Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
€ 0,00
€ 2.500,00
€ 2.720.”
3.Geschil in hoger beroep
4.Overwegingen van de rechtbank
€ 0,00
€ 2.000,00
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan belanghebbende is opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had op 12 april 2013 aangifte gedaan voor een Chevrolet Camaro, waarvoor hij een bedrag van € 2.893 had voldaan. De inspecteur legde op 19 november 2013 een naheffingsaanslag op van € 2.720, welke door de rechtbank Noord-Holland in een eerdere uitspraak werd vernietigd en verlaagd tot € 13.020. De inspecteur had de handelsinkoopwaarde van het voertuig in onbeschadigde staat vastgesteld, maar de belanghebbende betwistte de hoogte van de herstelkosten en de waardevermindering door schade. Het Hof oordeelde dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht had opgelegd en dat de handelsinkoopwaarde correct was vastgesteld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat niet alle herstelkosten in mindering konden worden gebracht op de handelsinkoopwaarde. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de waarde van een voertuig met schade in de juiste verhouding moest worden gebracht tot de waarde van vergelijkbare voertuigen, waarbij ook rekening moest worden gehouden met gebruikssporen. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond was en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.