ECLI:NL:GHAMS:2016:5543

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
23-000462-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake verkeersovertredingen met alcoholgebruik en doorrijden na ongeval

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 februari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1986, was betrokken bij een verkeersongeval op 3 juli 2014 te Amsterdam, waarbij hij de plaats van het ongeval had verlaten zonder zijn gegevens achter te laten. Daarnaast had hij op 2 juli 2014 een motorrijtuig bestuurd onder invloed van alcohol, met een ademalcoholgehalte van 1075 microgram per liter, wat aanzienlijk boven de toegestane grens ligt. De tenlastelegging omvatte overtredingen van artikel 7, eerste lid, en artikel 8, tweede lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 september 2016 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een soortgelijk verkeersdelict, wat in zijn nadeel weegt. De verdachte heeft verklaard dat hij momenteel dakloos is en slechts een daklozenuitkering ontvangt, wat het moeilijk maakt om een geldboete te betalen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten, die zijn gekwalificeerd als overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De beslissing is genomen met inachtneming van de verkeersveiligheid en het onaanvaardbare gedrag van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000462-16
Datum uitspraak: 20 september 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-187581-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij, op of omstreeks 3 juli 2014, te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op/aan het Prins Bernardplein, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
2:
hij op of omstreeks 2 juli 2014 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1075 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsmotivering

Ten aanzien van feit 2
De tenlastelegging is toegesneden op art. 8, derde en vierde lid van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Gelet op de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie van de Hoge Raad daaromtrent, moet het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel "zonder rijbewijs" van art. 8, vierde lid, (oud) WVW 1994 worden uitgelegd als "zonder dat aan hem een rijbewijs is afgegeven"( zie ECLI:NL:HR:2014:695, Hoge Raad 25 maart 2014). Het hof stelt vast dat uit het dossier blijkt dat op 2 juli 2004 een rijbewijs aan de verdachte is afgegeven, welk rijbewijs ongeldig is verklaard. Daarom zal de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Nu verdachtes ademalcoholgehalte 1075 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg, terwijl de grenswaarde in het tweede lid van art. 8 WVW 1994 op 220 microgram is gesteld en voorts toepassing van art. 8, tweede lid, WVW 1994 - ook in geval de bestuurder een rijbewijs heeft - niet tot een ander strafmaximum leidt, zal het hof het bewezenverklaarde kwalificeren als overtreding van art. 8, tweede lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij omstreeks 3 juli 2014 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval aan het Prins Bernardplein, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander, te weten [slachtoffer], schade was toegebracht.
2:
hij op 2 juli 2014 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8van de Wegenverkeerswet 1994, 1075 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis met aftrek en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van de verdachte verklaard dat het niet goed gaat met de verdachte. Hij is momenteel dakloos en heeft enkel een daklozenuitkering als inkomen. Derhalve is een geldboete moeilijk op te brengen voor de verdachte. Hij moet in staat geacht worden een taakstraf uit te voeren, want de verdachte is te bereiken via zijn ouders.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol een auto bestuurd. Dit is een ernstig feit, omdat het rijden onder invloed de verkeersveiligheid in gevaar brengt. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt in die zin dat de verdachte betrokken was bij een verkeersongeval, maar daarna is doorgereden. De verdachte heeft maatschappelijk gezien zeer onaanvaardbaar gedrag vertoond door met een grote hoeveelheid alcohol op een auto te besturen en vervolgens door te rijden zonder zijn gegevens achter te laten ter afwikkeling van de schade nadat hij bij een verkeersongeval betrokken was. Dit alles getuigt van een groot gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2016 is hij eerder ter zake van een soortgelijk verkeersdelict onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Nu niet is gesteld of gebleken dat de belangen van de verdachte bij het behoud van zijn rijbewijs groter zijn dan het belang van de verkeersveiligheid, zal het hof de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid van aanzienlijke duur opleggen. Het hof zal er in de strafoplegging niet aan voorbij gaan dat de verdachte zich in moeilijke persoonlijke omstandigheden bevindt en acht, alles afwegende, een taakstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. M.M.H.P Houben en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 september 2016.