Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Stukken van het geding
3.Feiten
€ 24.200,-) is als uit de verkoopopbrengst te betalen ter zake van “kosten makelaar” vermeld op de – door de notaris geparafeerde – nota van afrekening, waarvan de notaris een kopie aan de bank heeft doen toekomen.
4.Standpunt van klager
5.Standpunt van de notaris
6.Beoordeling
e-mail van 3 maart 2014 heeft [X] bevestigd dat het om een dergelijke nota ging. Hoewel het wellicht verstandiger was geweest het bedrag van € 24.200,- niet in afrekening op te nemen (gedaan in de veronderstelling dat zulks door klager met de bank was afgestemd), heeft de notaris wel geprobeerd nadien zorgvuldig te handelen. Er was geen grond om het bedrag in depot te houden. Nergens uit blijkt dat de betaling van de factuur van [X] een voorwaarde van klager was om mee te werken aan de levering, zoals klager stelt. Klager verkeerde in financiële problemen en moest gewoon aan de levering meewerken. Bovendien is gebleken dat de factuur van [X] gefingeerd was, althans verzonden voor diensten die niet verleend zijn.
€ 24.200,- op de nota van afrekening, de notaris aan klager te kennen heeft gegeven dat zij de nota van [X] uit de verkoopopbrengst aan [X] zou voldoen (en aldus in mindering zou komen op het aan de bank uit te betalen bedrag). Klager mocht er dus op vertrouwen dat de notaris tot die betaling zou overgaan. Gebleken is echter dat de notaris de gehele verkoopopbrengst van het bedrijfspand aan de bank heeft uitbetaald daags nadat zij had vernomen dat de bank niet akkoord was met de door haar opgestelde nota van afrekening, althans met de door haar opgenomen post ‘kosten makelaar’ van € 24.200,-. De notaris is aldus een met klager gemaakte afspraak niet nagekomen. Gezien die afspraak had de notaris niet tot uitbetaling van de gehele verkoopopbrengst aan de bank mogen overgaan zonder uitdrukkelijke toestemming van klager of zonder dat zij klager van haar voornemen daartoe in kennis had gesteld en hem de gelegenheid had geboden maatregelen te nemen om uitbetaling te voorkomen. Vast staat dat de notaris klager niet in kennis heeft gesteld van haar voornemen tot uitbetaling van de gehele verkoopopbrengst aan de bank, laat staan dat zij daarvoor diens toestemming had verkregen. Hetgeen de notaris in hoger beroep heeft aangevoerd, in het bijzonder de volgens haar ‘bijzondere omstandigheden van het geval’, maakt het voorgaande niet anders. De kamer heeft de klacht terecht gegrond verklaard. Met de door de kamer opgelegde maatregel van waarschuwing kan het hof zich verenigen.