ECLI:NL:GHAMS:2017:2290

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
16 juni 2017
Zaaknummer
200.202.503/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding en kinderalimentatie met betrekking tot de ouders van twee kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de echtscheiding tussen de man en de vrouw is uitgesproken. De man heeft op 1 november 2016 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 3 augustus 2016, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen werd vastgesteld op € 300,- per kind per maand. De vrouw heeft op 23 december 2016 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 mei 2017 is de man verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de vrouw niet in persoon aanwezig was. Namens haar advocaat was mr. D.E. Post aanwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat de echtscheiding ten tijde van de mondelinge behandeling nog niet was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De man heeft verklaard dat hij zich niet verzet tegen de uitgesproken echtscheiding, waardoor deze op 18 mei 2017 in kracht van gewijsde is gegaan. Dit betekent dat de echtscheiding onherroepelijk is geworden, mits deze tijdig wordt ingeschreven. De man heeft zijn verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie aangepast en verzoekt nu om een bijdrage van € 259,- per maand voor beide kinderen samen.

Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden en partijen verzocht hun verhinderdata voor de maanden juli tot en met november 2017 aan te geven. De beslissing van het hof is op 13 juni 2017 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.202.503/ 01
zaaknummer rechtbank: C/15/237399 / FA RK 15-8084
beschikking van de meervoudige kamer van 13 juni 2017 inzake
[de man],
wonende te [woonplaats a] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Jurkovich te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats b] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 3 augustus 2016 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 1 november 2016 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 3 augustus 2016.
2.2
De vrouw heeft op 23 december 2016 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de man van 4 mei 2017 met als bijlagen een brief van 3 mei 2017 en een aantal producties, ingekomen op 8 mei 2017;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 8 mei 2017 met bijlagen, ingekomen op 9 mei 2017;
- een brief van de zijde van de vrouw van 5 mei 2017 met bijlagen, ingekomen op 8 mei 2017.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 18 mei 2017 plaatsgevonden. De man is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De vrouw is niet in persoon verschenen. Namens haar advocaat is ter zitting in hoger beroep mr. D.E. Post, advocaat te Heerenveen verschenen.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
In de bestreden beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding was ten tijde van de mondelinge behandeling bij het hof nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3
Partijen zijn de ouders van:
- [kind a] , geboren [in] 2001 (hierna: [kind a] ),
- [kind b] , geboren [in] 2003 (hierna: [kind b] ) (hierna ook: de kinderen).
3.4
Het hof heeft, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: kinderalimentatie) met ingang van 22 december 2015 bepaald van € 300,- per kind per maand bepaald.
4.2
De man verzoekt, na wijziging van zijn verzoek in de bij 2.4. genoemde brief van 3 mei 2017, -kort gezegd- een door hem met ingang van 22 december 2015 te betalen bijdrage van € 259,- per maand voor beide kinderen samen te bepalen.
4.3
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De ontvankelijkheid van het verzoek in het hoger beroep

5.1
Het hof stelt vast dat hoger beroep is ingesteld van een echtscheidingsbeschikking waarin de echtscheiding is uitgesproken en dat in het petitum van het appelschrift door de man vernietiging van die beschikking als geheel is verzocht. Het petitum van het appelschrift luidt immers letterlijk:
"Redenen waarom: de man Uw Gerechtshof eerbiedig moge verzoeken bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Holland d.d. 3 augustus 2016 met kenmerk C/15/237399 / FA RK 15-8084 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vrouw strekkende tot veroordeling van de man tot betaling van € 300 per kind per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, met ingang van 22 december 2015 alsnog af te wijzen en te bepalen dat de man vanaf die datum verschuldigd zal zijn een bijdrage van € 99 per kind per maand althans een beslissing te nemen zoals uw Gerechtshof in goede Justitie zal vermenen te behoren, met inachtneming van de financiële mogelijkheden van de man."
In het appelschrift van de man zijn echter geen grieven gericht tegen de uitgesproken echtscheiding. Het hof heeft dit partijen ter zitting voorgehouden. De man heeft daarop verklaard dat hij zich niet tegen de uitgesproken echtscheiding verzet en dat zijn hoger beroep, ondanks de tekst van het petitum, daartegen niet is gericht.
Het hof heeft vervolgens, na overleg met partijen en op verzoek van de man, een griffiersverklaring opgemaakt en afgegeven waarin -kort gezegd- is vermeld dat de griffier van het hof verklaart dat ter zitting van 18 mei 2017 is gebleken dat de man berust in de bij de bestreden beschikking uitgesproken echtscheiding zodat deze beschikking voor wat betreft de uitgesproken echtscheiding op die dag in kracht van gewijsde is gegaan.
5.2
Met het voorgaande staat vast dat het appel van de man zich niet richt tegen de uitgesproken echtscheiding en dat door de berusting van de man de echtscheiding onherroepelijk is geworden. Partijen kunnen daarmee (alsnog) de echtscheiding - binnen zes maanden na 18 mei 2017 - laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand.
Het voorgaande brengt tevens met zich dat de man (vooralsnog, mits de echtscheiding tijdig wordt ingeschreven) ontvankelijk is in zijn verzoek in appel inzake de bij de echtscheiding uitgesproken nevenvoorziening (de kinderalimentatie), nu deze nevenvoorziening zijn werking nog niet verloren heeft. Het hof zal de verdere (inhoudelijke) behandeling van de zaak aanhouden en partijen in de gelegenheid stellen hun verhinderdata voor de maanden juli tot en met november 2017 aan het hof te doen toekomen.

6.De beslissing

Het hof:
houdt de behandeling van de zaak aan tot een nader te bepalen datum, met het verzoek aan partijen hun verhinderdata voor de maanden juli tot en met november 2017 aan het hof te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Jonkers, mr. C.E. Buitendijk en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. S. Rezel als griffier en is op 13 juni 2017 uitgesproken in het openbaar.