Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[appellante 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
overeengekomenen ook overigens bieden de gedingstukken daarvoor geen aanknopingspunt, zodat de rechtbank terecht de – door Van Lanschot betwiste – stelling van [appellanten] heeft gepasseerd. Hierbij komt nog dat [appellanten] bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep hebben toegelicht dat zij onder “pensioendoelstelling” verstaan dat [appellanten] ten tijde van de pensionering van – naar het hof begrijpt – [appellant 1] geen hypotheeklasten meer zouden hebben. Aldus is er evenwel sprake van een contradictie: de rechtbank heeft als vaststaand – en in hoger beroep niet bestreden – feit beschreven (rov. 2.2) dat [appellanten] en ING zijn overeengekomen dat de belegging van f 1.800.000 diende tot het genereren van inkomen ter maximale compensatie van de financieringslasten van de hypothecaire lening en de vermogensrendementsheffing, met een horizon van vijf tot zes jaar vanwege een beoogde volledige of gedeeltelijke aflossing van die hypothecaire lening. Met Van Lanschot zijn [appellanten] een defensief (volgens Van Lanschot) of zeer defensief profiel (volgens [appellanten] ) overeengekomen. Een pensioendoelstelling zou daarbij kunnen passen als daaronder – zoals gebruikelijk – wordt verstaan dat [appellanten] door middel van de belegging beoogden om na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van [appellant 1] in inkomen te voorzien. Maar als het de bedoeling van [appellanten] was om door middel van de belegging zóveel opbrengst te genereren dat zij vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van [appellant 1] hun hypothecaire lening hadden afgelost, dan valt, zonder nadere maar ontbrekende toelichting, niet goed in te zien hoe dat met een (zeer) defensief profiel is te verenigen. Ook om die reden gaat het hof aan de gestelde pensioendoelstelling van [appellanten] voorbij. Het bewijsaanbod van [appellanten] “dat hij een pensioendoelstelling had” wordt door het hof gepasseerd omdat [appellanten] niet hebben gesteld dat de betekenis die hij in deze procedure geeft aan het begrip “pensioendoelstelling” indertijd ook aan Van Lanschot duidelijk is geweest, met gevolg dat het bewijsaanbod niet ter zake dienend is. In zoverre falen de eerste en derde grief.
koersrisico’s van perpetuals. De grieven houden kort gezegd in dat de tekortkoming van Van Lanschot een ruimere strekking heeft respectievelijk dat Van Lanschot haar zorgplicht op meer fronten heeft geschonden dan de rechtbank heeft aangenomen.