ECLI:NL:GHAMS:2016:5727

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
13 januari 2017
Zaaknummer
000675-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang in ontnemingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van het Openbaar Ministerie tot het verlenen van verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang. De vordering is ingediend op 14 april 2016, naar aanleiding van een eerdere ontnemingsmaatregel die aan de veroordeelde was opgelegd. Deze ontnemingsmaatregel, die op 18 februari 2011 was vastgesteld, verplichtte de veroordeelde tot betaling van een bedrag van € 1.091.051 aan de staat, wat op 4 juni 2013 onherroepelijk werd. Ondanks deze verplichting heeft de veroordeelde niet voldaan aan de betalingsverplichting, en na uitwinning van het conservatoir beslag resteerde er nog een openstaand bedrag van € 1.027.429,71.

Tijdens de behandeling van de vordering in raadkamer op 2 december 2016 was de veroordeelde niet verschenen, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De advocaat-generaal heeft de vordering tot toewijzing geconcludeerd, en het hof heeft overwogen dat de veroordeelde niet heeft meegewerkt aan de incasso van de opgelegde ontnemingsmaatregel. De veroordeelde had een adres opgegeven in het buitenland, maar heeft niet gereageerd op correspondentie van het CJIB. Het hof concludeert dat het niet aannemelijk is dat de veroordeelde buiten staat is aan de betalingsverplichting te voldoen.

Gelet op deze overwegingen heeft het hof besloten om verlof te verlenen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor een periode van 1.080 dagen. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
AV-nummer: 000675-16
rolnummer: 23-003699-08
datum uitspraak: 16 december 2016
Beschikking gegeven op de vordering van het Openbaar Ministerie van 14 april 2016, op grond van artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, ingediend tegen de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1957,
adres: [adres]

Procesgang

Dit gerechtshof heeft bij arrest van 18 februari 2011 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de staat van een bedrag van
€ 1.091.051. Deze ontnemingsmaatregel is op 4 juni 2013 onherroepelijk geworden.
De advocaat-generaal heeft op 14 april 2016 een vordering ingediend die strekt tot het verlenen van verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang, vanwege het - na uitwinning van het conservatoir beslag - nog openstaande bedrag van € 1.027.429,71.
Het hof heeft op 2 december 2016 het verzoek in raadkamer in het openbaar behandeld. De veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. In raadkamer zijn gehoord
mr. N.S. Levinsohn, waarneemster voor de advocaat van de veroordeelde, mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal, mr. R.C. Tdlohreg.

Beoordeling

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Het hof overweegt dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de bij arrest opgelegde verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 van het Wetboek van Strafvordering op het vermogen van de veroordeelde is niet mogelijk gebleken.
De veroordeelde heeft bij de Basisregistratie Personen per 11 januari 2011 een adres opgegeven in [land]. Hij heeft niet gereageerd op aanschrijvingen van het CJIB die naar dit adres zijn verstuurd. Aldus heeft de veroordeelde niet meegewerkt aan of inzicht gegeven in de mogelijkheden voor de incasso van de opgelegde ontnemingsmaatregel.
Gelet op hetgeen de raadsvrouw in raadkamer heeft aangevoerd is niet aannemelijk dat de veroordeelde buiten staat is aan de betalingsverplichting te voldoen en ook overigens acht het hof dit thans niet aannemelijk. Dit leidt tot de slotsom dat de vordering van de advocaat-generaal voor toewijzing vatbaar is.
Bij de beoordeling van de vordering en het bepalen van de duur van de lijfsdwang houdt het hof rekening met het verhaal dat reeds ingevolge de artikelen 574 tot en met 576 door het Openbaar Ministerie is genomen.
Het hof zal, gelet op het vorenstaande, op vordering van het Openbaar Ministerie verlof verlenen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang van 1.080 dagen.

Beslissing

Het hof:
Verleent verloftot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang.
Bepaalt de duur van de lijfsdwang op
1.080 (duizend en tachtig) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. W.M.C. Tilleman en mr. D.J.M.W. Paridaens, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van dit gerechtshof van
16 december 2016.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat deze beschikking te ondertekenen.