In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris, waarbij zij hem verwijt partijdig te zijn geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar vader. Klaagster stelt dat de notaris zonder haar toestemming de erfdelen uit de nalatenschap van haar moeder heeft uitgekeerd en dat hij op de hoogte was van grote vorderingen op haar broers die verrekend hadden moeten worden. Daarnaast verwijt zij de notaris dat hij geen aangifte heeft gedaan van verduistering van gelden en dat hij onterecht heeft vastgesteld dat haar vader handelingsbekwaam was. Klaagster heeft ook kritiek op de communicatie van de notaris, die zij als slordig en intimiderend ervaart. Het hof heeft de klacht ongegrond verklaard en de beslissing van de kamer bevestigd. De kamer had eerder de klacht van klaagster tegen de notaris ongegrond verklaard, en het hof heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten gehoord die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De notaris heeft verweer gevoerd tegen de beschuldigingen van klaagster, en het hof heeft de gang van zaken in eerste aanleg als voldoende beoordeeld. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 9 februari 2016.