ECLI:NL:GHAMS:2016:53

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
200.163.038/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van cao leidt niet tot nawerking van toezeggingen onder de vorige cao

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een groep appellanten tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De appellanten, die allen in dienst zijn geweest bij Delta Lloyd Services, hebben in hoger beroep vorderingen ingesteld tegen Delta Lloyd Bank N.V., Delta Lloyd Services B.V., Delta Lloyd N.V. en Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd. De kern van het geschil betreft de wijziging van de pensioenregeling en de vraag of de Overgangsregeling uit de cao 2004-2005 na de invoering van de cao 2005-2007 nog van toepassing is. De appellanten stellen dat de Overgangsregeling niet is vervallen en dat zij recht hebben op de garanties die daarin zijn opgenomen. Delta Lloyd betwist dit en voert aan dat de Overgangsregeling met de nieuwe cao is komen te vervallen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen, en het hof bevestigt deze beslissing. Het hof oordeelt dat de Overgangsregeling niet meer geldt na de invoering van de nieuwe cao en dat de appellanten geen aanspraken meer kunnen ontlenen aan de oude regeling. De appellanten worden in de kosten van het geding verwezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.163.038/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 2543129 CV EXPL 13-29645
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 januari 2016
inzake
1. [appellant sub 1] ,
wonend te [woonplaats a] ,

2. [appellant sub 2] ,

wonend te [woonplaats b] ,

3. [appellante sub 3] ,

wonend te [woonplaats c] ,

4. [appellante sub 4] ,

wonend te [woonplaats d] ,

5. [appellant sub 5] ,

wonend te [woonplaats e] ,

6. [appellant sub 6] ,

wonend te [woonplaats f] ,

7. [appellant sub 7] ,

wonend te [woonplaats g] ,

8. [appellant sub 8] ,

wonend te [woonplaats h] ,

9. [appellant sub 9] ,

wonend te [woonplaats i] ,

10. [appellante sub 10] ,

wonend te [woonplaats i] ,

11. [appellant sub 11] ,

wonend te [woonplaats j] ,

12. [appellant sub 12] ,

wonend te [woonplaats k] ,
appellanten,
tevens voorwaardelijk incidenteel geïntimeerden,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen

