ECLI:NL:GHAMS:2017:2825

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
23-002453-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en medeplegen van verkrachting met terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en medeplegen van verkrachting. De verdachte heeft op 20 april 2014 in Amsterdam een 22-jarige vrouw gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van geweld en bedreiging. Hij heeft haar in een portiek en in een park gedwongen tot het ondergaan van verschillende seksuele handelingen, waarbij hij haar intimideerde en haar vrijheid ontnam. De verdachte heeft ook op 3 augustus 2014 samen met een medeverdachte een tweede slachtoffer verkracht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers een zwaardere straf rechtvaardigen. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers, waarbij de immateriële schade aanzienlijk is vastgesteld. Het hof heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, zodat de behandeling van de verdachte onmiddellijk kan beginnen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002453-16
datum uitspraak: 13 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-665355-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] ,
thans verblijvende in FPA De Boog te Warnsveld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is hoger beroep ingesteld namens de verdachte en door het openbaar ministerie.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging met betrekking tot feit 3 is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 20 april 2014 te Amsterdam door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte
die [slachtoffer 1] vastgegrepen en/of haar haar losgetrokken en/of
zijn, verdachtes, arm om haar nek geslagen en/of haar in een beklemming gehouden en/of gezegd: "Stil, als jij je rustig houdt, dan gebeurd er niets, althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking en/of om haar telefoon gevraagd en/of gezegd dat zij haar telefoon moest uit zetten en/of "even mijn mes wegsteken" en/of
haar voortdurend vastgehouden met zijn, verdachtes, arm om haar middel geslagen en/of haar arm vast gepakt en/of haar in een hoek gezet en/of haar omgedraaid en/of haar geboden haar jas uit te doen en gezegd dat zij haar panty omlaag moest doen en haar rok omhoog en/of foto's heeft gemaakt en/of haar gedwongen op haar knieën te gaan en/of
gezegd dat zij zijn geslachtsdeel moest vast pakken en heen en weer moest bewegen en in haar mond moest nemen en/of
zijn geslachtsdeel in haar mond gestopt en/of
gezegd dat ze voorover moest gaan staan en/of
zijn geslachtsdeel tegen haar aangedrukt en/of
gezegd dat ze moest gaan liggen en/of
dat ze haar panty uit moest doen en/of
op haar is gaan liggen en/of
dat zij op de bank moest gaan zitten en/of
boven op haar is gaan zitten en/of
haar gedwongen haar knieën op te trekken en/of
haar bevolen haar billen uit elkaar te houden en/of
zijn geslachtsdeel tegen haar anus gedrukt en/of
zijn geslachtsdeel in haar vagina gebracht en/of
gezegd dat zij zich om moest draaien en/of
zijn geslachtsdeel diep in haar mond gebracht en/of
gezegd: "ik wil dat je zo diep zuigt dat je mijn haar in je mond krijgt" en/of: "als je niet kunt neuken, dan maar zuigen" en/of "kots maar", terwijl hij met een stijf geslachtsdeel steeds sneller bewoog en/of haar met zijn geslachtsdeel vaginaal gepenetreerd en/of terwijl hij met zijn geslachtsdeel in haar vagina was, heen en weer heeft bewogen en/of gezegd dat zij moest zeggen: "kom klaar";
2:
hij op of omstreeks 20 april 2014 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, door haar vast te pakken en/of zijn arm om haar nek te slaan en haar zo in een klem te houden en te zeggen: "Stil, als jij je rustig houdt dan gebeurt er niks" en/of haar mee te nemen vanaf de bushalte richting [locatie 1] met zijn arm om haar middel en/of te zeggen: 'Even mijn mes weg steken" en/of haar mee te nemen naar de flat aan het [locatie 1] die het dichtst bij de Sloterplas ligt, genaamd [locatie 2] in het portiek en/of te dreigen dat hij dingen met haar zou doen die haar familie niet zou willen en/of haar vervolgens mee te nemen in de richting van de Sloterplas naar een paar bankjes en /of haar te dwingen mee te lopen naar een paar andere bankjes door weer een arm om haar middel te slaan en haar zo mee te nemen en/of wederom met zijn, verdachtes, arm om haar heen geslagen mee naar de Torenflat te lopen;
3:
hij op of omstreeks 3 augustus 2014 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft /hebben verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 2] vast gepakt en/of haar bij haar kleding gepakt en/of haar het park ingetrokken en/of
haar broek uitgetrokken en/of haar meegesleept en/of haar de bosjes ingetrokken en/of haar handen vastgehouden en/of haar handen hard bij elkaar boven haar hoofd gehouden en/of haar broek losgerukt en/of
haar onderbroek kapot getrokken en/of zijn, verdachtes, handen voor haar mond gehouden en/of gezegd: "als je niets doet, dan overkomt jou niets" en/of
haar met zijn geslachtsdeel vaginaal gepenetreerd;
4:
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Amsterdam een of meer wapens van categorie III, te weten een volautomatisch aanvalsgeweer model AK-47 en/of een start/alarmpistool, en/of munitie van categorie III, te weten 32 knalpatronen, en/of een wapen van categorie 1, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd vanwege proceseconomische redenen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 20 april 2014 te Amsterdam door geweld en door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte
die [slachtoffer 1] vastgegrepen en haar haar losgetrokken en
zijn arm om haar nek geslagen en haar in een beklemming gehouden en gezegd: “Stil, als jij je rustig houdt, dan gebeurt er niets” en
om haar telefoon gevraagd en gezegd dat zij haar telefoon moest uit zetten en “even mijn mes wegsteken”
en haar voortdurend vastgehouden met zijn arm om haar middel geslagen en haar arm vastgepakt en haar in een hoek gezet en haar omgedraaid en haar geboden haar jas uit te doen en gezegd dat zij haar panty omlaag moest doen en haar rok omhoog en foto’s heeft gemaakt en
haar gedwongen op haar knieën te gaan en gezegd dat zij zijn geslachtsdeel moest vast pakken en heen en weer moest bewegen en in haar mond moest nemen en zijn geslachtsdeel in haar mond gestopt en
gezegd dat ze voorover moest gaan staan en zijn geslachtsdeel tegen haar aangedrukt en gezegd dat ze moest gaan liggen en dat ze haar panty uit moest doen en op haar is gaan liggen
en dat zij op de bank moest gaan zitten en boven op haar is gaan zitten en
haar gedwongen haar knieën op te trekken en haar bevolen haar billen uit elkaar te houden en zijn geslachtsdeel tegen haar anus gedrukt en zijn geslachtsdeel in haar vagina gebracht en gezegd dat zij zich om moest draaien en
zijn geslachtsdeel diep in haar mond gebracht en gezegd: “ik wil dat je zo diep zuigt dat je mijn haar in je mond krijgt”
en: “als je niet kunt neuken, dan maar zuigen” en “kots maar”,
terwijl hij met een stijf geslachtsdeel steeds sneller bewoog en haar met zijn geslachtsdeel vaginaal gepenetreerd en terwijl hij met zijn geslachtsdeel in haar vagina was, heen en weer heeft bewogen en gezegd dat zij moest zeggen: ‘kom klaar”;
2:
hij op 20 april 2014 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door haar vast te pakken en zijn arm om haar nek te slaan en haar zo in een klem te houden en te zeggen: “Stil, als jij je rustig houdt dan gebeurt er niks” en haar mee te nemen vanaf de bushalte richting [locatie 1] met zijn arm om haar middel en te zeggen: “Even mijn mes weg steken” en haar mee te nemen naar de flat aan het [locatie 1] die het dichtst hij de Sloterplas ligt, genaamd [locatie 2] in het portiek en te dreigen dat hij dingen met haar zou doen die haar familie niet zou willen en haar vervolgens mee te nemen in de richting van de Sloterplas naar een paar bankjes en haar te dwingen mee te lopen naar een paar andere bankjes door weer een arm om haar middel te slaan en haar zo mee te nemen en/of wederom met zijn arm om haar heen geslagen mee naar de Torenflat te lopen;
3:
hij op 3 augustus 2014 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, door geweld en door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen
die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers hebben verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 2] vastgepakt
en haar bij haar kleding gepakt en haar het park ingetrokken en
haar broek uitgetrokken en haar meegesleept en haar de bosjes ingetrokken en
haar handen vastgehouden en haar handen hard bij elkaar boven haar hoofd gehouden en
haar broek losgerukt en
haar onderbroek kapot getrokken en de hand voor haar mond gehouden en gezegd: “als je niets doet, dan overkomt jou niets” en
haar met zijn geslachtsdeel vaginaal gepenetreerd;
4:
hij op 26 november 2015 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een volautomatisch aanvalsgeweer model AK-47, en een wapen van categorie 1, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van verkrachting.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van het voorarrest en terbeschikkingstelling onder een aantal voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van het voorarrest en terbeschikkingstelling onder voorwaarden, met bevel dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op 20 april 2014 schuldig gemaakt aan de verkrachting van een 22-jarige vrouw. Hij heeft haar in de vroege ochtend, toen het nog donker was, aangesproken terwijl zij op de bus wachtte om naar haar werk te gaan. Hij heeft haar vervolgens gedwongen met hem mee te lopen naar een portiek en naar een park. Op beide plekken heeft hij haar gedwongen seksuele handelingen te verrichten en te ondergaan. In een tijdsbestek van drie kwartier tot een uur heeft de verdachte haar op brute en vernederende wijze tot seks gedwongen. De verdachte heeft aldus op grove wijze misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit op indringende wijze geschonden. Hij heeft haar iedere vrijheid om over haar eigen lichaam te beschikken en te gaan en staan waar zij wilde ontzegd. Daarbij heeft hij haar erg bang gemaakt door onder meer tegen haar te zeggen dat er niets zou gebeuren als zij zich rustig hield, dat hij even zijn mes moest wegsteken en dat er iets met haar zou gebeuren wat haar familie niet zou willen.
