Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2017 in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2016. De verdachte, geboren in 1969, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld voor het illegaal verblijf in Nederland terwijl er een inreisverbod tegen hem was uitgevaardigd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd op proceseconomische gronden en heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 oktober 2015 in Amsterdam als vreemdeling verbleef, terwijl hij wist dat er een inreisverbod tegen hem was. Het hof heeft de argumenten van de raadsman, die stelde dat het inreisverbod pas effectief zou zijn na het verlaten van het grondgebied van de EU, verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, wat lager was dan de drie maanden die de rechtbank in eerste aanleg had opgelegd. Het hof overwoog dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de vreemdelingenwetgeving en dat de Nederlandse overheid voldoende inspanningen heeft geleverd om zijn identiteit vast te stellen en hem terug te sturen naar zijn land van herkomst. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 63 en 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.