ECLI:NL:GHAMS:2016:462

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
200.169.555/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens onzorgvuldig handelen en procesorde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. Klager verwijt de notaris onzorgvuldig en overhaast te hebben gehandeld bij de intrekking van een notariële volmacht en het opstellen van een levenstestament. Klager stelt dat de notaris zonder voldoende onderzoek een verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap heeft ingediend, wat volgens hem onnodig was. Daarnaast wordt de notaris verweten dat zij haar werkzaamheden ten onrechte bij de zus van klager in rekening heeft gebracht en zich onheus heeft uitgelaten over klager. Het hof heeft de klacht op twee onderdelen ongegrond verklaard en op twee onderdelen gegrond, waarbij de notaris een waarschuwing is opgelegd. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer voor het overige, maar vernietigt de beslissing voor wat betreft het ongegrond verklaren van klachtonderdeel b. De notaris heeft in hoger beroep betoogd dat zij als partij-notaris uitsluitend de belangen van de zus diende, maar het hof oordeelt dat haar handelswijze niet voldoet aan de vereiste zorgvuldigheid en consistentie.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.169.555/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/ 2014/98
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 februari 2016
inzake
[naam] ,
notaris te [plaats] ,
appellante,
gemachtigde: mr. J.C.R. van Reedt Dortland te Amstelveen,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] , [land] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: de notaris) heeft op 8 mei 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 13 april 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:12). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) op de onderdelen a. en b. gegrond verklaard, op de onderdelen c. en d. ongegrond verklaard en de maatregel van waarschuwing opgelegd.
1.2.
Klager heeft op 12 juni 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Op 11 november 2015 heeft het hof een brief van 7 november 2015 - met bijlagen - van klager ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 november 2015. De notaris, vergezeld van haar gemachtigde, en klager zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris en klager ieder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. Feiten
3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat die feiten tot uitgangspunt kunnen dienen.
3.2.
Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Bij notariële akte van 20 september 2013 heeft de zus van klager, [naam] (hierna: de zus), een algehele volmacht aan klager verleend. Deze akte is gepasseerd door [naam] , notaris te [plaats] (hierna: [A] ).
3.2.2.
Op 28 november 2013 heeft klager een verzoek ingediend tot ondercuratelestelling van de zus.
3.2.3.
De notaris heeft bij e-mail van 4 december 2013 aan klager onder meer het volgende bericht:
“Tot mij wendde zich uw zuster (..). Zij heeft aan u op 20 september 2013 bij notariële akte volmacht gegeven om haar zaken en financiën te behartigen. Over de gang van zaken na het verstrekken van de volmacht is zij zeer ontevreden en ongelukkig.(..)
Op grond van het vorenstaande deel ik u namens uw zuster (..) mede dat zij de aan u verstrekte volmacht met onmiddellijke ingang intrekt. Zij gaat zich wendden tot een professionele bewindvoerder en een verzoekschrift tot onderbewindstelling voor meerderjarigen indienen bij het kantongerecht te Amersfoort. Zij zal in deze procedure aangegeven dat zij geen prijs stelt op uw financiële bemoeiienissen.
(..)”
Een kopie van deze e-mail heeft de notaris verzonden aan [A] en de banken waar de zus rekeningen aanhield.
3.2.4.
De notaris en klager hebben op 5 december 2013 via e-mail en telefoon met elkaar gecommuniceerd. Bij e-mail van 6 december 2013 heeft klager onder meer het volgende aan de notaris bericht:
“(..) U vertelde mij, zoals u ook schreef in uw e-mail van 5/12/13, dat mijn zuster (..) zich “zeer helder jegens u heeft uitgelaten”. Ik zal die bewering geenszins in twijfel trekken, want ik ken mijn zus heel goed. Waar ik echter uw aandacht voor heb gevraagd, is het vermogen van[de zus]
om haar heldere opvattingen, wensen, keuzes en beslissingen in een juist perspectief te zien. Anders gezegd, om in voldoende mate de consequenties te overzien van haar handelen. In de onderhavige situatie zou ik hebben verwacht dat u zich daarover reeds op eigen initiatief zou hebben geïnformeerd. Op mijn vraag of u bereid en van plan was om de door mijn genoemde punten te verifiëren en/of bij deskundigen navraag te doen, heeft u letterlijk geantwoord: “dat is niet nodig en dat is niet mijn taak”. (..)