Ook heeft de verdachte met zijn mobiele telefoon seksueel getinte foto’s en filmpjes van het slachtoffer gemaakt waardoor zij een nog grotere inbreuk op haar privacy heeft moeten ondergaan en angst had dat deze beelden op internet zouden kunnen verschijnen. Het slachtoffer heeft tenslotte kunnen vrezen voor schadelijke gezondheidseffecten omdat de verdachte geen condoom heeft gebruikt. De gebeurtenissen grijpen dusdanig diep in in het persoonlijke leven van het slachtoffer dat de herinnering daaraan niet snel zal vervagen en zij nog jarenlang de psychische last daarvan moet dragen. Zij heeft vele behandelingen ondergaan en is momenteel nog steeds in therapie.
De verdachte heeft zich vervolgens op 3 augustus 2014 met een medeverdachte schuldig gemaakt aan verkrachting van een tweede slachtoffer. Nadat de verdachte met het slachtoffer op een bankje alcohol had gedronken, belde hij de medeverdachte met de vraag naar hem toe te komen. De verdachte en de medeverdachte hebben het slachtoffer aan haar armen en benen vastgepakt en haar de bosjes in gedragen en gesleurd. Ze hebben haar halverwege op straat neergelegd omdat zij trapte en te zwaar werd.
Ze hebben het slachtoffer vervolgens beurtelings op brute en vernederende wijze verkracht terwijl de medeverdachte zijn hand voor haar mond hield om te voorkomen dat zij om hulp zou roepen. Op agressieve en indringende wijze is inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van dit slachtoffer Het is des te ernstiger dat zij zich geconfronteerd zag met twee samenwerkende mannen die zich volkomen respectloos gedroegen en zich niets gelegen lieten aan haar recht op zelfbeschikking. De verdachte en de medeverdachte maakten misbruik van haar kwetsbare positie en hadden uitsluitend oog voor hun eigen belangen. Dit moet voor het slachtoffer een angstaanjagende en schokkende ervaring geweest zijn. Daarbij was het voor het slachtoffer extra beangstigend dat geen condoom werd gebruikt waardoor zij moest vrezen voor verdere schade aan haar gezondheid. Ook dit slachtoffer moet de herinnering aan het gebeuren en de psychische last daarvan nog jarenlang dragen.
De verdachte heeft voorts door het bewezenverklaarde bezit van wapens en munitie een potentieel gevaarlijke situatie in het leven geroepen nu een aanvalsgeweer geschikt is voor het toebrengen van dodelijk letsel, met een boksbeugel zwaar letsel aan derden kan worden toegebracht, een start/alarmpistool bedreigend kan zijn en het bezit van munitie kan leiden tot gebruik daarvan met alle bijkomende gevaren voor de gezondheid van anderen van dien.
Het hof heeft met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte onder meer acht geslagen op de volgende stukken:
- een Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek van 11 april 2016, opgemaakt door forensisch psychiater [psychiater 1] ;
- een Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 12 april 2016 opgemaakt door GZ- psycholoog [psycholoog] ;
- een voorlichtingsrapport van forensisch maatschappelijk werker [naam] van 29 december 2015;
- een trajectconsult van 8 december 2015, opgesteld door psychiater [psychiater 2] ;
- een reclasseringsadvies voorbereiding TBS met voorwaarden van de Reclassering Nederland van 25 mei 2016;
- een proces-verbaal van verhoor van 2 juni 2016 van genoemde deskundigen [psychiater 1] en [psycholoog] bij de rechter-commissaris.
