ECLI:NL:GHAMS:2016:5844

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2016
Publicatiedatum
9 juni 2017
Zaaknummer
23-004443-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake mishandeling met honkbalknuppels

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van mishandeling, gepleegd op 25 mei 2013 in Zandvoort, waarbij hij samen met anderen de slachtoffers, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], met honkbalknuppels zou hebben geslagen. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de verklaringen van de slachtoffers en de omstandigheden van het geweld in overweging heeft genomen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet bewezen kon worden van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, maar wel van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling. De verdachte is vrijgesproken van de zwaardere aanklacht, maar het hof heeft hem wel schuldig bevonden aan de mishandeling en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was dat de benadeelde partij schade had geleden door de mishandeling. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht toegepast en het vonnis van de rechtbank vernietigd.

Uitspraak

parketnummer: 23-004443-14
datum uitspraak: 18 februari 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-710352-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 25 mei 2013 in de gemeente Zandvoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, aan één of meer perso(o)n(en) genaamd [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met (een) honkbalknuppel(s), althans (een) hard(e) voorwerp(en), heeft geslagen tegen en/of op het hoofd en/of andere delen van het lichaam van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 25 mei 2013 in de gemeente Zandvoort tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend één of meer perso(o)n(en) (te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ) met (een) honkbalknuppel(s), althans (een) hard(e) voorwerp(en), tegen en/of op het hoofd en/of andere delen van het lichaam heeft geslagen en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen en/of aan de haren heeft getrokken, waardoor voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] letsel hebben/heeft bekomen en/of pijn hebben/heeft ondervonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen kan worden verklaard.
Het hof is met de rechtbank en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde. Uit de stukken in het dossier wordt onvoldoende duidelijk dat met een dusdanige kracht met honkbalknuppels of andere harde voorwerpen op een kwetsbare plaats op het lichaam van [benadeelde 1] of [benadeelde 2] is geslagen dat daaruit de conclusie kan worden getrokken dat sprake is van (voorwaardelijke) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ook het aangetroffen letsel wijst niet in die richting.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 mei 2013 in de gemeente Zandvoort tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend [benadeelde 1] en [benadeelde 2] met honkbalknuppels, althans harde voorwerpen, tegen het hoofd en andere delen van het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden;
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangevers onvoldoende betrouwbaar zijn en derhalve niet voor het bewijs gebezigd mogen worden, hetgeen tot vrijspraak dient te leiden. Zij heeft hiertoe het volgende bepleit. Aangevers waren beiden onder invloed van alcohol en/of drugs. Dit kan gevolgen hebben voor het geheugen. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat aangevers met elkaar hebben besproken of gereconstrueerd wat er gebeurd zou zijn. De aangiftes zijn niet consistent en niet verenigbaar met elkaar. Als alternatief scenario valt niet uit te sluiten dat aangevers elkaar te lijf zijn gegaan. Ten aanzien van het medeplegen heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is gebleken van een voorgaand overleg tussen of plan van verdachte en zijn medeverdachten, dat kan duiden op een nauwe en bewuste samenwerking.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
De aangevoerde omstandigheden met betrekking tot drank en/of drugsgebruik zijn op zichzelf onvoldoende voor de aanname dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn. De verklaringen van aangevers zijn concreet, specifiek en op wezenlijke punten consistent. Voorts worden deze op essentiële punten ondersteund door bevindingen van de politie, de verklaring van verdachte zelf en het letsel van aangevers. Gelet hierop ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangiftes.
Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt voor een begin van aannemelijkheid van het alternatieve scenario.
Naar het oordeel van het hof is er sprake van medeplegen. Verdachte is samen met zijn broer en anderen midden in de nacht naar de woonwagen gereden. Met slagwapens is men de woonwagen waar de aangevers zich bevonden binnen gegaan. Daar hebben niet alleen verdachte maar ook medeverdachten geweld gebruikt tegen één of beide aangevers. Dergelijk handelen wijst op een, voor medeplegen vereiste, nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan mishandeling, en heeft hierbij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Verdachte heeft zich samen met anderen, midden in de nacht op agressieve en intimiderende wijze toegang verschaft tot de woonwagen van de slachtoffers. Dit is bij uitstek een plek waar de bewoners zich veilig dienden te voelen. De slachtoffers waren niet bedacht op de komst van de verdachte en zijn mededaders en konden de woning op het moment niet makkelijk verlaten. De verdachte en zijn mededaders hebben aldus een voor de slachtoffers angstaanjagende situatie geschapen. De verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers geslagen met onder meer een honkbalknuppel en hebben daardoor pijn en niet te verwaarlozen letsel veroorzaakt bij de slachtoffers.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 20 januari 2016 is de verdachte eerder ter zake van (gewelds)delicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof is in het licht van het vorenstaande van oordeel dat niet volstaan kan worden met de door de advocaat-generaal gevorderde, deels voorwaardelijke straf. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.306,00 en 5.800 gulden wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit materiele schade, zijnde de aan/in de woonwagen vernielde goederen. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor de bedragen van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal persisteert bij het standpunt van het openbaar ministerie in eerste aanleg en vordert dat de benadeelde partij niet ontvankelijk zal worden verklaard, nu de vordering niet nader is onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de door de verdachte met anderen gepleegde mishandeling rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot schadevergoeding af.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. F.M.D. Aardema en mr. J.W. Moors, in tegenwoordigheid van
J. Dommershuijzen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 februari 2016.
Mr. Moors is buiten staat dit arrest te ondertekenen.