1.DELTA LLOYD BANK N.V.,

2. DELTA LLOYD SERVICES B.V.,

3. DELTA LLOYD N.V.,

4. STICHTING PENSIOENFONDS DELTA LLOYD,

alle gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden,
tevens voorwaardelijk incidenteel appellanten,
advocaat: mr. J.M. van Slooten te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] en gezamenlijk Delta Lloyd genoemd en afzonderlijk, Delta Lloyd Bank, Delta Lloyd Services BV, Delta Lloyd NV en Pensioenfonds Delta Lloyd.
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 3 november 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 4 augustus 2014, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellanten] als eisers en Delta Lloyd als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met één productie;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties;
- akte uitlating producties tevens memorie van antwoord in voorwaardelijk
incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 13 november 2015 doen bepleiten, [appellanten] door mr. G.N.M. Groen, advocaat te Amsterdam, en Delta Lloyd door mr. Van Slooten voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Delta Lloyd heeft nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen als geformuleerd in eerste aanleg en aangevuld in hoger beroep zal toewijzen, in die zin dat voor recht zal worden verklaard dat Delta Lloyd :
Jegens eisers ten onrechte de overgangsregeling pensioen, zoals opgenomen in Bijlage 1 C van het Pensioenreglement 2003 van de Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd en in de Concern CAO Delta Lloyd Groep 2004/2005, heeft laten vervallen door (1) het prepensioen niet aan te vullen tot 75% van het pensioengevend inkomen gedurende de periode vanaf 62 tot 65 jaar en (2) door geen pensioenopbouw voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen toe te kennen over de periode van uitkering van prepensioen, dan wel jegens eisers onverkort na te komen de (pre)pensioen/VUT-regeling op grond van de Algemene Bank CAO die gold op 31 december 2002.
Gehouden is de onder a. genoemde regelingen jegens eisers na te komen, althans gehouden is een voor eisers gelijkwaardige alternatieve regeling te treffen;
Al dan niet subsidiair gehouden is aan eisers te vergoeden de schade die eisers als gevolg van het onder 1. genoemde handelen dan wel het onder 2. genoemde nalaten van Delta Lloyd hebben geleden en zullen lijden.
Voorts vorderen zij Delta Lloyd te veroordelen in de kosten van de procedure, de nakosten daarbij inbegrepen.
Delta Lloyd heeft in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter en in voorwaardelijk incidenteel appel tot bekrachtiging met verbetering van gronden, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, zowel in het principaal appel als het voorwaardelijk incidenteel appel met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1. de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. De feiten komen neer op het volgende.
(i) [appellanten] zijn allen in dienst (geweest) bij Delta Lloyd Services ; appellanten sub 1, 8 en 12 zijn, aansluitend aan de beëindiging van hun dienstverband, met prepensioen gegaan. De overige appellanten zijn nog bij Services in dienst;
(ii) [appellanten] vielen tot 1 januari 2003 onder de werking van de Algemene Bank CAO, waarin een ruime prepensioenregeling was opgenomen; nadien vielen zij onder de werking van de eigen cao van de Delta Lloyd Groep;
(iii) in de Delta Lloyd Groep concern CAO (verder: de CAO), geldend van 1 juni 2004 tot 31 mei 2005 (CAO 2004-2005) was een overgangsregeling prepensioen (verder: de Overgangsregeling) opgenomen;
(iv) de tekst van de Overgangsregeling is eveneens opgenomen in bijlage 1C van het Pensioenreglement van het Pensioenfonds Delta Lloyd, geldend vanaf 1 januari 2003;
( v) de Overgangsregeling hield onder meer in, voor zover hier van belang:
a. a) De richtpensioendatum voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1949
wordt 62 jaar;
