ECLI:NL:GHAMS:2016:86
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- H.A. van den Berg
- R.G. Kemmers
- M. Perfors
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van minderjarigen met betrekking tot de geschiktheid van de moeder als opvoeder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de kinderrechter in Amsterdam, die op 27 mei 2015 een machtiging tot uithuisplaatsing van haar kinderen, [kind a] en [kind b], heeft verleend. De moeder is op 25 augustus 2015 in hoger beroep gekomen. De kinderen zijn sinds 31 augustus 2011 in een pleeggezin geplaatst en hebben regelmatig omgang met de moeder en de vader. De moeder verzoekt om een onafhankelijk onderzoek naar haar geschiktheid als opvoeder en om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van dat onderzoek. De gecertificeerde instelling (GI) verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de zittingen is naar voren gekomen dat er verschillende adviezen zijn gegeven door Spirit, de instantie die betrokken is bij de begeleiding van de moeder. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, maar de moeder betwist dit en stelt dat de rechtbank niet alle relevante adviezen heeft meegewogen. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft onvoldoende aangetoond dat zij in staat is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen, en er zijn zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de moeder.
Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en het verzoek van de moeder om een nieuw onderzoek afgewezen. De kinderen blijven in hun pleeggezinnen totdat het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming is afgerond, dat moet uitwijzen of een gezagsbeëindigende maatregel noodzakelijk is. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 19 januari 2016.