ECLI:NL:GHAMS:2017:2545

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
30 juni 2017
Zaaknummer
200.080.965/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid in leasegeschil

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 10 november 2015, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een vordering van het leasebedrijf Jedi Lease B.V. op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Jedi Lease B.V. had een schadevergoeding gevorderd van € 30.118,48, die voortkwam uit de verkoop van een auto na beëindiging van de leaseovereenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat Jedi de auto had verkocht aan haar zustervennootschap Jedi Zeewolde voor € 46.040,75, maar dat deze verkoopprijs niet onredelijk was gezien de handelswaarde van de auto van € 27.000,-. Het hof oordeelde dat Jedi haar verplichting tot schadebeperking had nageleefd door de auto voor deze prijs te verkopen, en dat er geen bewijs was dat een hogere prijs gerealiseerd had kunnen worden door de auto aan een consument te verkopen. De vordering van Jedi werd toegewezen, met wettelijke rente vanaf de inleidende dagvaarding op 23 juli 2009. Tevens werd [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.080.965/01
rol- / zaaknummer rechtbank Amsterdam: 437079/HA ZA 09-2809
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 juni 2017
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JEDI LEASE B.V.,
gevestigd te Almere,
appellante,
advocaat:
mr. J.C. Meijrooste `s-Gravenhage,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats]
geïntimeerde,
advocaat:
mr. R.A. Feitsmate Amsterdam.
Het hof zal partijen hierna wederom aanduiden met Jedi respectievelijk [geïntimeerde].