b) Het Pensioenfonds Delta Lloyd verzekert een prepensioen dat gelijk is aan het premievrij gemaakte ouderdomspensioen, zoals dat is overgedragen aan het pensioenfonds. De uitkering gaat in op de richtpensioendatum en stopt bij 65 jaar;
c) Financiering vindt plaats vanaf 1 januari 2003;
d) Voor medewerkers die op 31 december 2000 reeds in de pensioenregeling
deelnemen en zijn geboren voor 1 januari 1964 wordt de uitkering van
prepensioen tot 65 jaar door middel van een aanvullend prepensioen aangevuld
tot 75% van het laatste pensioengevend inkomen;
e) Gedurende de prepensioenperiode blijft de medewerker in dienst en gaat de
pensioenopbouw door.
(vi) artikel 6 van de CAO 2004-2005 bepaalt onder 6.1 sub 2:
“Gedurende de looptijd van de CAO gelden de in de overgangsregelingen opgenomen aanvullingsregelingen voor het prepensioen en de eerdere pensioenrichtleeftijden. CAO-partijen hebben zich verbonden deze aanvullingsregelingen bij het aangaan van volgende CAO’s telkens te herbevestigen.”
(vii) In bijlage 2 van de CAO 2004-2005 zijn onder meer de overgangsregelingen voor de pensioenen opgenomen;
(viii) in de CAO, geldend van 1 juni 2005 tot 31 mei 2007 (CAO 2005-2007) is opgenomen artikel 6, dat voor zover van belang luidt als volgt:
“6
Pensioen
(…)6.4
Overgangsregeling pensioen
1.
Tot 1-01-2006 blijft de pensioenparagraaf uit de CAO 1 juni 2004 tot 31 mei 2005 ongewijzigd doorlopen, aangevuld met de uitkomsten van de in 2004 uitgevoerde studie als vermeld in 6.1 onder lid 16 van die CAO. De tekst van dit artikel wordt: Het pensioenfonds streeft voor de gewezen deelnemers naar aanpassing van de ingegane en premievrije pensioenen op basis van de beschikbare middelen (buffer en toekomstige overrente) met als doel de CBS Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid(2000=100) te volgen.
2.
Voor de werknemers die uit hoofde van de regeling 1999 op of voor 01-10-2006 met pensioen gaan blijft de pensioenregeling die op 31 december 2005 van kracht is, met uitzondering van de indexatiebepaling onverkort van kracht. De indexatie van deze opgebouwde rechten volgt met ingang van 01-01-2006 hetgeen gesteld onder 6.1 van deze CAO.
3.
Voor de werknemers die zijn geboren voor 1-01-1964 en uit hoofde van de regeling die op 31 december 2005 van kracht is, aanspraken op prepensioen hebben en/of uitzicht hadden op voorwaardelijke pensioenaanspraken en die niet vallen onder de in de vorige alinea bedoelde groep werknemers, worden deze aanspraken geheel of gedeeltelijk ingekocht per 31-12-2005.
Voor de werknemers geboren na 31-12-1963 die uitzicht hadden op voorwaardelijke aanspraken worden deze voorwaardelijke aanspraken niet ingekocht. De opgebouwde aanspraken op prepensioen blijven behoudens indexatie ongewijzigd.
Berekening van de voorwaardelijke aanspraken en aanspraken op prepensioen vindt plaats op basis van het pensioengevend inkomen en de pensioengrondslag per 1-01-2005 en het eventueel op 8 november 2005 geldende deeltijdfactor en ingekocht volgens de hieronder opgenomen staffel. Voor de werknemers werkzaam bij Delta Lloyd Verzekeringen en waarvoor de regeling variabele beloning buitendienst van toepassing is, wordt bij de bepaling van het pensioengevend inkomen het gemiddelde van het uitbetaalde variabele inkomen in de jaren 2003, 2004 en 2005 mede gerekend tot het pensioengevend inkomen.
Geboortejaar Percentage inkoop
1949 en ouder 100%
1950 99%
1951 98%
1952 97%
1953 96%
1954 95%
1955 94%
1956 93%
1957 92%
1958 91%
1959 90%
1960 89%
1961 88%
1962 87%
1963 86%
De per 31 december 2005 opgebouwde aanspraken uit hoofde van de regeling 1999 blijven voor alle werknemers premievrij verzekerd op de volgens de tot 1-01-2006 geldende richtpensioendatum van 62 jaar of eerder door overgangsregelingen. Op deze aanspraken is de indexatiebepaling van toepassing zoals omschreven in paragraaf 6.1 onder aandachtspunt 2 en 3 en 6.5 onder aandachtspunt 2.
6.5
Pensioenopbouw in het pensioenfonds vanaf 1-01-2006
1.