De deskundige [psychiater 1] heeft in het rapport van 11 april 2016 geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten een Autisme spectrum Stoornis, afhankelijkheid van alcohol, cannabisafhankelijkheid en een Amnesische stoornis N.A.O. Ten tijde van het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde waren de Autisme Spectrum Stoornis, de afhankelijkheid van alcohol en cannabisafhankelijkheid aanwezig.
Verondersteld wordt dat het zeer excessieve alcoholgebruik een drempelverlagend effect heeft gehad evenals de seksuele preoccupatie met dwangmatig karakter. De invloed van de stoornis ten tijde van het tenlastegelegde is groot is geweest en de hierboven genoemde feiten kunnen de verdachte slechts in sterk verminderde mate worden toegerekend.
Er is een groot aantal risico factoren die alle direct of indirect voortkomen uit de stoornis.
Om de kans op herhaling van soortgelijke feiten te voorkomen is behandeling van de vastgestelde stoornis geïndiceerd. De behandeling vindt bij voorkeur plaats in een gesloten klinisch forensisch
psychiatrische setting met een gespecialiseerde afdeling, speciaal gericht op patiënten met een Autisme Spectrum Stoornis, al dan niet in combinatie met zedenproblematiek, zoals de ASS-afdeling van FPA de Boog in Warnsveld. Klinische behandeling in het kader van TBS met voorwaarden wordt geadviseerd.
De deskundige [psycholoog] heeft in het rapport van 12 april 2016 geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een autistische stoornis en afhankelijkheid van alcohol en cannabis, van welke problematiek ook ten tijde van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde ten laste gelegde sprake was. Binnen de autistische stoornis is sprake van een preoccupatie met seksualiteit. Het middelengebruik van de verdachte neemt zijn remmingen weg op seksueel gedragsniveau. Het beeld ontstaat van een man die sociaal geïsoleerd is, anderen niet goed aanvoelt en beperkt is in het aangaan van intieme banden met anderen. Geadviseerd wordt de verdachte ten aanzien van de hierboven bedoelde feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De kans op herhaling wordt als verhoogd ingeschat.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is behandeling geïndiceerd.
De behandeling dient zich te richten op de autistische stoornis en de alcohol-afhankelijkheid die als verstoorde vorm van coping samenhangt met de autistische stoornis.
De problematiek is ernstig. Een ambulante setting wordt als ontoereikend ingeschat. Geadviseerd wordt een klinische behandeling in een setting die gespecialiseerd is in autistische problematiek. Gedacht wordt aan een instelling als De Boog te Warnsveld waar een speciale afdeling voor autisme spectrum problematiek is.
Vanuit gedragskundig oogpunt wordt de TBS maatregel met voorwaarden geadviseerd als het meest aangewezen kader teneinde de geconstateerde psychische problematiek goed te kunnen behandelen en de kans op herhaling te minimaliseren. Een TBS maatregel met bevel tot verpleging is een ultimum remedium en biedt weliswaar meer garanties voor een ononderbroken behandeling, maar het minder ingrijpende alternatief van TBS met voorwaarden wordt als afdoende ingeschat.
Het hof is van oordeel dat de rapportages van de gedragsdeskundigen [psychiater 1] en Sterk zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat de conclusies daarin voldoende zijn onderbouwd. Het hof neemt deze conclusies over en maakt die tot de zijne.
Gelet daarop acht het hof de verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten 1, 2 en 3 sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
Ook is het hof met de gedragsdeskundigen en op grond van de daartoe aangegeven gronden van oordeel dat wegens het begaan van de feiten 1, 2 en 3 een terbeschikkingstelling (verder: TBS) met voorwaarden een passende maatregel is.
Aan de eisen die de wet aan het opleggen van een TBS met voorwaarden stelt is voldaan.
Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens; op de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn gevangenisstraffen van vier jaren of meer gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist de maatregel. De strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, te weten de feiten 1,2 en 3, betreffen telkens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Indien het tot een omzetting van de voorwaardelijke TBS met voorwaarden tot een TBS met dwangverpleging mocht komen, kan de totale duur van de terbeschikkingstelling daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De bij de TBS behorende en hieronder te noemen voorwaarden, die passen binnen het in artikel 38 Sr. gegeven wettelijk kader, zijn omschreven in het reclasseringsadvies van 25 mei 2016. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bij het hof bereid verklaard te voldoen aan deze voorwaarden.