Tot slot meld ik u dat er, in goed overleg met en met instemming van[de zus]
, reeds een verzoek tot ondercuratelestelling in behandeling is bij de rechtbank in Amsterdam, onder kenmerk (..). Indien u zich voldoende en correct had geïnformeerd, had u hiervan ook op de hoogte kunnen zijn.”
3.2.5.
De notaris heeft op 13 december 2013 een levenstestament van de zus gepasseerd.
3.2.6.
Op 16 december 2013 hebben de notaris en een vriendin van de zus bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) een verzoekschrift ingediend strekkende tot onderbewindstelling en mentorschap van/over de zus. De rechtbank heeft dit verzoek doorgeleid naar het arrondissementsparket Midden-Nederland.
3.2.7.
Naar aanleiding van de onder 3.2.6. genoemde verzoeken heeft [naam] , lid van de Vereniging Indicerende en Adviserende Artsen, de zus op 10 januari 2014 op verzoek van de notaris thuis onderzocht.
3.2.8.
Het verzoek van klager tot ondercuratelestelling van de zus is behandeld op 20 januari 2014. Klager, de zus en de notaris waren daarbij aanwezig. De kantonrechter heeft tijdens die zitting medegedeeld dat klager zou worden benoemd tot bewindvoerder en dat de zus in contact zou worden gebracht met een professionele mentor, mevrouw [naam] (hierna: [B] ). Na de zitting heeft de notaris de rechtbank telefonisch benaderd.
3.2.9.
Bij beschikking van 31 januari 2014 van de rechtbank is de zus wegens lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele gesteld, met benoeming van [B] tot curator.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris het volgende.
a. De notaris heeft onzorgvuldig en overhaast gehandeld bij de intrekking van de notariële volmacht van 20 september 2013 (hierna: de volmacht). Verder heeft de notaris te snel en zonder voldoende onderzoek het levenstestament van de zus opgesteld en een verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap ingediend. Dit verzoek was volgens klager bovendien onnodig gelet op het eerdere (door hem gedane) verzoek tot ondercuratelestelling.
b. De notaris heeft haar werkzaamheden met betrekking tot het indienen van het verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap ten onrechte bij de zus in rekening gebracht.
c. De notaris heeft zich onheus uitgelaten over klager, zowel jegens klager zelf als tegenover derden (banken, de rechtbank).
d. De notaris is aanwezig geweest bij de zitting van de kantonrechter op 20 januari 2014. De notaris heeft voorts de rechtbank benaderd (zowel voor als na de zitting op 20 januari 2014) zonder klager daarvan in kennis te stellen. Zij heeft zich aldus gedragen in strijd met een goede procesorde.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Belanghebbende
6.1.
Volgens artikel 99 lid 1 van de Wet op het notarisambt kunnen klachten worden ingediend door een ieder met enig redelijk belang. Hoewel klager zelf geen opdracht heeft gegeven aan de notaris en/of rechtstreeks contact met haar heeft gehad, is het hof met de kamer van oordeel dat klager ontvankelijk is in al zijn klachtonderdelen. De kamer heeft terecht overwogen dat klager (vanwege de aard van zijn relatie ten opzichte van de zus) een afgeleid belang heeft bij indiening van zijn klacht en dat dit belang in dit geval voldoende is om in zijn klacht te worden ontvangen. Klager beoogt immers op te komen voor het belang van zijn zus en door het optreden van de notaris is hij rechtstreeks in dit belang getroffen, aldus (terecht) de kamer.