Alle werknemers die onder de werkingssfeer van de CAO vallen en 18 jaar of ouder zijn, worden als deelnemer opgenomen in de pensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd.
2.
De pensioenregeling is een middelloonregeling, het pensioenfondsbestuur beslist op basis van de in het pensioenfonds beschikbare middelen over de indexatie van de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen.
3.
De pensioenrichtleeftijd is 65 jaar.
4.
De franchise bedraagt per 1 januari 2006 € 13.000, en wordt daarna jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met het percentage van de salarisaanpassingen van de Delta Lloyd CAO.
5.
Het pensioengevend inkomen wordt vastgesteld op 1 januari en bedraagt het uurloon (inclusief de tijdelijke functioneringstoeslag en de ploegendienstvergoeding) maal het aantal betaaluren, vermeerderd met de daarbij horende vakantietoeslag en de jaarlijkse uitkering.
Voor een medewerker waarop de regeling Variabele Beloning Buitendienst van toepassing is, wordt het bedrag van de uitgekeerde variabele beloning in het achterliggende kalenderjaar mede gerekend tot het pensioengevend inkomen.
6.
De pensioengrondslag is het pensioengevend inkomen verminderd met de franchise.
7.
Het ouderdomspensioen bedraagt 2,l5% per dienstjaar van de pensioengrondslag.
8.
Voor werknemers die minder werken dan het overeengekomen aantal normuren wordt het pensioengevend inkomen herrekend naar een pensioengevend inkomen op basis van het aantal normuren. De pensioenopbouw wordt daarbij gecorrigeerd met de deeltijdfactor, waarbij de deeltijdfactor wordt gesteld op het aantal betaaluren/het aantal normuren.
9.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van 80-100%, 70% van het pensioengevend inkomen boven het maximum jaarloon waarover de uitkering ingevolge de IVA wordt berekend. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% wordt een aflopende staffel gehanteerd.
10.
Het nabestaandenpensioen bedraagt 60% van het te bereiken ouderdomspensioen en wordt uitgekeerd aan de (ex)echtgeno(o)t(e) of (ex)partner van de deelnemer.
11.
Het wezenpensioen per kind bedraagt l4% van het ouderdomspensioen en wordt uitgekeerd zolang het kind nog geen 18 jaar is dan wel indien en zolang het kind een dagstudie volgt en nog geen 27 jaar is.
12.
De pensioenregeling kent een aantal flexibele elementen. Het is mogelijk om:
- het pensioen eerder of later dan de richtpensioendatum te laten ingaan
- het pensioen gedeeltelijk te laten ingaan(parttime-pensioen)
- de pensioenhoogte te variëren
- het nabestaandenpensioen om te zetten naar een hoger ouderdomspensioen
- een deel van het ouderdomspensioen om te zetten naar het nabestaandenpensioen
(ix)
het Pensioenreglement 2006 bepaalt in artikel 30:
“OVERGANGSBEPALING
1.
De tot 1 januari 2006 opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers
blijven premievrij in stand. Op deze aanspraken is het bepaalde in artikel 26 van dit pensioenreglement en bijlage 3 bij dit pensioenreglement van toepassing.
2.
Alle overige aanspraken van de deelnemers die op 31 december 2005 deelnemer waren komen door de inwerkingtreding van dit reglement te vervallen.
Dit geldt ook voor de aanspraken waarvoor op die datum gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling wordt verleend. Deze aanspraken worden vervangen door aanspraken conform dit pensioenreglement, die worden vastgesteld op basis van de gegevens op grond waarvan de vervallen aanspraken zijn gebaseerd en waarvoor tegen hetzelfde percentage vrijstelling van premiebetaling wordt verleend.
3.
In afwijking van artikel 2 van dit pensioenreglement en de voorgaande leden in dit artikel blijft de pensioenregeling zoals vastgelegd in het pensioenreglement dat gold op 31 december 2005 in stand voor de deelnemers die op of vóór 1 oktober 2006 de richtpensioendatum halen, die in dat pensioenreglement of de daarbij horende bijlagen is opgenomen.”
( x) bijlage 3, artikel 3, van het Pensioenreglement 2006 luidt als volgt:
“REGELING VOOR DEELNEMERS OP WIE BIJLAGE 1A, 1B OF 1C
VAN TOEPASSING WAS EN DIE GEBOREN ZIJN VOOR
1 JANUARI 1964
1.
Op 31 december 2005 worden voor degenen die vóór 1
januari 1964 zijn geboren de aanspraken op prepensioen. extra en aanvullend prepensioen, alsmede extra ouderdoms- en nabestaandenpensioen als genoemd in bijlage la, bijlage 1b en bijlage 1c bij het pensioenreglement zoals dat luidde op 31 december 2005, afhankelijk van hun geboortedatum geheel of gedeeltelijk toegezegd op basis van de pensioengrondslag op 1 januari 2005 en de gegevens die op 8 november 2005 bekend zijn. Indien voor 1 januari 2006 variabele beloning onderdeel uitmaakt van het pensioengevend inkomen van de deelnemer, geschiedt de toezegging mede op basis van het gemiddelde van de in de jaren 2003, 2004 en 2005 uitbetaalde variabele beloning.
De (gedeeltelijke) aanspraken op extra en aanvullend prepensioen. alsmede extra ouderdoms- en nabestaandenpensioen als hiervoor bedoeld worden ineens tegen een éénmalige koopsom ingekocht.
De (gedeeltelijke) aanspraak op prepensioen als hiervoor bedoeld wordt ineens tegen éénmalige koopsom ingekocht, waarbij rekening wordt gehouden met de op 31 december 2005 bestaande premievrij aanspraak op dat pensioen.
2.
Indien de deelnemer is geboren:
Vóór maar na dan wordt van de aanspraken
als genoemd in lid 1van dit artikel
1 januari 1964 31 december 1962 86%
1 januari 1963 31 december 1961 87%
1 januari 1962 31 december 1960 86%
1 januari 1961 31 december 1959 89%
1 januari 1960 31 december 1958 90%
1 januari 1959 31 december 1957 91%
1 januari 1958 31 december 1956 92%
1 januari 1957 31 december 1955 93%
1 januari 1956 31 december 1954 94%
1 januari 1955 31 december 1953 95%
1 januari 1954 31 december 1952 96%
1 januari 1953 31 december 1951 97%
1 januari 1952 31 december 1950 98%
1 januari 1951 31 december 1949 99%
1 januari 1950 100%
toegekend.
3.Op alle aanspraken zijn de bepalingen van het pensioenreglement van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 1 van deze bijlage van toepassing is op de aanspraken op prepensioen, extra
ouderdomspensioen en extra en aanvullend prepensioen, en dat voor het
prepensioen en extra en aanvullend prepensioen de factoren voor het
overbruggingspensioen als vermeld in artikel 2 van toepassing zijn.”
(xi) bij brief van 5 december 2005 heeft Delta Lloyd [appellanten] geïnformeerd over de wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2006. In de bijlage van deze brief staat onder meer:
“Per 31-12-2005 worden de uit bijlage 1A, 1B en 1C voortvloeiende verzekerde aanspraken op prepensioen, de voorwaardelijke aanspraken op aanvullend prepensioen en extra ouderdoms- en nabestaandenpensioen volledig ingekocht voor de deelnemers geboren voor 01-01-1950. Voor de deelnemers geboren voor 01-01-1964 en na 31-12-1949 worden deze aanspraken gedeeltelijk ingekocht oplopend van 86% voor de deelnemers geboren in 1963 tot 99% voor de deelnemers geboren in 1950. Voor de deelnemers geboren na 31-12-1963 komen de voorwaardelijke aanspraken te vervallen. Bij de berekening van de nieuwe ingangsdatum zoals in de brief is vermeld hebben wij met deze extra inkoop van pensioen rekening gehouden.”
en
“Door de beëindiging van de bestaande overgangsregelingen wordt de aangroei voor alle deelnemers in de nieuwe regeling unif6rm. De pensioenregeling blijft een middelloonregeling, voor de jaarlijkse aangroei zijn de volgende afspraken gemaakt:
• de richtpensioendatum verschuift van 62 naar 65 jaar
• het opbouwpercentage wordt verhoogd van l,875%/1,75% naar 2,l5%
• de franchise wordt verlaagd van € 14.140 naar € 13.000.
• Het nabestaanden pensioen wordt 60% van het te bereiken ouderdomspensioen in de nieuwe regeling.
• Het wezenpensioen per kind wordt 14% van het te bereiken ouderdomspensioen, uit te keren tot de 18e verjaardag, indien studerend tot 27 jaar.
• Het arbeidsongeschiktheidspensioen voor het inkomen boven de WAO-loongrens wijzigt niet.”

