Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
B
C
D
E
Vonnis waarvan beroep
Inleidende overwegingen
Geldnetzaak. [medeverdachte 1] was van 2004 tot 2011 gedetineerd, vanaf oktober 2009 was hij echter geregeld met regimair verlof en van 25 maart 2010 tot en met 23 juli 2010 heeft hij deelgenomen aan een penitentiair programma met elektronisch toezicht. In maart 2010 is de verdachte ingetrokken bij [medeverdachte 1] op de [adres 3] . Korte tijd daarna is hun relatie beëindigd.
Geldnetzaak, heeft hij in de jaren daarvoor slechts in 2003 een gering inkomen genoten en zijn van hem verder geen inkomen noch vermogensbestanddelen bekend. De verdachte heeft in de tenlastegelegde periode inkomsten uit loondienst genoten van
[bedrijf 2], de groothandel in kerstartikelen van haar vader. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte verschillende contante geldbedragen heeft ontvangen van de medeverdachte [medeverdachte 1] waarmee zij onder meer de huur van haar woning in Nuenen heeft betaald. Ook heeft zij gebruik gemaakt van auto’s die haar door of via [medeverdachte 1] ter beschikking werden gesteld, heeft zij onder meer kleding van hem gekregen en heeft zij bovendien tijdens zijn detentie pakketjes met daarin aanzienlijke geldbedragen voorhanden gehad en overgedragen aan een juwelier in Eindhoven. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat zij ervan uitging dat [medeverdachte 1] inkomsten genereerde uit de handel in zonnebanken en de bemiddeling in horloges, wordt door de bewijsmiddelen noch door enige andere feiten en omstandigheden onderbouwd. In het bijzonder kan de verklaring van de verdachte, dat zij samen met [medeverdachte 1] een niet door haar met naam genoemde zakenrelatie op het gebied van zonnebanken heeft bezocht, niet bijdragen aan deze onderbouwing, nu deze verklaring niet verifieerbaar is. De hiervoor omschreven omstandigheden hadden de verdachte redelijkerwijs tot het vermoeden moeten brengen dat de in de tenlastelegging genoemde gelden en goederen van enig misdrijf afkomstig waren. Het verweer wordt verworpen.
Vrijspraken
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
[bedrijf 3]Gelet op het pingbericht van 23 oktober 2011 van de verdachte aan [medeverdachte 1] met de tekst “dat jij mij een loser vindt oké, maar je betaalt niet de huur voor mij, maar de huur voor je kind’ (ZD-3, dp. 690) gaat het hof ervan uit dat het geld voor deze contante stortingen afkomstig is geweest van [medeverdachte 1] . De vader van de verdachte, die als getuige is gehoord op 26 februari 2016, heeft verklaard dat hij de huur voor zijn dochter heeft betaald voor de woning aan de [adres 3] . Op de vraag of hij ook de huur heeft betaald voor de woning in Nuenen, heeft hij verklaard dat hij dat niet weet, dat het zou kunnen dat hij daar wel geld voor heeft gegeven. Gelet op deze verklaring, in samenhang beschouwd met de inhoud van voornoemd pingbericht, gaat het hof ervan uit dat de medeverdachte [medeverdachte 1] de volledige huur heeft betaald voor de woning in Nuenen en wordt de stelling van de verdachte dat bedoelde contante geldbedragen voor zover het betreft de periode vanaf augustus 2011 afkomstig waren van haar vader door het hof als onaannemelijk terzijde geschoven. Het verweer wordt verworpen.
[bedrijf 1]‘loon’ op haar bankrekening gestort zou krijgen om op papier aan de inkomenseisen van de woningbouwvereniging te voldoen om in aanmerking te komen voor een huurhuis. Uit het dossier blijkt niet dat de medeverdachte [medeverdachte 1] iets met deze beweerdelijke loonbetalingen te maken had, noch dat de verdachte daarvan enige wetenschap had, aldus de raadsvrouw.
je hebt toch eentje extra gehad en die doe je gewoon terug, want anders kost het mij’.
Bewezenverklaring
C
[bedrijf 1]verworven en voorhanden gehad, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden, dat die (beweerdelijke) (loon)betalingen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren;
E
Cartier)en een sieraad en andere voorwerpen voorhanden gehad en daarvan gebruik gemaakt en
Audemars Piguet) zijn betaald voorhanden gehad en overgedragen,
Voorwaardelijk verzoek
Passagevan 2 maart 2015 te voegen in het onderhavige dossier. Het hof wijst dit verzoek af en overweegt daartoe dat de omstandigheid dat de verdachte als getuige onder ede, in de woorden van de verdediging, “kennelijk hetzelfde” heeft verklaard als in haar verhoor als verdachte op 28 februari 2017 niet de noodzaak met zich brengt bedoeld proces-verbaal te voegen in het onderhavige dossier.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straffen
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.