ECLI:NL:GHAMS:2017:282

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
200.188.808/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over onzorgvuldige werkzaamheden als vereffenaar van een nalatenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. Klaagster, de dochter van de overleden erflater, verwijt de notaris dat zij haar werkzaamheden als vereffenaar van de nalatenschap onzorgvuldig heeft verricht. De notaris was benoemd tot vereffenaar na het ontslag van de executeur, mevrouw [X]. Klaagster heeft de notaris meerdere vragen gesteld over de afwikkeling van de nalatenschap, maar stelt dat de notaris hier onvoldoende op heeft gereageerd. Klaagster heeft ook geklaagd over de traagheid van de notaris in het uitvoeren van haar taken, wat heeft geleid tot betalingsachterstanden en een kort geding over de uitbetaling van een lijfrente.

Het hof heeft de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de notaris adequaat heeft gereageerd op de vragen van klaagster en dat er geen sprake was van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De notaris heeft voldoende aangetoond dat zij niet in gebreke is gebleven bij het uitvoeren van de gemaakte afspraken. Het hof vernietigde de eerdere beslissing van de kamer en verklaarde de klacht ongegrond, waarmee het de notaris in het gelijk stelde.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.188.808/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2015/143
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 7 februari 2017
inzake
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
appellante,
gemachtigde: mr. [naam] te [plaats] ,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: de notaris) heeft op 6 april 2016 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 10 maart 2016 (ECLI:NL:TNORARL:2016:34). De kamer heeft in de bestreden beslissing onderdeel 4 van de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) ongegrond verklaard en de onderdelen 1 tot en met 3 gegrond en aan de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd
.
1.2.
Op 13 mei 2016 heeft het hof van de notaris een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ontvangen.
1.3.
Klaagster heeft op 16 juni 2016 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
De notaris heeft bij brief van 10 november 2016 nog aanvullende producties in het geding gebracht.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 24 november 2016. De notaris, vergezeld van haar gemachtigde, en klaagster zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 1 april 2014 is de vader van klaagster, [naam] (hierna: erflater), overleden. Erflater had bij testament van 6 maart 2013 over zijn nalatenschap beschikt.
3.2.2.
Bij genoemd testament zijn klaagster en haar broer, [naam] , tot erfgenamen benoemd onder de verplichting tot afgifte van een legaat aan de echtgenote van hun vader mevrouw [naam] (hierna: mevrouw [X] ). Het legaat omvat onder andere een door klaagster en haar broer uit te betalen lijfrente. Voorts is mevrouw [X] in het testament benoemd tot executeur.
3.2.3.
Bij beschikking van 9 januari 2015 van de rechtbank [plaats] is mevrouw [X] ontslagen als executeur van de nalatenschap en is de notaris tot vereffenaar benoemd.
3.2.4.
Bij e-mailbericht van 14 januari 2015 heeft de notaris aan klaagster en de broer bericht dat zij tot vereffenaar was benoemd, heeft zij hun een aantal vragen gesteld en aangegeven wat zij voornemens was te doen.
Op diezelfde dag heeft de notaris ook de advocaat van mevrouw [X] ingelicht over haar benoeming tot vereffenaar en hem verzocht informatie te verstrekken over door zijn cliënte meegenomen roerende zaken.
3.2.5.
Nadien heeft tussen enerzijds de notaris en anderzijds klaagster en haar broer veelvuldig contact plaatsgevonden (besprekingen, telefonische contacten en e-mailcorrespondentie). Klaagster heeft in haar e-mailberichten de notaris verzocht om het gehele dossier van erflater bij de notaris bij wie de nalatenschap eerder in behandeling was geweest op te vragen en een overzicht van de door haar verrichtte en nog te verrichten werkzaamheden (inclusief toelichting) toe te sturen. Voorts heeft klaagster in haar e-mailberichten aan de notaris verschillende vragen gesteld over – kort samengevat – de correspondentie met de belastingdienst, de rekening en verantwoording door mevrouw [X] , de bankafschriften, de terugvordering van de teveel betaalde rente, de waarde van de tot de nalatenschap behorende [auto] , de boedelbeschrijving (meer in het bijzonder de te maken foto’s van bepaalde roerende zaken en de op te stellen akte van vruchtgebruik) en de aangifte inkomstenbelasting.