3.Beoordeling

3.1
[appellanten] hebben aan hun vorderingen - die in eerste aanleg nagenoeg gelijkluidend waren - ten grondslag gelegd dat de in de Delta Lloyd concern CAO 2004-2005 opgenomen Overgangsregeling niet meer in de Delta Lloyd concern CAO 2005-2007 en het Pensioenreglement 2006 voorkomt, waarmee, zo stellen zij, in feite sprake is van een - eenzijdige - wijziging van de pensioenregelingen en het pensioenreglement. [appellanten] zullen in de toekomst daarvan schade lijden. Zo is niet langer sprake van een gegarandeerde aanspraak op 75% van het pensioengevend inkomen en wordt er (anders dan in de Overgangsregeling 2004-2005 voorzien) geen ouderdoms- en nabestaandenpensioen opgebouwd tijdens de prepensioenjaren. Verder betogen [appellanten] dat de betreffende overgangsregeling nimmer is vervallen, althans deze heeft nawerking in de daarop volgende jaren. De bij de cao-onderhandelingen betrokken vakorganisaties hebben ook nimmer ingestemd met het laten vervallen van de overgangsregeling, maar zelfs als het tegendeel zou moeten worden aangenomen dan nog hebben [appellanten] onverkort recht op de garanties die in de Overgangsregeling (2004-2005) liggen besloten en het stond Delta Lloyd niet vrij daarin eenzijdig wijziging aan te brengen. Delta Lloyd Bank en Delta Lloyd N.V. valt het verwijt te maken dat zij na overgang van de formele verplichtingen als werkgever op Delta Lloyd Services per 1 januari 2005 hebben verzuimd te bewerkstelligen of er op toe te zien dat de Overgangsregeling in stand bleef.
3.2
Delta Lloyd heeft verweer gevoerd en daarbij allereerst betoogd dat [appellanten] in hun vorderingen jegens Delta Lloyd Bank en Delta Lloyd N.V. niet ontvankelijk zijn te achten nu beide entiteiten niet als werkgever van [appellanten] zijn aan te merken en zij bovendien de verplichting als door [appellanten] gesteld niet hadden. Verder heeft Delta Lloyd betwist dat de Overgangsregeling in stand is gebleven na 1 januari 2006. Delta Lloyd heeft tenslotte een beroep gedaan op verjaring.
3.3
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellanten] afgewezen. Het beroep op verjaring door Delta Lloyd is verworpen. Daarnaast heeft de kantonrechter kort samengevat geoordeeld dat uit de CAO 2005-2007 kan worden afgeleid dat de Overgangsregeling als opgenomen in de CAO 2004-2005 is komen te vervallen en dat daarvoor een andere regeling als neergelegd in artikel 6.4 van de CAO 2005-2007 in de plaats is gekomen. Er is geen sprake van een eenzijdige wijziging door Delta Lloyd nu de verandering is doorgevoerd door wijziging van de CAO, nadat daarover tussen CAO-partijen overeenstemming was bereikt. De wijziging van het Pensioenreglement vloeit voort uit de wijziging van de CAO en kan daarom evenmin als eenzijdig worden beschouwd. De grondslag van de vorderingen jegens Delta Lloyd Bank en Delta Lloyd NV is onvoldoende onderbouwd.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] met hun grieven op.
3.4
Het hof stelt allereerst vast dat ter zitting door [appellanten] is aangegeven dat zij niet langer betwisten dat zij gebonden zijn aan de concern CAO, hetzij door lidmaatschap van een van de vakorganisaties, die bij het sluiten van die cao betrokken zijn geweest hetzij door incorporatie. Daarmee verliest grief 1 zijn belang.
3.5.1
Het hof overweegt verder als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de tekst van de Overgangsregeling als opgenomen in de CAO 2004-2005 niet meer terug komt in de CAO 2005-2007. Niettemin, zo begrijpt het hof het in grief 2 neergelegde betoog van [appellanten] , is de betreffende Overgangsregeling blijven bestaan ook onder de CAO 2005-2007, nu in de CAO 2004-2005 in artikel 6.1. onder 2. uitdrukkelijk de verplichting van de cao-sluitende partijen is opgenomen om de in de Overgangsregeling vastgelegde aanvullingsregelingen in volgende cao’s te herbevestigen, terwijl voorts van enige intrekking van die Overgangsregeling niet blijkt uit de CAO 2005-2007. In die laatste cao is volgens [appellanten] in artikel 6.4 slechts op een bepaalde wijze een financiële invulling gegeven aan de uit die eerder genoemde Overgangsregeling voortvloeiende verplichtingen voor Delta Lloyd (“inkoop van aanspraken”). [appellanten] hebben verder nog gewezen op verklaringen van vakbondsleden, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat een bedoeling om de betreffende Overgangsregeling af te schaffen niet heeft voorgelegen bij het sluiten van de CAO 2005-2007.
