ECLI:NL:GHAMS:2017:1640

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
200.191.607/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over betalingsachterstand en gebreken aan de woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin [X] een vordering had ingesteld voor huurachterstand. De huurovereenkomst tussen [appellant] en [X] begon op 1 december 2014, met een huurprijs die per 1 januari 2015 werd vastgesteld op € 835 per maand. Deze huurprijs werd later verhoogd. [appellant] heeft de woning op een onduidelijke datum verlaten, wat leidde tot een geschil over de huurachterstand. In eerste aanleg vorderde [X] een bedrag van € 3.373,34 voor vier maanden huurachterstand en bijkomende kosten. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen.

In hoger beroep heeft [appellant] de grieven ingediend, waarbij hij betoogde dat de huurachterstand onterecht was vastgesteld en dat de woning onbewoonbaar was door gebreken. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellant] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over de onbewoonbaarheid van de woning en dat de huurovereenkomst per 1 oktober 2015 was beëindigd. Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. [appellant] is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.191.607/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland: 4375685/CV EXPL 15-7402
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 april 2017 (bij vervroeging)
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellant,
advocaat: mr. D.J. Klock te Haarlem,
t e g e n
[X] WONINGEN XVI B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.L.J. Walhain te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [X] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 9 mei 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (verder: de kantonrechter), van 10 februari 2016, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [X] als eiseres en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met producties;
  • memorie van antwoord, met producties.
Op 30 maart 2017 heeft voor de meervoudige kamer van dit hof een comparitie van partijen plaatsgevonden. [appellant] is bij die gelegenheid niet in persoon verschenen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis zal vernietigen en – naar het hof, mede gelet op de ter voormelde comparitie door zijn advocaat gegeven toelichting, begrijpt – de vordering van [X] tot betaling van huurachterstand en buitengerechtelijke incassokosten alsnog zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
[X] heeft geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, kort gezegd, het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Beoordeling

2.1.
Bij schriftelijke overeenkomst van 1 december 2014 heeft [appellant] met ingang van die datum van [X] gehuurd de woning aan de [adres] (verder: de woning), tegen een per 1 januari 2015 verschuldigde huurprijs van € 835,= per maand. De huur is per 1 juli 2015 verhoogd tot € 843,35 per maand. Op zeker moment heeft [appellant] de woning verlaten, volgens hem op 1 augustus 2015, volgens [X] een paar weken voor 16 september 2015.
2.2.
In eerste aanleg vorderde [X] van [appellant] , kennelijk na vermindering van eis en voor zover in appel van belang, de betaling van een bedrag van € 3.373,34 ter zake van vier maanden huurachterstand, met wettelijke rente, alsmede een bedrag van € 657,44 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Na verweer van [appellant] heeft de kantonrechter de vorderingen bij het bestreden vonnis toegewezen en [appellant] in de proceskosten verwezen.
2.3.
Alvorens de grieven te bespreken, overweegt het hof dat [X] de huurovereenkomst als per 1 oktober 2015 beëindigd beschouwt en vanaf die datum dan ook geen huur meer van [appellant] vordert. [appellant] heeft niet gesteld dat de overeenkomst nog voortduurt en evenmin voldoende concrete gegevens verschaft die, indien juist, tot een eerdere beëindigingsdatum zouden kunnen leiden. Het hof gaat er daarom van uit dat de huurovereenkomst per 1 oktober 2015 tot een einde is gekomen.
2.4.1.
Grief 1houdt – naar de kern – in dat de kantonrechter ten onrechte de huurachterstand niet heeft bepaald op (slechts) een bedrag van € 1.670,=, zijnde twee maanden huur, maar op het door haar toegewezen bedrag van € 3.373,34.
2.4.2.
De grief faalt omdat [X] bij memorie van antwoord de door haar gestelde betalingsachterstand nader heeft toegelicht en met bescheiden gestaafd en [appellant] , hoewel daarna in de persoon van zijn advocaat nog aan het woord geweest, een en ander niet meer heeft bestreden, in het bijzonder de door [X] gestelde (in artikel 10 van de huurovereenkomst neergelegde) verplichting van [appellant] bij aanvang van de huur een waarborgsom van € 2.505,= te betalen en de stornering van de door [appellant] in april 2015 betaalde huurtermijn.
2.5.1.
Met
grief 2betoogt [appellant] , zakelijk, dat hij (kennelijk sinds juni 2015) geen huurpenningen meer behoeft te betalen omdat de woning als gevolg van scheuren in de muur en losstaande binnenmuren onbewoonbaar was. Volgens de door [X] op zijn verzoek ingeschakelde aannemer zou de woning (ook) tijdens de uit te voeren werkzaamheden niet bewoonbaar zijn. [appellant] stelt naar aanleiding daarvan contact met [X] te hebben opgenomen en haar te hebben meegedeeld dat hij als gevolg van die gebreken de huur niet meer zou betalen. [X] heeft echter geen gevolg gegeven aan zijn verzoek de gebreken te herstellen en niet gereageerd op zijn mededeling geen huur meer te willen betalen. Aldus [appellant] .
2.5.2.
[X] heeft gemotiveerd betwist dat de woning op enigerlei wijze onbewoonbaar was. Omdat [appellant] ten aanzien van zijn onderhavige stelling geen voldoende concreet en specifiek bewijsaanbod heeft gedaan, kan het hof niet van die onbewoonbaarheid uitgaan, daargelaten dat [appellant] - mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door [X] - onvoldoende concreet heeft toegelicht waarom de woning onbewoonbaar zou zijn. Bij deze stand van zaken valt niet in te zien waarom [appellant] gerechtigd zou zijn geweest de betaling van de huur op te schorten, nog daargelaten dat [X] betwist dat [appellant] zich jegens haar op opschorting heeft beroepen. Nu [appellant] in dit geding ook geen huurprijsvermindering heeft gevorderd, is hij verplicht de overeengekomen huur tot het einde van de huurovereenkomst te betalen. Ook deze grief faalt dus.
2.6.
Omdat de grieven falen, zal het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden bekrachtigd. [appellant] heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien juist, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Zijn bewijs-aanbod wordt dan ook, als niet ter zake dienend, van de hand gewezen. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep worden verwezen.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verwijst [appellant] in de kosten van het appel, aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op € 718,= wegens verschotten en op € 1.788,= wegens salaris van de advocaat, te vermeerderen met € 131,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden onderscheidenlijk de datum van betekening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.R. van Harinxma thoe Slooten, R.J.M. Smit en C.C. Meijer en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 april 2017.