ECLI:NL:GHAMS:2016:5303

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
14 december 2016
Zaaknummer
23-002931-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot woninginbraak en woninginbraak met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot woninginbraak en woninginbraak met recidive. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 28 juli 2016. Tijdens de zitting op 30 november 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte twee inbraken, waarbij de verdachte betrokken zou zijn geweest. De eerste inbraak vond plaats op 19 december 2015 in IJmuiden, waar de verdachte met een accuboormachine een slot zou hebben geforceerd. De tweede inbraak vond plaats op 21 januari 2016 in Diemen, waarbij een groot aantal waardevolle goederen werd ontvreemd. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij beide feiten. De herkenning van de verdachte op camerabeelden werd als onbetrouwbaar beoordeeld, en er was geen ander bewijs dat zijn betrokkenheid kon aantonen. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

parketnummer: 23-002931-16
datum uitspraak: 14 december 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13/684200-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning (gelegen aan perceel Kruisberglaan) geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval een goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s), met een accuboormachine, in elk geval met een voorwerp, een schroef in een slot van voornoemde woning heeft/hebben gedraaid en/of geslagen, in elk geval een slot van voornoemde woning heeft/hebben geforceerd, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2016 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning (gelegen aan perceel [adres 2])
- één of meer paspoort(en) en/of identiteitskaart(en) en/of een rijbewijs en/of een kluis en/of
- twee, in elk geval één of meer telefoon(s) en/of
- een grote hoeveelheid siera(a)d(en), waaronder 12, in elk geval één of meer (gouden) ring(en) en/of 6, in elk geval één of meer (gouden) ketting(en) en/of 9, in elk geval één of meer (gouden) armband(en) en/of 3, in elk geval één of meer (gouden) hangertje(s) en/of één of meer (gouden) oorbel(len) en/of (gouden) manchetknopen en/of
- 7, in elk geval één of meer horloge(s) (merk Tommy Hilfiger en/of Breitling en/of Dolce & Gabbana en/of
- 6, in elk geval één of meer laptop(s) en/of tablet(s) (merk Apple en/of Dell) en/of
- 2, in elk geval één of meer camera's (merk Canon en/of Olympus en/of
- ( ongeveer) 250 euro, in elk geval een geldbedrag, en/of
- 5, in elk geval één of meer harde schij(f)(ven),
in elk geval een goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van één of meer slot(en) van voornoemde woning, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met algemene en bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht alsmede het meewerken aan het realiseren van een geschikte woonvorm dan wel begeleid wonen of maatschappelijke opvang, met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak van het onder 1. ten laste gelegde

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, omdat de verdachte weliswaar op een eerder moment aanwezig was in het woningcomplex waar de poging tot inbraak heeft plaatsgevonden, doch daaruit niet kan volgen dat hij als medepleger aan het feit heeft deelgenomen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt het volgende.
Aangeefster [slachtoffer 1] hoorde op 18 december 2015 rond 20.00 uur vreemde geluiden bij de voordeur van haar woning, waarna zij naar haar keuken is gelopen, het licht heeft aangedaan en een persoon, met in zijn handen een accuboormachine, heeft zien wegrennen. De volgende dag zag zij een schroef in het cilinderslot van haar deur zitten.
Op camerabeelden, opgenomen op 18 december 2015, afkomstig van de beveiligingscamera’s in het flatgebouw waarvan de woning van de aangeefster deel uitmaakt, zijn in totaal drie mannen te zien. Om 19.56 uur liepen twee mannen via de achteringang de flat in. Man 1 liep voorop en opende de deur. In zijn hand hield hij een grote schroevendraaier vast. De mannen openden vervolgens de tussendeur en liepen verder de flat in. Om 19.58 uur liepen de mannen via de tussendeur weer naar de achterdeur van de flat. Vijf minuten later, om 20.03 uur, kwam man 2, wederom via de achteringang, het flatgebouw binnen, in het gezelschap van een derde man. Man 2 had in zijn hand een voorwerp dat sterk lijkt op een schroefmachine of een boormachine.
Man 1 is aan de hand van de camerabeelden later door diverse politieambtenaren herkend als de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij degene is die de deur opende [het hof begrijpt: man 1]. Hij heeft voorts verklaard dat hij weliswaar in het flatgebouw was geweest maar dat hij nadien is weggegaan, omdat hij niets met een woninginbraak te maken wilde hebben.
Het hof is van oordeel dat, alhoewel er serieus te nemen aanwijzingen zijn dat de verdachte betrokken is geweest bij de onder 1 ten laste gelegde poging tot inbraak, er onvoldoende bewijs is voor het oordeel dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het ten laste gelegde feit, dat is toegespitst op het met een accuboormachine draaien van een schroef in het slot van de voordeur van de woning van de aangeefster, van een dusdanig gewicht is geweest dat medeplegen bewezen kan worden.
Dit brengt mee dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde

De raadsman heeft betoogd dat de in het dossier gevoegde beelden en stills (prints) van dermate slechte kwaliteit zijn dat de herkenning (van de verdachte) door diverse politieambtenaren onbetrouwbaar is. Nu er geen ander objectief bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte voorhanden is, dient hij te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat op 21 januari 2016 een inbraak heeft plaatsgevonden in de woning aan [adres 2] te Diemen, bij welke inbraak een groot aantal goederen is ontvreemd. Van deze inbraak zijn zowel bewegende camerabeelden (gemaakt in de woonkamer) als foto’s (gemaakt in de slaapkamer) beschikbaar. Op deze beelden zijn twee mannen te zien van, naar het hof aanneemt, de inbrekers. Deze beelden of foto’s zijn door de politie getoond in een zogenoemde aandachtsvestiging. Naar aanleiding hiervan is een van de mannen op de beelden door verschillende politieambtenaren herkend als [naam]. Deze politieambtenaren hebben daarbij onderscheidende kenmerken benoemd van deze [naam] waaraan zij hem op de beelden herkenden. [naam] is daarop als verdachte van deze woninginbraak aangehouden, maar bleek een sluitend alibi te hebben. Vervolgens is opnieuw, nadat de kwaliteit van de camerabeelden was verbeterd, een aandachtsvestiging voor de beelden van deze inbraak geplaatst. Hierop hebben drie opsporingsambtenaren de verdachte herkend als de man die op de beelden is te zien en die eerder als [naam] was aangemerkt.
Het hof stelt vast dat de herkenning van de verdachte door de politieambtenaren niet door aanvullend bewijs wordt ondersteund. Daarmee rust het bewijs van de betrokkenheid van de verdachte volledig op de genoemde herkenningen. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen is onder meer de kwaliteit van de beschikbare camerabeelden en foto’s van groot belang. Het hof is, anders dan de advocaat-generaal en met de raadsman, van oordeel dat de kwaliteit van deze beelden, zowel de bewegende beelden gemaakt in de woonkamer als de foto’s gemaakt in de slaapkamer, ook nadat deze kennelijk enigszins zijn verbeterd, niet van dien aard is dat op de beelden en foto’s voldoende onderscheidende kenmerken van de afgebeelde persoon zijn waar te nemen. Dit klemt te meer nu aan de hand van dezelfde beelden eerder door een viertal verbalisanten stellig en met het noemen van verschillende gedetailleerde kenmerken [naam] is herkend.
Gelet op het voorgaande acht het hof de herkenningen door de verbalisanten niet dusdanig betrouwbaar dat deze aan een bewezenverklaring ten grondslag kunnen worden gelegd. Het hof zal deze herkenningen dan ook niet bezigen voor het bewijs.
Dit brengt mee dat, nu ander bewijs ontbreekt, niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6005 aan materiële schadevergoeding en € 5.000 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500 als immateriële schadevergoeding. Voor het overige is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft daarom in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, aangezien hieruit onvoldoende blijkt van grondslag voor de gestelde immateriële schade, gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R.A.F. Gerding en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 december 2016.
[........]
.