4.1.De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard reeds omdat de heffingsambtenaar hangende het beroep de WOZ-waarde heeft verlaagd tot € 390.000. Naar het oordeel van de rechtbank is deze waarde niet te hoog en de rechtbank heeft daartoe – voor zover in hoger beroep nog relevant – het volgende overwogen:
4. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
5. Verweerder heeft de vastgestelde WOZ waarde onderbouwd aan de hand van twee vergelijkingsobjecten, te weten een woning aan de [vergelijkingsobject 1], die is verkocht op 21 februari 2013 voor € 412.000,- en een woning aan de [vergelijkingsobject 2] die is verkocht op 2 juli 2012 voor € 330.000.
6. Ten aanzien van het door verweerder gehanteerde vergelijkingsobject [vergelijkingsobject 1] heeft eiser ter zitting aangevoerd dat hier geen sprake is van een reëele, marktconforme transactie. De bewoonster, de dochter van de huidige eigenaar, woonde al ongeveer twee jaar in deze woning voor de registratie in het kadaster. Volgens eiser was de woning echter al eerder verkocht. Deze transactie is daarom volgens eiser niet bruikbaar als vergelijkingsobject.
7. Verweerder heeft in reactie op eisers stelling de leveringsakte van de [vergelijkingsobject 1] te [Q] geraadpleegd. Hieruit volgt dat het koopcontract op 14 november 2012 is getekend, slechts anderhalve maand voor de onderhavige waardepeildatum 1 januari 2013. Het verkoopcijfer is volgens verweerder dan ook zeer goed bruikbaar.
8. De stelling van eiser dat de [vergelijkingsobject 1] niet als vergelijkingsobject kan worden gebruikt volgt de rechtbank niet. Eiser heeft in reactie op de leveringsakte gesteld dat op papier alles blijkbaar volgens de regels is gegaan. Eiser kan echter nog altijd niet plaatsen dat de verkoopprijs, in de periode van flink lagere huizenprijzen, op die waarde is gesteld. Eiser heeft zijn stelling echter op geen enkele wijze kunnen onderbouwen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat ten aanzien van deze woning geen sprake is geweest van een marktconforme transactie. Nu de transactiedatum zeer dicht bij de waardepeildatum is gelegen en het vergelijkingsobject naar het oordeel van de rechtbank vanwege de grootte, ligging en het type woning voldoende vergelijkbaar is met de woning van eiser, ziet de rechtbank geen reden om het vergelijkingsobject [vergelijkingsobject 1] buiten beschouwing te laten. Ook het vergelijkingsobject gelegen aan de [vergelijkingsobject 2] is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vergelijkbaar met de woning van eiser om als vergelijkingsobject te kunnen dienen. Verweerder heeft deze objecten dan ook kunnen gebruiken ter onderbouwing van de vastgestelde waarde. (…)”