ECLI:NL:GHAMS:2016:5676

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
23-001681-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, was beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident op 26 november 2014, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit tegen een persoon, [naam], in het kader van een conflict over geld. De verdachte zou hebben gezegd: 'Ik ga je in je been schieten als ik mijn geld nu niet krijg'.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 oktober 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord. De advocaat-generaal stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de bedreiging, terwijl de raadsvrouw betoogde dat er geen bewijs was en dat de verklaringen van de ouders van het slachtoffer niet betrouwbaar waren. Het hof heeft de verklaringen van de ouders van [naam] als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enige aarzelingen van de moeder in een latere verklaring.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging zoals ten laste gelegd. Het vonnis van de politierechter is vernietigd, en de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met het strafrechtelijk verleden van de verdachte en de impact van zijn daden op het slachtoffer en diens ouders. De op te leggen straf is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001681-16
Datum uitspraak: 1 november 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-703299-14 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Rijnmond - Hoogvliet Stadsgevangenis R'dam
te Hoogvliet Rotterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 november 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je in je been schieten als ik mijn geld nu niet krijg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (vervolgens) (daarbij) (dreigend) zijn hand in zijn (boven)jaszak heeft gestoken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging. Beide ouders van [naam] hebben verklaard dat zij de bedreigende woorden van de verdachte hebben gehoord.
Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte van het tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken, nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Niemand heeft gehoord of kan gehoord hebben dat de verdachte de bedreigende woorden heeft geuit. De verklaringen van de ouders van [naam] zijn niet betrouwbaar en bovendien heeft [naam] een valse aangifte gedaan.
Overwegingen van het hof
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt hiertoe het volgende.
De verdachte is naar aanleiding van een conflict over geld naar het huis van de ouders van [naam] gegaan. Bij de voordeur heeft een woordenwisseling plaatsgevonden tussen de verdachte en [naam] . De ouders van [naam] hebben verklaard dat zij de woordenwisseling en de bedreigende uitlatingen van de verdachte hebben gehoord. Zij bevonden zich in de keuken en de woonkamer, waarvan de deuren naar de hal openstonden. Dat de moeder van [naam] na verloop van enige tijd in mei 2015 bij de rechter-commissaris enigszins aarzelend over het incident heeft verklaard en toen zei niet meer te weten of zij destijds dreigementen had gehoord, doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaring bij de politie op 26 november 2014, die zij slechts enkele uren na het voorval heeft afgelegd. Naar het oordeel van het hof is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die wijst op de onbetrouwbaarheid van genoemde getuigenverklaringen. Ten slotte zijn er naar het oordeel van het hof ook geen aanwijzingen dat het slachtoffer een valse aangifte zou hebben gedaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 november 2014 te Amsterdam, [naam] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je in je been schieten als ik mijn geld nu niet krijg".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 5 oktober 2016, waaruit blijkt dat hij meerdere malen eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder meer voor bedreiging.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van zijn collega [naam] . Het slachtoffer heeft deze situatie als zeer bedreigend ervaren. Het hof acht het kwalijk dat de verdachte naar het privéadres van de ouders van het slachtoffer is gegaan. De verdachte heeft zodoende zowel [naam] als zijn ouders gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd. Schuldigverklaring zonder oplegging van straf – zoals voorgestaan door de verdediging – is, gezien de ernst van dit feit en het strafrechtelijk verleden van de verdachte, beslist niet aan de orde.
Het hof acht, alles afwegende, met de advocaat-generaal een gevangenisstraf van een week passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht,
voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. P.F.E. Geerlings en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van
A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 november 2016.
Mr. A.P.M. van Rijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.