Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
0,00
0,00
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) die door de inspecteur van de Belastingdienst aan de belanghebbende is opgelegd. De naheffingsaanslag, gedateerd 29 oktober 2013, bedroeg € 4.252. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. T.B. Vriesema van Euro Auto Logic B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 17 november 2014 het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag dat is berekend op basis van de handelsinkoopwaarde van de auto, die door de rechtbank op € 24.000 is vastgesteld. De inspecteur heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2016 is het geschil verder behandeld. De kern van het geschil betreft de vaststelling van de handelsinkoopwaarde van de referentieauto, die van invloed is op de hoogte van de naheffingsaanslag. De belanghebbende betwist de hoogte van de handelsinkoopwaarde zoals vastgesteld door de rechtbank, terwijl de inspecteur in zijn incidenteel hoger beroep stelt dat de rechtbank ten onrechte de handelsinkoopwaarde heeft verlaagd. Het Hof heeft vastgesteld dat de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat € 66.000 bedraagt, maar dat de kosten voor herstel van de schade € 55.600 zijn. Het Hof concludeert dat de rechtbank de handelsinkoopwaarde in goede justitie op € 24.000 heeft vastgesteld en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 1.317,60.