ECLI:NL:GHAMS:2016:91

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
21 januari 2016
Zaaknummer
200.104.872/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewijslevering en procesorde in civiele zaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde]. De zaak betreft een geschil over bewijslevering en de naleving van de goede procesorde. Het hof had eerder op 24 februari 2015 een tussenarrest uitgesproken waarin werd bepaald dat er een getuigenverhoor zou plaatsvinden. Dit getuigenverhoor was oorspronkelijk gepland op 23 juni 2015, maar de advocaat van [appellant] heeft verzuimd om de getuigen tijdig aan te zeggen, wat in strijd is met artikel 170 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zowel [appellant] als zijn advocaat zijn niet verschenen op de zitting zonder bericht van verhindering, wat het hof noopte om een nieuwe datum vast te stellen voor het getuigenverhoor.

Bij de tweede zitting op 27 oktober 2015 bleek dat de advocaat van [geïntimeerde] geen getuigen had aangezegd, en de advocaat van [appellant] meende dat het voldoende was om de getuigen in de memorie van grieven te noemen. Het hof oordeelde dat deze werkwijze niet voldeed aan de wettelijke vereisten, waardoor het getuigenverhoor niet kon doorgaan. De raadsheer-commissaris besloot de zaak te verwijzen naar de rol voor arrest, waarbij het hof concludeerde dat [appellant] niet had voldaan aan de eisen van een goede procesorde. Uiteindelijk werd het bestreden vonnis bekrachtigd, en werd [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, inclusief de kosten die [geïntimeerde] had gemaakt voor de zitting van 23 juni 2015.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van het tijdig aanzeggen van getuigen en de gevolgen van het niet naleven van procesregels. Het hof heeft de beslissing op 19 januari 2016 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.104.872/02
zaaknummer rechtbank : CV 10-3678
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 januari 2016
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J.P. van Rossem te Amsterdam,
tegen:
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
1.1
In deze zaak heeft het hof op 24 februari 2015 een tussenarrest uitgesproken. Voor de loop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
1.2
Bij het tussenarrest heeft het hof bepaald dat een getuigenverhoor zal plaatshebben. Dit is vervolgens vastgesteld op 23 juni 2015 en daarna op 27 oktober 2015.

2.De verdere beoordeling

2.1
De advocaat van [appellant] heeft voorafgaande aan de zitting van 23 juni 2015 verzuimd op de voet van het bepaalde in artikel 170 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering getuigen aan te zeggen. [appellant] en zijn advocaat zijn niet verschenen en het hof heeft geen bericht van verhindering ontvangen.
2.2
Vervolgens heeft de advocaat van [appellant] heeft het hof bericht dat een en ander het gevolg was van een misverstand aan zijn zijde en verzocht een nieuwe datum vast te stellen. [geïntimeerde] heeft zich daartegen verzet. Het hof heeft het verzoek van [appellant] gehonoreerd en een nadere datum voor het verhoor bepaald, te weten 27 oktober 2015
2.3
Ter zitting van 27 oktober 2015 heeft de advocaat van [geïntimeerde] meegedeeld dathem geen getuigen waren aangezegd. Desgevraagd verklaarde de advocaat van [appellant] dat hij meende dat het voldoende was dat de getuigen in de memorie van grieven waren genoemd. Deze verklaring gaat voorbij aan het bepaalde in artikel 170 lid 1 Rv. omtrent het tijdig voor het verhoor opgeven van de namen van getuigen aan de wederpartij en aan de griffier, welke bepaling er mede toe strekt de wederpartij (hier: [appellant] ) in staat te stellen tot behoorlijke uitoefening van haar door artikel 179 lid 2 Rv. gewaarborgde recht om te voorgebrachte getuigen te ondervragen. De vermelding van personen die zouden kunnen getuigen in een eerder gedingstuk volstaat daartoe niet. De raadsheer-commissaris heeft onder deze omstandigheden het getuigenverhoor niet laten doorgaan omdat het enkel noemen van getuigen in de memorie van grieven onvoldoende was voor partij [appellant] om zich op het getuigenverhoor te prepareren. Bij deze beslissing heeft de raadsheer-commissaris in aanmerking genomen dat de advocaat van [appellant] en zijn cliënt ter gelegenheid van het op 23 juni 2015 bepaalde verhoor zonder bericht van verhindering niet waren verschenen. De raadsheer-commissaris heeft daarop de zaak verwezen naar de rol van 27 oktober 2015 voor arrest.
2.4
[appellant] heeft tweemaal de gelegenheid gehad voor het doen horen van getuigen. De eerste gelegenheid heeft hij ongebruikt voorbij laten gaan. Bij de tweede gelegenheid is hij het wettelijk voorschrift omtrent het horen van getuigen niet nagekomen. Nu - bij die tweede gelegenheid - de eisen van een goede procesorde zich gezien het hiervoor overwogene verzetten tegen het horen van de door [appellant] voorgebrachte getuigen en, gelet op de herhaalde verzuimen van [appellant] met de eisen van een goede procesorde eveneens onverenigbaar is het voor de derde maal aanhouden van het verhoor, zal het bestreden vonnis bij gebreke van bewijslevering door [appellant] worden bekrachtigd. [appellant] zal in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld. Daarbij zal rekening worden gehouden met de door [geïntimeerde] in verband met de zitting van 23 juni 2015 vergeefs gemaakte kosten.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het op 15 december 2011door de rechtbank Amsterdam tussen partijen gewezen vonnis;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 291,- voor verschotten en op € 1.788,- aan salaris;
Dit arrest is gewezen door mrs. S.F. Schütz, W.H.F.M. Cortenraad en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2016.