelijke regels voor proceskostenveroordelingen zijn toegepast.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummers: 200.168.610/01 en 200.169.918/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/562974 / HA ZA 14-386
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 november 2016
in de zaak van (zaaknummer 200.168.610/01):
de naamloze vennootschap
ATRADIUS CREDIT INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. G.C. Endedijk te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] BETON B.V.,
gevestigd te Dodewaard,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. J.P.J.M. Naus te Nijmegen,
en in de zaak van (zaaknummer 200.169.918/01):
de vennootschap naar Duits recht
ED. ZÜBLIN AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Stuttgart, Duitsland,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. H.R. Verschuur te Nijmegen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] BETON B.V.,
gevestigd te Dodewaard,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. J.P.J.M. Naus te Nijmegen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Atradius, [X] en Züblin genoemd.
Het hof heeft op 5 juli 2016 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum verwijst het hof naar dat tussenarrest.
Daarna zijn de volgende stukken ingediend:
- akte tevens wijziging van eis van [X] , met producties;
- antwoordakte van Atradius.
De door Züblin ingediende antwoordakte is bij rolbeslissing van 21 september 2016 geweigerd.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenarrest. Atradius heeft het hof verzocht terug te komen op een of meer beslissingen, maar daarvoor is geen reden aanwezig. Niet is gebleken dat de beslissingen berusten op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag.
2.2.
Bij het tussenarrest is het hof tot het oordeel gekomen dat Atradius ten onrechte aan [X] dekking heeft geweigerd. Door de dekkingsweigering was [X] genoodzaakt zelf en op eigen kosten voor de inning van haar vordering op Züblin zorg te dragen. Atradius heeft onvoldoende duidelijk kunnen maken dat zij op goede gronden dekking had kunnen weigeren voor die kosten als Atradius wel van meet af aan dekking had verleend aan [X] . Dit heeft het hof tot de conclusie gebracht dat de door [X] gevorderde advocaatkosten kosten in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen. Atradius heeft voorafgaand aan het tussenarrest echter terecht als verweer gevoerd dat de geclaimde kosten niet waren gespecificeerd. [X] is door het hof in de gelegenheid gesteld dat alsnog te doen.
2.3.
Vertrekpunt voor de beoordeling is de eisvermeerdering van [X] bij memorie van antwoord, tevens van grieven in incidenteel hoger beroep. Bij die gelegenheid heeft [X] vergoeding gevorderd van Atradius van de advocaatkosten die zij in haar geschil met Züblin en Atradius heeft gemaakt. Daarbij heeft [X] verwezen naar de verzekeringsvoorwaarden die bepalen dat Atradius bijdraagt in de kosten die de verzekerde maakt bij de nakoming van zijn verplichting “om verliezen te voorkomen en te beperken of bij het incasseren van het door de Debiteur verschuldigde bedrag”. [X] heeft bij akte na het tussenarrest de hoogte van het door haar gevorderde bedrag gewijzigd. Zij vordert thans van Atradius € 56.004,37 ter zake van gemaakte advocaatkosten, te vermeerderen met wettelijke handelsrente.
2.4.
Atradius heeft voorafgaand aan het tussenarrest bij antwoordakte van 8 december 2015 onder andere aangevoerd dat de door [X] opgevoerde kosten betrekking lijken te hebben op alle werkzaamheden van de advocaat van [X] . Hoe dan ook zijn volgens Atradius niet alle kosten toewijsbaar. De kosten die in betrekking hebben op de procedure tegen Atradius, komen volgens Atradius niet voor vergoeding in aanmerking.
2.5.
Uit de akte na tussenarrest van [X] blijkt dat de door haar gevorderde kosten mede betrekking hebben op het geschil met Atradius. Verder is uit de overgelegde specificaties niet af te leiden op welk geschil (tegen Züblin of Atradius) de daarop vermelde werkzaamheden betrekking hebben gehad.
2.6.