3.5.2
Het hof stelt het volgende voorop. Bij de uitleg van de betreffende bepaling 6.4. als opgenomen in de CAO 2005-2007 geldt als uitgangspunt dat in de verhouding tussen Delta Lloyd en de werknemers, de bedoeling van de oorspronkelijk contracterende partijen niet kenbaar is - behoudens voor zover van die bedoeling blijkt uit een schriftelijke toelichting - terwijl in ieder geval werknemers zoals in dit geval [appellanten] op de formulering daarvan ook geen invloed hebben gehad. Het voorgaande houdt in dat aan de bepalingen van de cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven. Bij gebreke van een gepubliceerde schriftelijke toelichting op de cao zijn bij de uitleg daarvan derhalve in beginsel de bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst, van doorslaggevende betekenis. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin die bepaling is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (vgl. HR 2 april 2004, nr. C02/306,
LJNAO3857,
NJ2005/495).
3.5.3
Tegen deze achtergrond kan het volgende worden vastgesteld. De desbetreffende bepaling 6.4 uit de CAO 2005-2007 kent als aanhef “Overgangsregeling pensioen” direct gevolgd door lid 1 dat begint met de woorden “Tot 1-01-2006 blijft de pensioenparagraaf uit de CAO 1 juni 2004 tot 31 mei 2005 ongewijzigd doorlopen”. Naar het oordeel van het hof houdt deze aanhef redelijkerwijs in dat de pensioenparagraaf als voorzien in de CAO 2004-2005 en de daaruit voortvloeiende aanspraken - neergelegd in artikel 6.1. lid 1 en de daarbij behorende bijlages - slechts doorloopt tot 1 januari 2006 en daarna in haar geheel komt te vervallen. De stelling van [appellanten] dat de in de pensioenparagraaf onder 6.4 van de CAO 2004-2005 opgenomen “Overgangsregeling” desniettemin na 1 januari 2006 haar geldigheid heeft behouden verdraagt zich reeds niet met de hiervoor bedoelde tekst uit de CAO 2005-2007. Bovendien zouden er dan twee “Overgangsregelingen” naast elkaar blijven bestaan, hetgeen niet valt aan te nemen. Daarnaast heeft nog het volgende te gelden. Onder lid 3 van het artikel 6.4. van de Overgangsregeling uit de CAO 2005-2007 wordt ingegaan op de aanspraken die werknemers reeds hadden opgebouwd dan wel op voorwaardelijke aanspraken waarop zij uitzicht hadden onder de regeling zoals die gold tot en met 31 december 2005. Hierover is tussen cao-partijen afgesproken dat deze aanspraken gedeeltelijk worden ingekocht op basis van een pensioengevend inkomen en de pensioengrondslag per 1 januari 2005 en de eventueel op 8 november 2005 geldende deeltijdfactor. Een dergelijke regeling, waarbij de op dat moment bestaande pensioenaanspraken worden bevroren en financieel worden afgekocht verdraagt zich evenmin met de door [appellanten] voorgestane uitleg van de concern CAO 2005-2007 inhoudende dat de Overgangsregeling uit de CAO 2004-2005 integraal is blijven gelden. Niet betwist is overigens door [appellanten] de stelling van Delta Lloyd dat een (dergelijke) overgangsregeling niet meer is opgenomen in de concern CAO Delta Lloyd geldend vanaf 2007, hetgeen een reden te meer vormt om aan te nemen dat de Overgangsregeling uit de CAO 2004-2005 met ingang van 1 januari 2006 is komen te vervallen als gevolg van het tot stand komen van de CAO 2005-2007.
Tenslotte dient niet uit het oog te worden verloren dat afbouw van dergelijke prepensioenregelingen naadloos aansluit bij het streven van de regering om werknemers langer te laten doorwerken, door de voordien bestaande begunstigende fiscale regeling af te schaffen getuige de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling van 24 februari 2005. Die wet beoogde de fiscale facilitering voor reeds bestaande regelingen af te schaffen per 1 januari 2006.
3.6
De conclusie dient te zijn dat [appellanten] geen aanspraken meer kunnen ontlenen aan de Overgangsregeling uit de concern CAO Delta Lloyd 2004-2005.
