Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- het arrest in incident van 9 augustus 2016;
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel houdende akte wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met productie.
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven I en IIin het principale hoger beroep keren zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de verjaring van de vordering naar het recht van Massachusetts is gestuit. De rechtbank heeft dit oordeel gegrond op de overweging dat [appellant] de vordering blijkens betalingen en e-mails in 2005 en 2006 heeft erkend. Volgens grief I kan dat niet uit de e-mails worden afgeleid, nu partijen een aflossingsvrije periode van tweeëneenhalf jaar zijn overeengekomen, [appellant] niet instemde met een rente van 16% en de betalingsbeloften telkens voorwaardelijk zijn gedaan. Grief II verwijt de rechtbank de laatste betalingen uit 2007 los van de e-mails uit 2005, 2006 en een e-mail van 17 februari 2007 te hebben beoordeeld in plaats van in hun context.
wanneerhij de lening zou aflossen en drong hij aan op verlaging van de rente, over de erkenning van de schuld en zijn belofte
datde lening zou worden afgelost heeft [appellant] tot en met 2005 geen misverstand laten bestaan.
grief IV(principaal) betoogt [appellant] uiterst subsidiair dat partijen in juni 2011 zijn overeengekomen dat een [appellant] een bedrag van $ 65.000 zou terugbetalen. [appellant] onderbouwt evenwel niet waaruit valt af te leiden dat [geïntimeerde] met de betaling van dit bedrag als slotbetaling heeft ingestemd en aldus afstand heeft gedaan van het meerdere dat nog was verschuldigd. De enkele verwijzing naar een niet nader concreet gemaakt ‘compromise’ (in de e-mail van 8 juli 2011; 2.14) is daartoe niet voldoende. De grief kan niet slagen.
incidentele hoger beroepvermeerdert [geïntimeerde] zijn eis en vordert hij dat [appellant] tevens wordt veroordeeld in de volledige proceskosten. De kosten van de Nederlandse advocaat bedragen € 59.303,98 -/- € 4.263 (reeds vergoede advocaatkosten) = € 55.011,56; die van de Amerikaanse advocaat bedragen $ 9.975. [geïntimeerde] voert daartoe aan dat partijen in de overeenkomst zijn overeengekomen dat de [appellant], bij een tekortkoming, gehouden is “to pay all costs of collection, including reasonable attorney fees, whether or not a lawsuit is commenced as part of the collection process.”