Bij antwoordakte na het tussenarrest heeft Atradius het genoemde verweer herhaald dat de kosten die de verzekerde moet maken in een procedure tegen de verzekeraar niet voor vergoeding onder de verzekering in aanmerking komen. Die kosten hebben niets te maken met het voorkomen van verliezen of het incasseren van een vordering als omschreven in de verzekeringsvoorwaarden. Hooguit kan in het dekkingsgeschil een proceskostenveroordeling worden uitgesproken ten nadele van Atradius, aldus Atradius.
2.7.
Dit verweer van Atradius slaagt. De vordering tot vergoeding van de kosten die in de procedure zijn gemaakt tegen Atradius stuit af op de op zichzelf heldere bewoordingen van de polisvoorwaarden. Alleen de kosten die betrekking hebben op het voorkomen of beperken van een verzekerd verlies en/of het incasseren van een verzekerde vordering op een debiteur van [X] – in dit geval Züblin – zijn verzekerd. Door [X] is niet afdoende aan de hand van de tekst en systematiek van de kredietverzekering toegelicht dat en waarom de verzekering ook dekking zou bieden voor de kosten die [X] moet maken in het dekkingsgeschil met Atradius. Ook overigens is door [X] voor de toewijsbaarheid van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten geen toereikende grond aangevoerd. Dit leidt ertoe dat in het dekkingsgeschil slechts de gebruikelijke proceskosten volgens het puntensysteem toewijsbaar zijn.
2.8.
[X] heeft de verzekerde kosten die zij in het geschil met Züblin heeft gemaakt niet gespecificeerd. Het had wel op haar weg gelegen dat te doen. Daartoe was ook alle aanleiding, gelet op het door Atradius voorafgaand aan het tussenarrest opgeworpen verweer. [X] diende erop bedacht te zijn dat het hof dat verweer zou kunnen honoreren en diende daarop dan ook te anticiperen. Nu zij de voor vergoeding in aanmerking komende kosten in het geheel niet inzichtelijk heeft gemaakt (ook niet bij wijze van beredeneerde schatting) zal het hof de gevorderde vergoeding voor de gemaakte advocaatkosten afwijzen. Het overige dat na het tussenarrest is aangevoerd, behoeft daarvan uitgaande geen bespreking meer.
2.9.
De slotsom in de zaak met zaaknummer 200.168.610/01 is dat het hoger beroep van Atradius faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Voor een andere proceskostenveroordeling dan in eerste aanleg is uitgesproken is geen aanleiding. Atradius zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal hoger beroep. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [X] worden veroordeeld in de kosten van het incidenteel hoger beroep. De in hoger beroep vermeerderde vordering van [X] zal worden afgewezen. De proceskosten van het voegingsincident zullen worden gecompenseerd, zodat partijen elk de eigen kosten daarvan zullen dragen.
2.10.
In de zaak met zaaknummer 200.169.918/01 heeft geen van de grieven van Züblin succes gehad. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Voor een andere proceskostenveroordeling dan in eerste aanleg is uitgesproken is geen aanleiding. Züblin zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal hoger beroep. De in hoger beroep vermeerderde vordering van [X] zal worden toegewezen. Nu, anders dan de benaming door partijen doet veronderstellen, niet van een incidenteel appel aan de zijde van Züblin maar van een eisvermeerdering sprake is geweest, zal geen kostenveroordeling in incidenteel appel worden uitgesproken.

3.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
in beide zaken:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
in de zaak met zaaknummer 200.168.610/01:
wijst de door [X] in hoger beroep vermeerderde vordering af;
veroordeelt Atradius in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 5.160,00 aan verschotten en € 3.948,00 voor salaris;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Atradius begroot op € 1.974,00 voor salaris;
compenseert de proceskosten van het voegingsincident aldus dat iedere partij de eigen kosten daarvan zal dragen;
verklaart de proceskostenveroordeling ten gunste van [X] uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak met zaaknummer 200.169.918/01
veroordeelt Züblin een bedrag van € 15.000,00 aan [X] te betalen, vermeerderd met btw en de wettelijke handelsrente vanaf 23 januari 2013 tot aan de dag van algehele betaling;
veroordeelt Züblin in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [X] in het principaal hoger beroep begroot op € 711,00 aan verschotten en € 1.341,00 voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, J.F. Aalders en G.J. Visser en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 november 2016.