Mede gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte is het van belang dat de behandeling, waarmee in de beoogde instelling inmiddels een aanvang is genomen, niet wordt onderbroken om de kans op een succesvolle gedragsbeïnvloeding te optimaliseren. Het hof zal daarom, zoals de advocaat-generaal heeft gevorderd, op grond van artikel 38 “zesde lid” van het wetboek van strafrecht, bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Het hof vindt dat naast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden aan de verdachte ten aanzien van de feiten 1,2, 3 en 4 een gevangenisstraf moet worden opgelegd. Het acht een langere gevangenisstraf dan de rechtbank heeft opgelegd passend en geboden, gelet op de aard, de ernst en de gevolgen van vooral de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten. Gelet op het belang dat de behandeling van verdachte onmiddellijk van start gaat, zal een groot deel van die gevangenisstraf echter voorwaardelijk worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur en oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden passend en geboden.
Het hof merkt daarbij nog op dat het, anders dan de raadsvrouw, van oordeel is dat ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde geen sprake is eendaadse samenloop gelet op de verschillende rechtsbelangen die worden beschermd door onderscheidenlijk de artikelen 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslag

De volgende inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang, dit laatste in het bijzonder met betrekking tot de hierna onder b) te noemen voorwerpen, bezien in relatie tot de geconstateerde stoornissen van de verdachte.
de wapens met betrekking tot welke het onder 4 bewezen verklaarde is begaan, alsmede
de harddiscs, diskettes en usb stick, die bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten zijn aangetroffen, die onder meer snuf movies bevatten en seks met verminkte lichamen, te weten:
de harddisc FREECOM SSPAEB (5091081); Harddisc DIGINOTE (5091118);
Grijze harddisc MAXTOR PERSONAL storag (5091123); Diskette TRANSCEND; usb stick (5091131);
Goudkleurige diskette (5091139); Zwarte diskette (5091161);
Zwarte harddisc SAMSTJNG (5091170) en de Harddisc SAI\ISLFNG STORY (5091192);
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten ten aanzien van de overige inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen op de beslaglijst.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 37a, 38, 38a, 47, 57, 63, 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Deze bedraagt in totaal € 45.252,24 en bestaat uit de volgende schadeposten:
a. a) panty, schoenen, onderkleding € 100
b) eigen risico zorgverzekering € 310,78
c) eigen risico mei 2014 - mei 2015 GGZ € 192,00
d) kosten hepatitis B vaccin € 80,36
e) inkomstenderving € 11.232.63, ter terechtzitting
in eerste aanleg verminderd tot € 9.091.18
f) reiskosten € 4.600.54
g) parkeerkosten € 361,17
h) (toekomstige) reiskosten therapie € 250
i. i) reiskosten bijwonen zitting eerste aanleg 3 juni 2016 € 79,75
j) reiskosten hoger beroep € 166,46
k) kosten communicatie SHN, politie, advocaat € 20
l) immateriële schade € 30.000
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 27.085,78, waarvan
€ 15.085,78 ter compensatie van materiële schade en een bedrag van € 12.000,00 ter compensatie van immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, welke door de raadsvrouw van de benadeelde partij in hoger beroep is toegelicht.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering voor het gehele bedrag wordt toegewezen, dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd en de wettelijke rente wordt toegekend.
Standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is met betrekking tot de gevorderde materiële schade gesteld dat uitsluitend de kosten onder a), b), c), d), i) en k) voor vergoeding in aanmerking komen. De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting (de hoogte van) de overige opgevoerde schadeposten, samengevat, als volgt betwist:
- e) de opgevoerde gederfde inkomsten zijn onvoldoende onderbouwd. Het causaal verband tussen de verkrachting en de gemiste urenuitbreiding van betrokkene bij haar werkgever is niet of onvoldoende onderbouwd. Het onderzoek naar deze schade levert een onevenredige belasting van het strafproces op, zodat deze post dient te worden afgewezen.
- f en g) de opgevoerde reis- en parkeerkosten zijn niet eenvoudig te berekenen en moeten worden afgewezen;
- h) met betrekking tot de toekomstige therapiekosten geldt dat geen bewijsstukken zijn overlegd, zodat deze kosten moeten worden afgewezen;
- j) de opgevoerde reiskosten en parkeerkosten in hoger beroep zijn niet eenvoudig te berekenen en dienen te worden afgewezen;
- l) de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van maximaal € 3.000.
