Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Na de vandaag gehouden vergadering met de heer [appellant] , Manager van de onderneming Atena Money Transfer, is overeenstemming bereikt over het volgende:
[C](hof: [C] )
vertelt me net over uw salaris, wij dachten dat dit verhoogd was na uw laatste bezoek in Madrid.
In 2005 ben ik door de bank benoemd tot bestuurder van de onderneming waarvoor ik een salaris van € 1.100,- per maand ontving. Na het verkrijgen van de vergunning en bij het van start gaan van de activiteiten in 2006 is een akkoord gesloten met de directie op grond waarvan ik een startsalaris van € 1.400,- per maand zou ontvangen. Dit bedrag is overeengekomen in het licht van het feit dat de activiteiten pas net van start waren gegaan en met het oog op salarisverhoging, oplopend tot een bedrag van € 4.200,- bruto per maand, met daar bovenop twee bonussen van € 6.000,- per jaar, gedurende de eerste vijf jaren. Ik heb gedurende drie jaren een bedrag van € 1.400,- netto per maand ontvangen en tijdens mijn bezoek aan Madrid in 2008 heeft de directie mijn salaris verhoogd tot een bedrag van € 1.850,- per maand.”
Dhr. [appellant] verklaart:
De heer [appellant] erkent dat hij niemand in Spanje heeft medegedeeld dat het bedrag van ruim € 98.000,00 bruto was betaald, maar hij achtte zich naar eigen zeggen vrij om tot bedoelde betaling over te gaan, ook omdat zijn advocaat dat had aangekondigd.
Zij adviseert de aandeelhouder over te gaan tot schorsing van de heer [appellant] en beëindiging van zijn positie als statutair bestuurder (en arbeidsovereenkomst). Wat haar betreft zou dat ook met onmiddellijke ingang dienen te gebeuren.
3.Beoordeling
heeft voorts betwist dat aan het onverwijldheidsvereiste is voldaan.
Op basis van het e-mailbericht van 17 februari 2016, de brief van 19 februari 2016 en het besprokene op de AVA was het voor [appellant] reeds duidelijk, althans behoorde het hem duidelijk te zijn, dat de uitbetaling van achterstallig salaris op 14 december 2015 voor Atena een dringende reden voor ontslag zou kunnen vormen. Voorts blijkt uit de ontslagbrief van 22 maart 2016 dat Atena de uitbetaling op 14 december 2015 als zelfstandige dringende reden aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd. Dit betekent tevens dat de stelling van [appellant] dat ten aanzien andere in de brief van 22 maart 2016 genoemde redenen, niet aan het onverwijldheidsvereiste is voldaan, geen bespreking behoeft.
Atena heeft vervolgens gedurende vijf werkdagen nader onderzoek naar de kwestie gedaan en voorbereidingen getroffen voor een algemene vergadering van aandeelhouders. In de tussentijd werd [appellant] bij e-mailbericht van dinsdag