ECLI:NL:GHAMS:2017:1292

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
R 000059-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • A. Leenaers
  • M. Houben
  • R. Röttgering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en vergoeding kosten gewezen verdachte in verband met verrekening geldboeten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding van een gewezen verdachte, die in verzekering was gesteld. De verzoeker, geboren in 1994, had een verzoek ingediend om een schadevergoeding van € 105,-- te ontvangen van de Staat, als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met parketnummer 13-706896-15. De rechtbank had het verzoek zonder openbare behandeling toegewezen, maar het toegewezen bedrag verrekend met twee geldboetes van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Het hof heeft het hoger beroep van de verzoeker behandeld en vastgesteld dat de rechtbank de zaak had behandeld zonder dat het verzoekschrift in een openbare raadkamer was besproken. Dit leidde tot een schending van het beginsel van hoor en wederhoor, aangezien de verzoeker niet op de hoogte was van het overzicht van openstaande zaken van het CJIB. Het hof oordeelde dat de behandeling van verzoeken ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in openbare raadkamer dient plaats te vinden, en dat de verzoeker en zijn advocaat niet de gelegenheid hadden gehad om kennis te nemen van relevante stukken die de basis vormden voor de beslissing van de rechtbank.

Het hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd genomen op basis van de geldende wetgeving, waarbij werd vastgesteld dat de verzoeker niet in aanmerking kwam voor een vergoeding, omdat de verzekering minder dan 24 uur had geduurd en niet aan de voorwaarden voor vergoeding voldeed. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000059-17 / (89 Sv HB)
Parketnummer in eerste aanleg: 13-706896-15
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank te Amsterdam van 8 november 2016 op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. R.C. Fransen,
[adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, tot een bedrag van (in totaal) € 105,--, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.

2.Procesverloop

De rechtbank heeft het verzoek zonder behandeling in de openbare raadkamer toegewezen maar het toegewezen bedrag verrekend overeenkomstig artikel 90 lid 3 Sv.
Het hoger beroep is ingesteld namens verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 17 maart 2017 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De rechtbank heeft het verzoek tot schadevergoeding toegewezen maar het toegewezen bedrag verrekend met twee geldboetes met CJIB-nummers 1132 5420 0238 0438 en 2132 5420 0198 7865.
In raadkamer heeft de advocaat van appellant aangevoerd dat de beslissing door de rechtbank is genomen zonder dat het verzoekschrift is behandeld in openbare raadkamer en zonder dat appellant op de hoogte was van het ‘Overzicht openstaande zaken’ van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Aldus heeft geen hoor en wederhoor plaatsgevonden en is appellant niet in de gelegenheid geweest de juistheid van het overzicht te betwisten.
Voorts zijn de bovengenoemde aan de Staat te betalen bedragen eveneens verrekend bij beschikking van de rechtbank van latere datum (25 november 2016), die ziet op andere verzoeken ex artikel 89 en 591a Sv. Appellant is van die beschikking eveneens in hoger beroep gekomen. Dit beroep is 17 maart 2017 gelijktijdig met het onderhavige verzoekschrift in raadkamer in hoger beroep behandeld (rekestnummers 000056-17 en 000057-17).
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het appel.
Het hof overweegt naar aanleiding van het beroep en ambtshalve als volgt. De behandeling van verzoeken ex artikel 89 en 591a Sv vindt plaats in openbare raadkamer. Het onderzoek in raadkamer strekt zich gelet op het bepaalde in artikel 90 lid 3 Sv, mede uit tot de vraag of de mogelijkheid tot verrekening bestaat. In de rechtbank Amsterdam is de praktijk ontstaan verzoekschriften ex artikel 89 en 591a Sv zonder behandeling in openbare raadkamer af te doen, indien volledige overeenstemming bestaat dat de verzoeken kunnen worden toegewezen. Van een dergelijke overeenstemming was in de onderhavige zaak echter geen sprake, nu de advocaat onweersproken heeft gesteld dat hij niet beschikte over het overzicht van openstaande zaken van het CJIB, op grond van welk stuk de rechtbank tot verrekening van de toegekende vergoeding is overgegaan.
In artikel 23, vijfde lid, Sv, welke bepaling van overeenkomstige toepassing is op de onderhavige procedure, is de bevoegdheid neergelegd tot – kort gezegd – kennisneming van de stukken die op de zaak betrekking hebben en die de basis kunnen vormen van de te nemen beslissing. Deze bevoegdheid is vanuit een oogpunt van behoorlijke procesorde van zo wezenlijke betekenis, dat niet-inachtneming daarvan nietigheid van de behandeling en de beschikking meebrengt.
Nu appellant en zijn advocaat niet de gelegenheid hebben gehad kennis te nemen van voornoemd overzicht en dit de basis vormde voor de verrekening en geen behandeling in raadkamer heeft plaatsgevonden waarop dit stuk aan de orde is geweest, zal het hof het hoger beroep gegrond verklaren en de beschikking van de rechtbank vernietigen. Het hof komt echter tot een andere beoordeling van het verzoek dan de rechtbank op grond van het navolgende.
Appellant is op 23 december 2014 in verzekering gesteld en diezelfde dag ook weer in vrijheid gesteld.
Gelet op de afspraken binnen het LOVS wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend van € 105,-- per dag die in een politiecel is doorgebracht. In artikel 136, eerste lid Sv is bepaald dat onder een dag wordt verstaan een tijd van vierentwintig uren. Om die reden wordt geen vergoeding toegekend indien de verzekering minder dan 24 uur heeft geduurd. Dit is alleen anders indien de verzekering minder dan 24 uur heeft geduurd maar wel de nacht heeft omvat. In dat laatste geval wordt eenzelfde vergoeding toegekend (vergl. ECLI:NL:GHAMS:2017:590). Dat geval doet zich hier echter niet voor.
Het hof acht in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen geen gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door appellant ondergane verzekering.

4.Beslissing

Het hof:
Verklaart het beroep gegrond.
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Wijst het verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Leenaers, Houben en Röttgering, in tegenwoordigheid van mr. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 14 april 2017.