Oordeel van het hof
e) De benadeelde partij heeft
de gederfde inkomstenuitvoerig onderbouwd en voldoende is gebleken dat deze kosten rechtstreeks het gevolg zijn van het handelen van de verdachte. Dat de benadeelde partij vóór haar verkrachting slechts een dienstverband had van 50% komt het niet hof niet onaannemelijk voor omdat zij destijds beginnend werkneemster was. Niet is gebleken noch aannemelijk geworden dat sprake was van een andere, dan door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte veroorzaakte medische beperking waardoor de benadeelde partij niet in staat was haar uren uit te breiden en meer dan 50% te werken. Het door de verdediging aangevoerde ontbreken van causaal verband met het tenlastegelegde wordt dan ook als onvoldoende gemotiveerde betwisting terzijde geschoven. Een bedrag van € 9.091,18 komt voor vergoeding in aanmerking.
f en g) Deze schadeposten betreffen
de reis- en parkeerkostendie, zo begrijpt het hof, gemaakt zijn in verband met ondergane behandelingen bij een psycholoog, bezoeken aan politie en justitie en haar werkgever. Aan dit onderdeel van de vordering zijn onder meer een overzicht met daarop ruim 120 afspraken, bijgevoegde brieven van BRight GGZ Jeugd en Gezin, GGD Amsterdam en de arbeidsdeskundige, evenals parkeerbonnen en betaalbewijzen, ten grondslag gelegd. Ten aanzien van de reiskosten is een forfaitair bedrag van € 0,29 per kilometer gehanteerd. Namens de benadeelde partij is bij de rechtbank en in hoger beroep uitvoerig toegelicht dat de genoemde afspraken zijn gemaakt in verband met het tenlastegelegde.
De stellingen van de verdediging kunnen naar het oordeel van het hof in het licht van wat de benadeelde partij gemotiveerd, uitvoerig onderbouwd en voorzien van stukken, is aangevoerd niet worden gezien als een genoegzaam gemotiveerde betwisting, in het bijzonder voor wat betreft het causale verband met het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het hof stelt vast dat de woon- en leefsituatie van de benadeelde partij ingrijpend zijn veranderd, met name gelet op het feit dat de verdachte pas ongeveer 1,5 jaar na het plegen van de feiten is opgepakt.
De enkele stelling van de verdediging dat therapie ook via het internet kan worden gevolgd, wordt reeds voldoende weersproken door het feit dat de gevolgde intensieve therapie gedurende drie jaar nog niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.
In totaal komt daarom met betrekking tot de onder f) en g) genoemde posten een bedrag van
€ 4.961,71 voor vergoeding in aanmerking.
h) Het is op basis van de onderbouwing van de schadepost, voorzien van bewijsstukken, genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij de gevorderde
toekomstigereiskosten inmiddels heeft gemaakt en dat deze schade in rechtstreeks verband staat met het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
j) Dit geldt eveneens voor de reiskosten in hoger beroep.
Een bedrag van € 416,46 komt daarom voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de gevorderde
materiële schade onder a), b), c), d), i) en k),welke schadeposten de verdediging niet betwist, geldt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 782,89. Dit bedrag komt dan ook voor vergoeding in aanmerking.
Resumerend is aldus vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade met een omvang van
€ 15.252,24 heeft geleden.
l) Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks
immateriële schadeheeft geleden.
De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter.
Het hof zal de omvang van de tot op 30 maart 2017 geleden immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 15.000, waarbij in het bijzonder is gelet op de volgende omstandigheden:
- de jeugdige leeftijd van de benadeelde partij ten tijde van de bewezenverklaarde feiten;
- de onterende en vernederende seksuele handelingen van de verdachte jegens haar hebben drie kwartier tot een uur geduurd;
- de zeer indringende en traumatische inbreuk op de fysieke integriteit en het recht op zelfbeschikking van de benadeelde partij;
- de gediagnosticeerde PTSS waarvoor de benadeelde partij langdurig is behandeld, terwijl haar behandeling nog steeds niet is beëindigd.
Het hof is van oordeel dat behandeling van het resterende deel de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd op de hierna te noemen wijze. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, ziet het hof reden de vervangende hechtenis te bepalen op één dag.
Het verweer van de raadsvrouw dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis in feite neerkomt op een dubbele bestraffing, treft reeds daarom geen doel omdat het hof zich in dit stadium niet gesteld ziet voor de vraag of tenuitvoerlegging van de thans te nemen beslissingen al dan niet is geboden.
Daarbij wordt aangetekend dat niet is gebleken van een uitzonderlijke situatie op grond waarvan gezegd moet worden dat op voorhand vaststaat dat het opleggen van de maatregel in de toekomst zal leiden tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.
