Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. Klaagster, de dochter van de overleden erflater, verwijt de notaris dat zij haar werkzaamheden als vereffenaar van de nalatenschap onzorgvuldig heeft verricht. De notaris was benoemd tot vereffenaar na het ontslag van de executeur, mevrouw [X]. Klaagster heeft de notaris meerdere vragen gesteld over de afwikkeling van de nalatenschap, maar stelt dat de notaris hier onvoldoende op heeft gereageerd. Klaagster heeft ook geklaagd over de traagheid van de notaris in het uitvoeren van haar taken, wat heeft geleid tot betalingsachterstanden en een kort geding over de uitbetaling van een lijfrente.
Het hof heeft de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de notaris adequaat heeft gereageerd op de vragen van klaagster en dat er geen sprake was van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De notaris heeft voldoende aangetoond dat zij niet in gebreke is gebleven bij het uitvoeren van de gemaakte afspraken. Het hof vernietigde de eerdere beslissing van de kamer en verklaarde de klacht ongegrond, waarmee het de notaris in het gelijk stelde.