Klachtonderdeel a.
6.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing geoordeeld dat de handelwijze van de notaris bij de intrekking van de volmacht, het opstellen van het levenstestament en de indiening van het verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap onzorgvuldig en inconsistent is geweest. De kamer heeft daartoe – kort samengevat – het volgende overwogen. Het is onzorgvuldig dat de notaris vooraf geen informatie heeft ingewonnen bij derden die anders dan als vriendin/mantelzorger bij de zus betrokken waren. Als de zus de notaris bezocht, werd zij telkens begeleid door een vriendin/mantelzorger. Met name is verwijtbaar dat de notaris zonder meer van de zus heeft aangenomen dat [A] niet tot intrekking van de volmacht wilde overgaan en dat zij heeft nagelaten [A] te vragen naar zijn beweegredenen daarvoor. De houding van de notaris jegens klager (het meest nabije nog in leven zijnde familielid van de zuster) achtte de kamer eveneens onzorgvuldig. Het had op de weg van de notaris gelegen om minstens enige aandacht aan de zienswijze van klager te schenken. Verder is sprake van inconsistentie, te weten enerzijds de stelling van de notaris dat de zus wilsbekwaam was en anderzijds het door de notaris ingediende verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap. Bovendien was dit verzoek, gelet op het reeds ingediende verzoek tot ondercuratelestelling, ongepast en onnodig. Daar komt bij, aldus nog steeds de kamer, dat de notaris het verzoek indiende namens zichzelf en een vriendin van de zus, terwijl de notaris uit hoofde van haar functie had moeten weten dat zij noch de vriendin van de zus bevoegd waren dit verzoek in te dienen.
6.3.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer. Daaraan voegt het hof nog het volgende toe. De notaris heeft in hoger beroep benadrukt dat zij als partij-notaris uitsluitend de belangen van de zus diende en dat om die reden haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Artikel 18, lid 1 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 bepaalt dat een notaris die naar buiten optreedt als partijadviseur jegens belanghebbenden tijdig kenbaar moet maken dat hij in die hoedanigheid optreedt. Niet gebleken is dat de notaris dat jegens klager heeft gedaan. Daar komt bij dat ook als er van wordt uitgegaan dat de notaris als partijadviseur optrad haar handelswijze gelet op het onder 6.2. overwogene de toets van zorgvuldigheid en consistentie niet kan doorstaan. Hetgeen de notaris in hoger beroep verder nog heeft aangevoerd ten aanzien van klachtonderdeel a. kan niet tot een ander oordeel leiden.
6.4.
Gelet op het vorenstaande is klachtonderdeel a. gegrond.
Klachtonderdeel b.
6.5.
Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat klachtonderdeel b. ongegrond is. De notaris heeft onweersproken gesteld dat zij met de zus heeft gesproken over het benoemen van een bewindvoerder/mentor en dat zij uiteindelijk - na eerst nogmaals overleg te hebben gevoerd met de zus - is overgegaan tot indiening van een verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap. De notaris was daarom gerechtigd de desbetreffende werkzaamheden, wat daar overigens ook van zij, bij de zus in rekening te brengen.
Klachtonderdelen c. en d.
6.6.
Wat de klachtonderdelen c. en d. betreft, verenigt het hof zich met wat de kamer in haar beslissing heeft geoordeeld en maakt het hof dit oordeel tot het zijne. In hoger beroep zijn geen argumenten naar voren gebracht, die tot een ander oordeel moeten leiden.
Maatregel
6.7.
Hoewel in appel minder klachtonderdelen gegrond worden bevonden dan in eerste aanleg, acht het hof het gegrond bevonden klachtonderdeel zodanig tuchtrechtelijk verwijtbaar dat daarvoor de door de kamer aan de notaris opgelegde maatregel van waarschuwing passend en geboden is.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor wat betreft klachtonderdeel b.;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel b. ongegrond;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, C.H.M. van Altena en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2016 door de rolraadsheer.