Ook overigens is gelet op aard en karakter van de schadevergoedingsmaatregel geen sprake van een ongeoorloofde dubbele bestraffing. Immers, deze maatregel beoogt geen leedtoevoeging maar uitsluitend herstel van de rechtmatige toestand en ingevolge artikel 36f, laatste lid, is vervangende hechtenis hieraan onlosmakelijk verbonden als stok achter de deur.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich ter zake van het onder 3 tenlastegelegde in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Deze bedraagt € 15.120 en bestaat uit de volgende schadeposten:
a. a) jeans, shirt, onderbroek € 50
b) reiskosten € 30
c) telefoonkosten € 40
d) immateriële schade € 15.000
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.120, waarvan
€ 120 ter compensatie van materiële schade en een bedrag van € 8.000 ter compensatie van immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, die de advocaat van de benadeelde partij in hoger beroep heeft toegelicht.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering voor het gehele bedrag toegewezen wordt, dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd en de wettelijke rente wordt toegekend. De advocaat-generaal heeft ook gevorderd dat de betalingsverplichting hoofdelijk zal worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting (de hoogte van) de materiele schade niet betwist. De opgevoerde immateriële schade dient naar het oordeel van de verdediging te worden gematigd tot een bedrag van maximaal € 3.000.
Oordeel van het hof
a. a) Ten aanzien van de gevorderde materiële schade, welke schadepost de verdediging niet heeft betwist, geldt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 50. Dit bedrag komt dan ook voor vergoeding in aanmerking.
b en c) Met betrekking tot de gevorderde reiskosten en telefoonkosten geldt het volgende.
Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 51a, eerste lid, Sv komt alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De kosten van rechtsbijstand zijn niet als zodanige rechtstreekse schade aan te merken. De door de benadeelde partij gemaakte reiskosten naar de advocaat en de telefoonkosten voor het bellen van de advocaat hangen daarmee zodanig samen, dat deze kosten eveneens niet als rechtstreekse schade zijn aan te merken. Daarom is de benadeelde partij in zoverre ook niet-ontvankelijk in de vordering (vgl. Hoge Raad 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1426).
Daarnaast heeft de benadeelde partij reiskosten heeft gemaakt voor bezoeken aan het politiebureau voor verhoor en het doen van aangifte, welke kosten op € 20 euro zijn geschat, wat niet onredelijk voorkomt. Het hof acht eveneens voor toewijzing vatbaar de gevorderde telefoonkosten voor het bellen naar de politie, door het hof naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid geschat op € 20. Deze schade staat in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
Resumerend is aldus vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade met een omvang van € 90,00 heeft geleden.
Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter. Het hof zal de omvang van de tot op 30 maart 2017 geleden immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 10.000 waarbij in het bijzonder is gelet op de omstandigheden dat de benadeelde partij:
- ernstige psychische schade heeft opgelopen;
- zich ernstig aangetast voelt in haar lichamelijke integriteit en haar geloofwaardigheid sterk in twijfel is getrokken;
- last heeft van herbelevingen en
- haar vertrouwen in de medemens ernstig is geschaad.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, zal de vervangende hechtenis worden bepaald op één dag.
Het hof ziet in de onderlinge verhoudingen en de rol van de verdachte, geen aanleiding om van het wettelijk uitgangspunt van hoofdelijkheid af te wijken, nu daarin immers voor het slachtoffer een mogelijkheid van gemakkelijke inning en een waarborg voor betaling is gelegen.
De onder b) en c) gevraagde kosten, voor zover deze zien op kosten voor het reizen naar en telefoneren met de advocaat worden in aanmerking genomen bij de beslissing van het hof over de verwijzing van de kosten als bedoeld in artikel 361, lid 6, van het Wetboek van Strafvordering. Het gaat om een vergoeding van € 10 aan reiskosten naar de advocaat en het hof schat de telefoonkosten voor het bellen naar de advocaat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid in op € 20.
Het verweer van de raadsvrouw dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis in feite neerkomt op een dubbele bestraffing, treft reeds daarom geen doel omdat het hof zich in dit stadium niet gesteld ziet voor de vraag of tenuitvoerlegging van de thans te nemen beslissingen al dan niet is geboden.
Daarbij wordt aangetekend dat niet is gebleken van een uitzonderlijke situatie op grond waarvan gezegd moet worden dat op voorhand vaststaat dat het opleggen van de maatregel in de toekomst zal leiden tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.