3.2.6.
Bij brief van 5 augustus 2015 heeft de kantonrechter in de rechtbank [plaats] (hierna: de kantonrechter) de notaris, in verband met een door mevrouw [X] ingediend verzoek tot uitkering van het haar toekomende legaat, om informatie gevraagd omtrent de stand van zaken met betrekking tot de vereffening.
3.2.7.
De notaris heeft de kantonrechter bij brief van 24 augustus 2015 geïnformeerd. Zij heeft klaagster en de broer hiervan bij e-mailbericht van 1 september 2015 op de hoogte gebracht.
3.2.8.
In de daarop volgende periode heeft de notaris met klaagster en haar broer per e-mail nader gecorrespondeerd over de uitkering van het legaat. Nadat de notaris van klaagster en de broer akkoord had gekregen om tot uitkering over te gaan, heeft zij zowel de advocaat van mevrouw [X] als de kantonrechter daarover ingelicht.
3.2.9.
De nalatenschap van erflater heeft de notaris eind 2015 afgewikkeld.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris dat zij haar werkzaamheden als vereffenaar van de nalatenschap onzorgvuldig heeft verricht. Meer in het bijzonder verwijt klaagster de notaris het volgende.
i. De notaris is voorbij gegaan aan de door klaagster in haar e-mailberichten gestelde vragen (zie 3.2.5.), althans de notaris heeft daarop onvoldoende antwoord gegeven.
ii. De notaris heeft bepaalde relevante feiten en omstandigheden over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet, althans met veel vertraging, aan klaagster medegedeeld.
Klaagster wijst in dit verband op het kort geding tot uitbetaling van de lijfrente. Dit kort geding had de notaris kunnen zien aankomen en moeten voorkomen. Klaagster stelt verder dat de notaris haar niet heeft geïnformeerd over het feit dat de advocaat van mevrouw [X] eind juli 2015 bij haar heeft aangedrongen op uitbetaling van de lijfrente. Klaagster is daarvan eerst door de oproep voor het kort geding op de hoogte geraakt.
iii. De notaris is in gebreke gebleven voor wat betreft het uitvoeren van de gemaakte afspraken. Zo heeft de notaris nagelaten om de boekhouder opdracht te geven de belastingaangiften te verzorgen en heeft de notaris niet conform opdracht de omzetting van de effectenportefeuille ter hand genomen.
iv. De notaris heeft de afgesproken werkzaamheden onnodig traag uitgevoerd waardoor onnodige betalingsachterstanden zijn ontstaan. Klaagster wijst op de gang van zaken rondom de uitbetaling van de lijfrente en de belastingaangiften.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.
De notaris heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel aangevoerd dat uit de door haar overgelegde e-mailcorrespondentie volgt dat zij wel degelijk heeft gereageerd op de (in totaal 123) e-mails van klaagster, antwoord heeft gegeven op de daarin gestelde vragen en uitvoering heeft gegeven aan de daarin gedane verzoeken. In voorkomend geval heeft zij pas geantwoord, nadat de voor de beantwoording benodigde akten en andere achterliggende stukken waren opgevraagd en verkregen. Van e-mails die de notaris in de zaak van klaagster verstuurde, heeft klaagster bovendien altijd gelijktijdig een afschrift aan klaagster (en de broer) gestuurd. De notaris wijst in hoger beroep nog op het door haar in het geding gebrachte e-mailbericht van 1 november 2016 van de broer van klaagster, waarin deze te kennen geeft dat hij geen klachten heeft over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater door de notaris, gegeven ook de moeilijke sfeer tussen de betrokken partijen.
6.2.
Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt genoegzaam dat de notaris adequaat heeft gereageerd op de verschillende verzoeken en vragen van klaagster. Indien zij niet direct kon antwoorden, liet de notaris dat aan klaagster weten. Dat de notaris op sommige momenten pas heeft gereageerd als zij over de benodigde stukken/informatie beschikte, is – mede gelet op de hoeveelheid e-mails/vragen van de kant van klaagster – niet in strijd met de op haar rustende zorgvuldigheidsverplichting. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de notaris is daarom ook geen sprake geweest. Dat de antwoorden van de notaris mogelijk niet bevredigend waren voor klaagster, maakt dit niet anders. Klachtonderdeel i. is dan ook, anders dan de kamer heeft geoordeeld, ongegrond.
Klachtonderdeel ii.
6.3.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de notaris begin augustus 2015 door de kantonrechter op de hoogte is gesteld van het verzoekschrift van 30 juli 2015 van de advocaat van mevrouw [X] ten aanzien van de uitkering van het legaat. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat de notaris kon, althans had moeten voorzien dat een dergelijk verzoek zou worden ingediend. De reden dat niet tot uitbetaling van dit legaat was overgegaan, was dat klaagster en haar broer wilden wachten met uitbetaling daarvan totdat duidelijkheid zou bestaan over de omvang van de nalatenschap. Eind augustus 2015 heeft de notaris de kantonrechter geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de vereffening van de nalatenschap. Op 1 september 2015 heeft de notaris klaagster (en haar broer) op de hoogte gesteld van het verzoek van de advocaat van mevrouw [X] en medegedeeld dat als bericht over de kwestie zou binnen komen, zij dat aan hen zou laten weten. De stelling van klaagster dat de notaris haar nimmer heeft geïnformeerd over het feit dat de advocaat van mevrouw [X] had aangedrongen op uitbetaling van de lijfrente, is dan ook onjuist. Dit klachtonderdeel is, anders dan de kamer heeft geoordeeld, eveneens ongegrond.
Klachtonderdeel iii.
6.4.
De notaris heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel het volgende aangevoerd. Hoewel het verzamelen van de gegevens voor de belastingaangiften en het laten doen van de aangiften voor de inkomstenbelasting de nodige tijd en moeite heeft gekost vanwege het conflict tussen klaagster en haar broer en mevrouw [X] , heeft de accountant in juni 2015 op haar uitdrukkelijk verzoek de aangiften voor de inkomstenbelasting verzorgd (zie bijlagen 3a tot en met 3i bij het aanvullend beroepschrift). De notaris is toen ook aan de slag gegaan met de omzetting van de effectenportefeuille. Deze was echter niet onmiddellijk gerealiseerd, hetgeen ook verband hield met het feit dat er onenigheid bestond over de hoogte van het vrij te maken bedrag. Op 20 mei 2015 heeft de notaris het formulier tot wijziging van het pakket ‘Beleggen met advies’ naar ‘Beleggen zonder advies’ ingestuurd naar de bank (zie bijlagen 3k tot en met 3r bij het aanvullend beroepschrift).
6.5.
Het hof overweegt als volgt. De notaris heeft, anders dan in eerste aanleg, in hoger beroep wel duidelijkheid kunnen geven over de afspraken met de accountant en de gang van zaken aangaande de effectenportefeuille. Klaagster heeft de stellingen van de notaris in dit verband niet betwist. De notaris heeft aldus voldoende aangetoond dat zij niet in gebreke is gebleven de ter zake gemaakte afspraken uit te voeren. Dit betekent dat klachtonderdeel iii. eveneens ongegrond is.
Klachtonderdeel iv.
6.6.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat dit klachtonderdeel – voor zover daaraan al zelfstandige betekenis toekomt – bij gebrek aan feitelijke onderbouwing ongegrond is.
Slot
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.8.
Het hof komt deels tot een andere beslissing dan de kamer. Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer geheel vernietigen en opnieuw beslissen.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, A.R. Sturhoofd en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2017 door de rolraadsheer.