ECLI:NL:GHAMS:2017:2897

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
23-001112-16.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor dealen in cocaïne met taakstraf en proeftijd verlenging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het dealen in cocaïne en had een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd gekregen. Het hof heeft de verdachte, rekening houdend met haar positieve ontwikkeling en de omstandigheden van de zaak, veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk verkopen van cocaïne in de periode van 28 oktober 2015 tot en met 8 december 2015. Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. Daarnaast is de proeftijd van een eerder opgelegde taakstraf verlengd met één jaar. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van hulpverlening meegenomen. De verdachte heeft aangegeven haar leven een positieve wending te willen geven en staat open voor hulp.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001112-16
datum uitspraak: 6 juli 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 maart 2016 in de strafzaak onder de parketnummers
15-871980-15, 15-066262-15 (TUL) en 15-741095-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
brp-adres: [adres 1],
ter terechtzitting in appel opgegeven adres: [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 14 september 2015 tot en met 8 december 2015 in de gemeente Beverwijk en/of in de gemeente Heemskerk, in elk geval in het arrondissement Noord-Holland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of in elk geval een hoeveelheid van een materiaal van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 28 oktober 2015 tot en met 8 december 2015 in het arrondissement Noord-Holland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging, zoals in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte gedurende ruim een maand schuldig gemaakt aan het dealen in cocaïne. Zoals algemeen bekend vormen drugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en zorgen dealers en gebruikers voor veel overlast in de samenleving. De handel in verdovende middelen brengt bovendien diverse andere vormen van criminaliteit met zich mee.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 juni 2017 is zij eerder ter zake van soortgelijke delicten onherroepelijk veroordeeld en liep zij ten aanzien van die veroordeling bovendien nog in de proeftijd. Dit weegt in haar nadeel.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van 29 juni 2017. Daaruit blijkt dat zij is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis en een posttraumatische stressstoornis, waarvoor zij onder behandeling is bij een forensische polikliniek van [polikliniek].
De verdachte heeft afstand genomen van haar toenmalige woonplaats Beverwijk en haar ex-partner, tevens medeverdachte. De relatie met haar dochter heeft meer invulling gekregen. Volgens het reclasseringsadvies lijkt de mate van pro-criminaliteit te zijn afgenomen en is sprake van een gestage ontwikkeling in de richting van een maatschappelijk aanvaardbare levensstijl.
In het voordeel van de verdachte overweegt het hof dat, gelet op hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en uit genoemd reclasseringsadvies naar voren is gekomen, in haar leven sprake lijkt te zijn van een positieve wending. Daarom acht het hof de gevorderde vrijheidsbenemende straf, hoewel deze in beginsel passend wordt geacht, in deze zaak niet opportuun, maar zal wel een omvangrijke taakstraf worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-741095-13

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat een gedeelte van de voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, zal worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en dat de proeftijd voor het resterende deel zal worden verlengd met één jaar.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, ziet het hof evenwel aanleiding om in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf, een taakstraf van hierna te melden duur te gelasten. De tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijke gevangenisstraf zou meebrengen dat de opwaartse lijn in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte wordt doorkruist, hetgeen het hof niet wenselijk voorkomt.
De vordering tot tenuitvoerlegging van het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf wordt afgewezen. De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof benadrukt af te willen rekenen met het verleden en haar leven een positieve wending te geven. Om die wending door te zetten, staat zij thans open voor hulp, hetgeen ook blijkt uit het reclasseringsadvies van 29 juni 2017. Hoewel van een langdurige stabiele wending ten goede nog geen sprake is, acht het hof het gelet op hetgeen omtrent de persoon van de verdachte is gebleken en ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht het niet opportuun het hulpverleningstraject te doorkruisen met het gelasten van de tenuitvoerlegging van de nog aan de orde zijnde gevangenisstraf.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-066262-15

Het openbaar ministerie heeft – in plaats van de tenuitvoerlegging – in eerste aanleg gevorderd dat de proeftijd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 juni 2015 voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met één jaar zal worden verlengd. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de proeftijd met één jaar zal worden verlengd.
Op grond van hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar worden verlengd, zodat de verdachte een stok achter de deur heeft om te trachten haar van het verder plegen van strafbare feiten af te houden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 juni 2015, met parketnummer 15-066262-15, met een termijn van 1 één jaar.
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2014, met parketnummer 15-741095-13, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, te vervangen door: een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 15-741095-13 voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 juli 2017.
Mr. F.M.D. Aardema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]