In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 19 september 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1965, was beschuldigd van mishandeling van zijn echtgenote op 24 mei 2016 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het duwen en vastpakken van de echtgenote, wat leidde tot pijn en letsel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling, maar heeft de overige tenlasteleggingen verworpen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, die voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het feit dat de verdachte zich heeft aangemeld voor een afkickprogramma in Marokko. Het hof heeft benadrukt dat de mishandeling plaatsvond in de eigen woning van het slachtoffer, wat de ernst van de situatie vergroot. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.