ECLI:NL:GHAMS:2016:5329

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
16 december 2016
Zaaknummer
R 001666-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen vervangende hechtenis wegens niet verrichte taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2016 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot een bezwaarschrift van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1990, had een taakstraf van 180 uren opgelegd gekregen, welke hij niet naar behoren had verricht. Het Openbaar Ministerie had daarop de vervangende hechtenis van 90 dagen bevolen. De veroordeelde heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een laatste kans om de taakstraf alsnog te volbrengen, waarbij hij aangaf dat hij als zelfstandig ondernemer afhankelijk is van zijn opdrachten en dat het uitzitten van de vervangende hechtenis verstrekkende gevolgen zou hebben voor zijn inkomen en zijn gezin.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift. Het hof heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland, waaruit bleek dat de veroordeelde de taakstraf in zijn geheel niet had uitgevoerd. De veroordeelde heeft verklaard dat hij bereid is om de taakstraf op doordeweekse dagen te verrichten, mits zijn zakelijke compagnon in het weekend kan werken. Het hof heeft besloten de veroordeelde een allerlaatste kans te geven om de taakstraf te volbrengen, met de nadrukkelijke opmerking dat hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering.

Het hof heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard en bepaald dat de veroordeelde de taakstraf van 180 uren moet verrichten binnen een termijn van twaalf maanden na de uitspraak. Deze beslissing is genomen door de rechters in aanwezigheid van de griffier en is op de zitting uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: 001666-16
Parketnummer: 23-000220-14
Beslissing op het bezwaarschrift op de voet van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1990,
adres: [adres]
ter zitting bijgestaan door mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam.

Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen het bevel van het openbaar ministerie de vervangende hechtenis van 90 dagen ten uitvoer te leggen, nu de taakstraf van 180 uren, ter vervanging waarvan de hechtenis is opgelegd, niet (naar behoren) is verricht.

Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak onder voormeld parketnummer en heeft op 25 oktober 2016 de advocaat-generaal, de veroordeelde en diens raadsvrouw ter terechtzitting gehoord.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift.

Beoordeling van het bezwaarschrift

De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 november 2015 (voor zover hier relevant) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Blijkens het rapport van Reclassering Nederland van 11 juli 2016 heeft de veroordeelde de taakstraf in zijn geheel niet uitgevoerd. De advocaat-generaal heeft in verband daarmee op 22 juli 2016 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen.
Vooropgesteld wordt dat het rapport betrekking heeft op twee opgelegde taakstraffen, te weten:
  • de onderhavige taakstraf (met parketnummer 23-000220-14): 180 uren;
  • taakstraf in de zaak met parketnummer 23-002152-15 : 40 uren (36 uren na aftrek voorarrest naar de maatstaf van 2 uren per dag in verzekering doorgebracht).
Het rapport houdt het volgende in:
  • Op 23 mei 2016 is de veroordeelde zonder kennisgeving aan de reclassering niet verschenen op een intakegesprek.
  • Op 1 juni 2016 is de veroordeelde wederom zonder kennisgeving aan de reclassering niet verschenen.
  • Op 6 juni 2016 heeft de veroordeelde telefonisch contact opgenomen met de reclassering. Hij liet hen weten dat hij de eerste afspraak was vergeten en dat hij op vakantie was toen hij voor de tweede keer werd opgeroepen voor een intakegesprek. De reclassering heeft de verdachte daarop een laatste kans gegeven en gezamenlijk hebben zij afgesproken dat het intakegesprek op 7 juni 2016 zou plaatsvinden.
  • Op 7 juni 2016 is de veroordeelde op het intakegesprek verschenen. De veroordeelde is erop gewezen dat hij, gezien het feit dat hij onder meer voor openlijke geweldpleging is veroordeeld, zijn taakstraf enkel op het groepsproject kan uitvoeren. Met hem werd afgesproken dat hij op vrijdagen zijn taakstraf zal uitvoeren.
  • Op 14 juni 2016 is de veroordeelde zonder kennisgeving aan de reclassering niet verschenen op een kennismakingsbijeenkomst. De reclassering heeft de veroordeelde schriftelijk een officiële waarschuwing gestuurd en hem opnieuw opgeroepen voor een kennismakingsbijeenkomst op 21 juni 2016.
  • Op 21 juni 2016 is de veroordeelde op de kennismakingsbijeenkomst verschenen. Hij heeft te kennen gegeven dat hij de taakstraf niet op doordeweekse dagen kan verrichten vanwege zijn werk. De reclassering heeft de veroordeelde uitgelegd dat hij enkel aan het groepsproject kan meedoen en dat dat niet in het weekend kan. Hierop is besloten de taakstraf stop te zetten en de veroordeelde is daar dezelfde dag schriftelijk van op de hoogte gebracht.
De veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij graag nog een kans krijgt de taakstraf te volbrengen. Hij is zelfstandig ondernemer en derhalve is hij afhankelijk van de opdrachten die hij krijgt en kan verrichten. Als hij de vervangende hechtenis moet uitzitten, raakt hij zijn opdrachten kwijt en heeft hij geen inkomen meer. Dat zou verstrekkende gevolgen hebben, aangezien hij de zorg draagt voor zijn vriendin en hun pasgeboren kind. Vanwege zijn werk is de veroordeelde niet in staat de taakstraf op een doordeweekse dag te verrichten.
Ter zitting is gebleken dat de zakelijk compagnon van de veroordeelde bereid is in het weekend te werken, zodat de veroordeelde op een doordeweekse dag de taakstraf kan uitvoeren. De veroordeelde heeft te kennen gegeven dat hij een eventuele kans aan zal grijpen en in dat geval bereid en in staat is de taakstraf op doordeweeks dagen te verrichten.
Het hof ziet hierin, en in het ter zitting ingenomen standpunt van de advocaat-generaal aanleiding de veroordeelde een allerlaatste kans te geven en merkt daarbij nadrukkelijk op
dat het aan de reclassering is te bepalen op welke dagen en tijdstippen en waar de taakstraf zal worden verricht en dat veroordeelde zich daarnaar heeft te gedragen. Ook als de opdracht van de reclassering inhoudt dat de veroordeelde op een of meer doordeweekse dagen de taakstraf zal moeten verrichten, dient hij daaraan gehoor te geven.

Beslissing

Het hof:
Verklaart het bezwaarschrift gegrond;
bepaalt dat de veroordeelde nog 180 uren taakstraf moet verrichten;
bepaalt dat deze taakstraf moet worden voltooid binnen een termijn van twaalf maanden na heden.
Deze beslissing is genomen door mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M.J.A. Duker en mr. LC. van Walree, in bijzijn van de griffier mr. D.G. Oomkes en is uitgesproken op de terechtzitting van het hof van 8 november 2016.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.