ECLI:NL:GHAMS:2017:1294

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
R 002050-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Leenaers
  • Mr. Groenenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en vergoeding kosten gewezen verdachte in procedure op grond van artikel 12 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 april 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met rekestnummer R 002050-16. Het verzoekschrift was ingediend door een gewezen verdachte, die een schadevergoeding en vergoeding van kosten verzocht in verband met rechtsbijstand in een procedure op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker had kosten gemaakt voor rechtsbijstand ter hoogte van € 143,-- en voor de onderhavige verzoekschriftprocedure van € 550,--. De voorzitter van het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de advocaat-generaal gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

Het hof heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig was ingediend en dat de verzoeker als gewezen beklaagde in een artikel 12 Sv-procedure was betrokken, die eindigde zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof oordeelde dat het redelijk was om de kosten van rechtsbijstand voor rekening van de Staat te laten komen, gezien de omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft geconstateerd dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor toekenning van een vergoeding van de eigen bijdrage van € 143,-- en de kosten van rechtsbijstand van € 550,--.

De beslissing van het hof was om het verzoek toe te wijzen en een totale vergoeding van € 693,-- toe te kennen aan de verzoeker, te betalen uit 's Rijks kas. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof op 14 april 2017.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 002050-16 / (591a Sv)
Rekestnummer 12 Sv: K15/0436
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. S.L. Sarin, [adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van:
kosten die verzoeker stelt te hebben gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de artikel 12-procedure met voormeld rekestnummer ten bedrage van € 143--, zijnde de eigen bijdrage vastgesteld door de Raad voor Rechtsbijstand;
kosten van de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,--.

2.Procesverloop

De voorzitter heeft kennis genomen van de stukken in de 12-Svzaak met voormeld rekestnummer en heeft op 17 maart 2017 de advocaat-generaal en mr. J.A.C. Bruin die namens de advocaat van verzoeker is verschenen, ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Door de advocaat is rechtsbijstand verleend aan verzoeker die beklaagde was in een procedure op grond van artikel 12 Sv. Ten aanzien van verzoeker is het beklag op 26 augustus 2016 door het gerechtshof Amsterdam afgewezen. De zaak tegen verzoeker is hiermee geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of toepassing van artikel 9a Sr.
Redelijke wetsuitleg brengt mee dat een verzoek om toekenning van een vergoeding voor de kosten van een raadsman op grond van artikel 591a, tweede lid, Sv niet is uitgesloten in de situatie dat verzoeker een gewezen beklaagde is in een procedure op grond van artikel 12 Sv die is geëindigd met een niet-ontvankelijkheid, dan wel een afwijzing, dan wel een gegrondverklaring waarbij de daarop volgende strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of toepassing van artikel 9a Sr (ECLI:NL:HR:2013:BX5566).
Bij de beantwoording van de vraag tot welk bedrag een verzoek op grond van artikel 591a, lid 2, Sv moet worden toegewezen, is beslissend of in het concrete geval voor toekenning van zo’n verzoek gronden van billijkheid aanwezig zijn. Hierbij dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval (ECLI:NL:HR:2013:BX5566). Daarbij gaat het om de vraag of het redelijk is dat de nadelige gevolgen van de indertijd bestaande verdenking voor rekening van de gewezen verdachte worden gelaten, dan wel dat deze geheel of gedeeltelijk door de Staat worden gedragen.
De rechtszoekende is in de regel een eigen bijdrage verschuldigd voor de verlening van rechtsbijstand door een toegevoegd advocaat (art. 35, lid 1 Wet op de rechtsbijstand). De toevoeging vermeldt het bedrag van de eigen bijdrage (art 24, lid 5 Wet op de rechtsbijstand). In strafzaken is onder omstandigheden geen eigen bijdrage verschuldigd. Dit is onder meer het geval indien een strafzaak tegen de verdachte eindigt zonder de toepassing van een straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a Sr. Alsdan dient de raadsman de eventueel reeds betaalde eigen bijdrage aan de gewezen verdachte te restitueren (art. 44, lid 2 Wet op de rechtsbijstand). De Raad voor Rechtsbijstand zal in een dergelijk geval –na een verzoek daartoe– de eerder vastgestelde eigen bijdrage alsnog op nihil stellen en het bedrag aan de raadsman uitkeren.
Op grond van de door de raadsman overgelegde stukken – in het bijzonder de werkinstructie van de Raad voor de Rechtsbijstand – gaat het hof er, met de raadsman en de advocaat-generaal, van uit dat een dergelijke nihil stelling door de Raad voor Rechtsbijstand niet ook plaatsvindt indien de verzoeker als beklaagde in een zogeheten artikel 12-procedure is betrokken en het beklag ten aanzien van hem is afgewezen. De voorzitter is van oordeel dat het in een dergelijk geval niet redelijk is dat de kosten van rechtsbijstand voor rekening van de verzoeker komen.
De voorzitter acht gelet op het voorgaande gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding (zoals verzocht) van de kosten ter zake van de eigen bijdrage die de verzoeker heeft gemaakt in verband met de artikel 12-procedure waarin hij als beklaagde is betrokken, ten bedrage van € 143,00.
Voorts zal de voorzitter toewijzen het op artikel 591a Sv gebaseerde verzoek van de advocaat tot het verkrijgen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van de kosten van rechtsbijstand voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het onderhavige verzoekschrift ten bedrage van € 550,00, zijnde het geldende standaardbedrag.

4.Beslissing

De voorzitter:
Wijst het verzochte toe.
Kent uit ’s Rijks kas aan verzoeker een vergoeding toe van € 693,-- (zeshonderddrieënnegentig euro).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de voorzitter van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, mr. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 14 april 2017.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor een bedrag van € 693,-- (zeshonderddrieënnegentig euro), te betalen uit ’s Rijks kas aan verzoeker voornoemd door overmaking van bovenstaand bedrag op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 14 april 2017.
Mr. Leenaers, voorzitter.