ECLI:NL:GHAMS:2016:5670

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
23-001165-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van €200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis voor het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam. Dit bevel hield in dat de verdachte zich uit een overlastgebied moest verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer mocht bevinden. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 oktober 2016 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 juli 2014 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan het bevel van de burgemeester. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.

Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van €200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis, met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft daarbij het gedrag van de verdachte, dat getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag, zwaar laten meewegen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001165-16
Datum uitspraak: 1 november 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-143422-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 juli 2014 te 01:00 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 (centrum en ondergrondse metrostations), althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 juli 2014 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het overlastgebied 1 (centrum en ondergrondse metrostations), te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis, waarvan voorwaardelijk 100,00 subsidiair 2 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een hem door de burgemeester gegeven verwijderingsbevel door zich in een overlastgebied op te houden, terwijl hij wist dat hij daar niet mocht zijn. Het bevel van de burgemeester is een maatregel die is bedoeld ter handhaving van de openbare orde. Door de niet naleving ervan doorkruist de verdachte op onaanvaardbare wijze het door de gemeente gevoerde beleid ten aanzien van het tegengaan van de onaanvaardbaar hoge overlast van en rond straathandel in (nep)drugs in bepaalde gebieden van Amsterdam. Het gedrag van de verdachte getuigt van een kwalijk gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Voorts overweegt het hof dat hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte is aangevoerd, niet tot een ander oordeel heeft geleid ten aanzien van de omvang van de op te leggen geldboete.
Het hof acht daarom, alles afwegende, een geldboete van dezelfde hoogte als opgelegd door de politierechter passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. A.P.M. van Rijn en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van
A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 november 2016.
Mr. A.P.M. van Rijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.