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft in deze zaak op 10 november 2015 een tweede tussenarrest gewezen.
1.2
Vervolgens heeft Jedi een akteverzoek ingediend en daarna [geïntimeerde] een antwoordakte.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
Naar aanleiding van het eerste tussenarrest had Jedi bij akte een berekening opgevoerd van de door haar geleden schade. Deze berekening luidt als volgt:
Resterende leasetermijnen € 53.231,43
Restwaarde auto bij einde leaseovereenkomst
€ 38.770,00
(Opbrengst bij reguliere afloop) € 92.001,43
Verkoop auto € 79.040,74
Creditering
€ 32.999,99-
(Per saldo opbrengst auto)
€ 46.040,75 -
€ 45.960,68
Aftrek voor rente en bespaarde belasting en ROB
€ 15.842,20-
Totaal schade
€ 30.118,48
Jedi had bij deze berekening gesteld dat de aftrek van het bedrag van € 32.999,99 haar grond vond in een taxatie door de koper, waaruit volgde dat de auto ten tijde van de verkoop € 32.999,99 minder waard was dan de verkoopprijs van € 79.040,74 en dat zij dat bedrag van € 32.999,99 aan de koper heeft gecrediteerd.
[geïntimeerde] had in haar antwoord akte van deze berekening de creditering van € 32.999,99 betwist. Volgens [geïntimeerde] bedroeg de waarde van de auto ten tijde van de verkoop, aan de hand van de informatie op de website autotrack.nl, ongeveer € 75.185,- en derhalve in de orde van de verkoopprijs van € 79.040,74. [geïntimeerde] betwistte dat de koper de auto heeft getaxeerd en stelde dat als Jedi de auto niet voor € 79.040,74 (dus zonder creditering) heeft verkocht, Jedi haar verplichting tot schadebeperking heeft veronachtzaamd.
2.2
Bij het tweede tussenarrest heeft het hof Jedi in de gelegenheid gesteld om op deze stellingen van [geïntimeerde] te reageren en iedere verdere beslissing aangehouden. Het hof heeft daarbij tevens geoordeeld, dat het niet zozeer aankomt op het bedrag waarvoor Jedi de auto (per saldo) heeft verkocht, maar om het bedrag waarvoor Jedi, met inachtneming van haar verplichting om haar schade te beperken, de auto, nadat die op 29 januari 2009 bij haar was ingeleverd, binnen redelijke tijd had kunnen verkopen, waarbij het hof in beginsel doorslaggevend acht de bedragen die op de daartoe geëigende websites dan wel in de daarvoor bestemde autoprijscatalogi zijn gepubliceerd.
2.3
Jedi heeft vervolgens in haar akteverzoek gesteld dat zij de auto heeft verkocht aan haar zustervennootschap Jedi Zeewolde voor € 46.040,75, dat Jedi Zeewolde de auto heeft opgeknapt voor iets meer dan € 1.000,- en dat Jedi Zeewolde de auto heeft verkocht voor € 43.250,- (aldus met € 2.790,75 verlies), waarbij Jedi Zeewolde geprobeerd heeft om de maximale prijs voor de auto te krijgen. Tevens heeft Jedi een overzicht van het jaar 2009 overgelegd van Autotelex met betrekking tot een Audi van het onderhavige type, waarin is vermeld dat de handelswaarde - de prijs die geldt tussen handelaren - € 27.000,- bedroeg, waaruit volgt, aldus Jedi, dat zij uiteindelijk een meer dan goed prijs heeft gemaakt. Ten slotte heeft Jedi bewijs aangeboden van haar stellingen.
2.4
[geïntimeerde] heeft in zijn antwoord akte deze stellingen van Jedi niet betwist. [geïntimeerde] verweert zich met de stellingen (i) dat Jedi geenszins gehouden was om de auto aan een handelaar, haar zustervennootschap Jedi Zeewolde, te verkopen, en (ii) dat Jedi, door de auto niet aan een consument voor een consumentenprijs te verkopen, maar aan een handelaar voor de lagere prijs die geldt tussen handelaren, niet heeft geprobeerd om de auto voor de best mogelijke prijs te verkopen (volgens [geïntimeerde] € 79.040,74) en aldus haar verplichting tot schadebeperking heeft veronachtzaamd.
2.5
Het hof moet, omdat dit niet wordt betwist, als vaststaand aannemen dat de handelswaarde van de auto, dus de prijs waarvoor een handelaar de auto inkoopt, € 27.000,- bedroeg. Ook moet het hof als onbetwist aannemen dat Jedi de auto heeft verkocht aan haar zustervennootschap Jedi Zeewolde voor € 46.040,75, dat Jedi Zeewolde de auto heeft opgeknapt voor iets meer dan € 1.000,- en dat Jedi Zeewolde de auto heeft verkocht voor € 43.250,-, waarbij Jedi Zeewolde geprobeerd heeft om de maximale prijs voor de auto te verkrijgen.
2.6
Waar het nu om gaat is de vraag of Jedi aan haar verplichting tot schadebeperking heeft voldaan door de auto voor € 46.040,75 aan een handelaar te verkopen en (niet meer dan) dat bedrag in de berekening van haar schade in mindering te brengen. Anders gezegd, de vraag is of Jedi de auto redelijkerwijs voor meer aan een consument had kunnen, en dan ook moeten verkopen. Voor de beantwoording van die vraag is niet van belang of Jedi gehouden was om de auto aan haar zustervennootschap Jedi Zeewolde te verkopen, zoals zij heeft gesteld maar [geïntimeerde] heeft betwist. Het gaat er immers alleen om of de verkoopprijs van € 46.040,75 voor de berekening van de schade reëel is.
2.7
Uitgaande van de vaststaande handelswaarde van € 27.000,- is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk dat een hogere prijs voor de auto dan de gestelde € 46.040,75 te realiseren viel. Deze verkoopprijs behelst immers al een aanzienlijke opslag van meer dan 70%. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat door [geïntimeerde] niet is betwist dat Jedi Zeewolde geprobeerd heeft om de maximale prijs voor de auto te verkrijgen. Ten slotte neemt het hof in aanmerking dat [geïntimeerde] zijn stelling dat meer te realiseren viel, tegenover de onderbouwing van Jedi aan de hand van de informatie van Autotelex, niet heeft onderbouwd met concrete gegevens, zoals die van daartoe geëigende websites dan wel de daarvoor bestemde autoprijscatalogi. Dat betekent dat naar het oordeel van het hof niet aannemelijk is dat Jedi redelijkerwijs een hogere koopprijs zou hebben kunnen realiseren als Jedi de auto niet aan Jedi Zeewolde zou hebben verkocht, maar voor consumenten te koop zou hebben gezet.
2.8
Hieruit volgt dat de gevorderde schadevergoeding zoals in hoger beroep verminderd tot € 30.118,48 toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, zijnde 23 juli 2009. De gevorderde buitengerechtelijke kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat die niet voldoende zijn onderbouwd.
2.9
Grief 3 richt zich tegen de proceskostenveroordeling en slaagt, omdat, zoals uit het voorgaande volgt, [geïntimeerde] als in het ongelijk gestelde partij zal moeten worden verwezen in de kosten van beide instanties.
2.1
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de eerste grief slaagt, de tweede grief geen bespreking behoeft en de derde grief eveneens slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal moeten worden vernietigd en de vordering zal tot een bedrag van € 30.118,48 te vermeerderen met rente alsnog worden toegewezen. [geïntimeerde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het appel.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan Jedi te betalen € 30.118,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2009;
verwijst [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Jedi hoger beroep gevallen, op € 1.842,89 aan verschotten en € 2.316,-voor salaris advocaat, en, voor zover tot heden aan de zijde van Jedi eerste aanleg gevallen, op € 972,25 aan verschotten en € 1.158,- voor salaris advocaat, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit arrest;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, D.J. Oranje en H.O. Kerkmeester en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 27 juni 2017.