Ook overigens is gelet op aard en karakter van de schadevergoedingsmaatregel geen sprake van een ongeoorloofde dubbele bestraffing. Immers, deze maatregel beoogt geen leedtoevoeging maar uitsluitend herstel van de rechtmatige toestand en ingevolge artikel 36 f, laatste lid, is vervangende hechtenis hieraan onlosmakelijk verbonden als stok achter de deur.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen
bewezendat de verdachte het onder
1, 2, 3 en 4ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
24 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
Opname in FPA De Boog of een soortelijke instelling
Veroordeelde wordt verplicht om op basis van een door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen voor een klinische behandeling in FPA De Boog te Warnsveld of een soortgelijke intramurale instelling, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Meldplicht
Veroordeelde wordt, in het kader van de meldplicht, door een toezichthouder van Reclassering Nederland bezocht in de klinische setting waar betrokkene opgenomen is (FPA De Boog of een soortgelijke instelling). Hierna moet betrokkene meewerken aan de meldplicht, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Andere voorwaarden
- Na afloop van de intramurale behandeling werkt de veroordeelde mee aan het voorgeschreven ambulante c.q. intramurale nazorgtraject, ook als dat een kortdurende time-out plaatsing van maximaal zeven weken inhoudt, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken in het kader van forensisch psychiatrisch toezicht;
- Veroordeelde dient zich op het gebied van drugs- en alcoholgebruik te houden aan de aanwijzingen en richtlijnen van de behandelaars van de kliniek en de reclassering, ook als dit volledige abstinentie inhoudt. De controle op de naleving van deze voorwaarde zal ondersteund worden door middel van urineonderzoek en/of blaastesten;
- Veroordeelde neemt de voorgeschreven medicatie in zolang zijn behandelaars dit nodig achten;
- Veroordeelde houdt zich gedurende de opname in FPA De Boog of een soortgelijke instelling aan dc huisregels van de kliniek en de behandelafdeling;
- Veroordeelde houdt zich aan het afgesproken vrijhedenbeleid dat door de kliniek en de reclassering met hem afgesproken wordt:
- Veroordeelde houdt zich aan de verlofafspraken buiten de kliniek die in overleg met de kliniek en de reclassering gemaakt worden;
- Veroordeelde stelt zich begeleidbaar en controleerbaar op en geeft toestemming aan de reclassering om met alle personen en instellingen die van belang zijn voor de controle op de naleving van de voorwaarden contact te kunnen opnemen en informatie te mogen uitwisselen;
- Veroordeelde werkt mee aan het vinden van passend werk en/of een zinvolle dagbesteding waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht en -last;
- Veroordeelde geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties;
- Veroordeelde werkt mee aan het vinden van geschikte huisvesting, ook indien dat een beschermde woonvorm of een (woon)voorziening met adequate zorg inhoudt;
- Veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie buiten de landsgrenzen van Nederland. Betrokkene dient hierover vooraf te overleggen met de reclassering en het Openbaar Ministerie (OM) beslist hierover;
- Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die aanwijzingen hulp en steun te verlenen.
Beveeltdat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Heft ophet geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen,
nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. en/of 8). Imitatie mitrailleur AK47 (5091015);
17. Boksbeugel (5091062).
2. Zilveren harddisk FREECOM SSPAEB (5091081);
3. Harddisc DIGINOTE (5091118);
4. Grijze harddisc MAXTOR PERSONAL storag (5091123);
5. Diskette TRANSCEND usb stick (5091131);
6. Goudkleurige diskette (5091139);
7. Zwarte diskette (5091161);
9. Zwarte harddisc SAMSTJNG (5091170);
10. Harddisc SAI\ISLFNG STORY (5091192);
Gelast de
teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen,
nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
11. MP3-speÏer DIFRNCE (5091204);
12. Zwarte computer ACER (5091236);
13. Paarse computer ACER ASPIRE (5091224);
14: Zwarte zaktelefoon SAMSUNG S2 (5090840).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1, en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 30.252,24 (dertigduizend tweehonderdtweeënvijftig euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 15.252,24
(vijftienduizend tweehonderdtweeënvijftig euro en vierentwintig cent) materiële schade en
€ 15.000 (vijftienduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 30.252,24 (dertigduizend tweehonderdtweeënvijftig euro en vierentwintig cent) bestaande uit
€ 15.252,24 (vijftienduizend tweehonderdtweeënvijftig euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 15.000 (vijftienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.090 (tienduizend negentig euro) bestaande uit
€ 90 (negentig euro) materiële schade en € 10.000 (tienduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 30 (dertig euro).
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 2] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.090 (tienduizend negentig euro) bestaande uit € 90 (negentig euro) materiële schade en € 10.000 (tienduizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover
de mededadervan de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. M. Venderbosch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 april 2017.
[...]