Zij gaan als het ware door hun binding aan de opvolgende cao’s mee met de (telkens) daarin voorziene wijzigingen, die in de plaats komen van de daarvoor geldende regelingen. Dat verklaart ook waarom een bevestiging is uitgebleven. Van een eenzijdige wijziging van aanspraken door Delta Lloyd is dan ook gezien het wettelijk stelsel met betrekking tot binding aan een cao geen sprake. Dit betekent verder dat de grieven 3 (uitlatingen van vakbondsleden over deze onderhandelingen), 4 (het feit dat de Overgangsregeling in de concern Cao’s Delta Lloyd van 2003 en 2004-2005 destijds is bedongen) en 6 (eenzijdige wijziging) geen verdere bespreking meer behoeven.
3.7.1
Grief 5 ziet op het verwijt dat [appellanten] Delta Lloyd maken dat zij hen onvoldoende heeft geïnformeerd over de wijziging van de pensioenregeling. [appellanten] betogen met name dat Delta Lloyd, althans Delta Lloyd Services, gehouden was om [appellanten] over de reikwijdte en de impact van de regeling, opgenomen in artikel 6.4. van de (nieuwe) CAO 2005-2007 duidelijk en volledig te informeren en nu zij dat heeft nagelaten Delta Lloyd jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld en gehouden is de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden.
3.7.2
Deze grief faalt. Delta Lloyd heeft erop gewezen dat indien al zou moeten worden aangenomen dat er een informatieverplichting bestaat van Delta Lloyd met betrekking tot de wijziging van de Overgangsregeling uit de cao 2004-2005, zij daaraan heeft voldaan. Meer in het bijzonder heeft Delta Lloyd gewezen op de volgende omstandigheden. De concern CAO Delta Lloyd 2005-2007 is destijds via het Intraweb beschikbaar gesteld, verder heeft zij per brief van 5 december 2005 (gedeeltelijk geciteerd hiervoor onder 2 xi) aan alle betrokken werknemers bericht dat de betreffende Overgangsregeling is komen te vervallen en tenslotte blijkt dit ook uit het gewijzigde Pensioenreglement 2006, waarin staat dat deze aanspraken zullen komen te vervallen. Dat alles hebben [appellanten] niet betwist. Aldus kan niet worden gezegd dat Delta Lloyd haar (eventuele) informatieverplichting heeft verzaakt. Daaraan doet niet af dat [appellanten] op zich terecht hebben opgemerkt dat de terminologie uit de brief van 5 december 2005 waarin wordt gesproken over “een vergelijkbaar pensioen als in de huidige situatie” aanleiding kan zijn tot misverstanden. Een nadere beschouwing van de regeling geeft echter in voldoende mate aan wat er werd gewijzigd, zodat alleen het gebruik van deze woorden bij de vraag of Delta Lloyd onzorgvuldig heeft gehandeld geen gewicht in de schaal legt.
3.8
Met grief 7 betogen [appellanten] dat Delta Lloyd Bank NV en Delta Lloyd NV jegens hen onrechtmatig hebben gehandeld door er niet op toe te zien dat de Overgangsregeling 2004-2005 integraal werd overgenomen in de opvolgende cao’s.
Daargelaten dat nergens uit valt af te leiden dat Delta Lloyd Bank en/of Delta Lloyd NV partij zijn bij de cao, geldt het volgende. Met deze grief miskennen [appellanten] dat van een onrechtmatig handelen van Delta Lloyd Bank en Delta Lloyd niet kan worden gesproken ingeval de uitkomst van de onderhandelingen over een opvolgende cao niet (geheel) in overeenstemming is met hetgeen in een vorige cao is voorgenomen of afgesproken. Partijen die bij de totstandkoming van een cao zijn betrokken zijn nu eenmaal vrij om deze vorm te geven op basis van het resultaat van die onderhandelingen en het staat hen daarbij in beginsel vrij anders overeen te komen dan in eerdere onderhandelingen voorzien.
3.9
De slotsom is dat alle grieven in het principaal appel falen. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder het incidenteel appel is ingesteld, zodat dit geen behandeling behoeft. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellanten] zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal appel. Voor een hoofdelijke veroordeling zoals door Delta Lloyd gevorderd, ziet het hof geen aanleiding.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal appel:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Delta Lloyd begroot op € 704,- aan verschotten en € 2.682,- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, C.M. Aarts en S.F. Schütz en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2016.