Uitspraak
Procesgang
Beoordeling
Beslissing
1.080 (duizend en tachtig) dagen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van het Openbaar Ministerie tot het verlenen van verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang. De vordering is ingediend op 14 april 2016, naar aanleiding van een eerdere ontnemingsmaatregel die aan de veroordeelde was opgelegd. Deze ontnemingsmaatregel, die op 18 februari 2011 was vastgesteld, verplichtte de veroordeelde tot betaling van een bedrag van € 1.091.051 aan de staat, wat op 4 juni 2013 onherroepelijk werd. Ondanks deze verplichting heeft de veroordeelde niet voldaan aan de betalingsverplichting, en na uitwinning van het conservatoir beslag resteerde er nog een openstaand bedrag van € 1.027.429,71.
Tijdens de behandeling van de vordering in raadkamer op 2 december 2016 was de veroordeelde niet verschenen, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De advocaat-generaal heeft de vordering tot toewijzing geconcludeerd, en het hof heeft overwogen dat de veroordeelde niet heeft meegewerkt aan de incasso van de opgelegde ontnemingsmaatregel. De veroordeelde had een adres opgegeven in het buitenland, maar heeft niet gereageerd op correspondentie van het CJIB. Het hof concludeert dat het niet aannemelijk is dat de veroordeelde buiten staat is aan de betalingsverplichting te voldoen.
Gelet op deze overwegingen heeft het hof besloten om verlof te verlenen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor een periode van 1.080 dagen. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.