ECLI:NL:GHAMS:2017:326

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
23-003488-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zakkenrollerij in vereniging en poging daartoe

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 september 2016. De verdachte, geboren in 1989 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van zakkenrollerij in vereniging en poging daartoe. De tenlastelegging omvatte onder andere het gezamenlijk wegnemen van goederen van een onbekend gebleven persoon en het helpen van een medeverdachte bij deze handelingen. Tijdens de zitting op 25 januari 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. De verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van het argument dat de verdachte enkel op de uitkijk stond en door zijn verslaving niet wist wat hij deed. Het hof oordeelde echter dat de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk handelden en dat de verdachte actief betrokken was bij de diefstal. Het hof heeft de bewezenverklaring van de tenlasteleggingen 1 primair en 2 primair bevestigd, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot diefstal en diefstal door twee of meer verenigde personen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, en het hof heeft deze straf in hoger beroep bevestigd, met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft daarbij ook de keuze van het slachtoffer, een oude vrouw met een rollator, meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

parketnummer: 23-003488-16
datum uitspraak: 8 februari 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-702617-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar een onbekend gebleven persoon is/zijn gelopen en/of (vervolgens) (dicht) achter die onbekend gebleven persoon is/zijn gaan staan en/of een of meer hand(en) en/of arm(en) naar de tas van die onbekend gebleven persoon heeft/hebben bewogen en/of (vervolgens) de ritssluiting van de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) de rits van die rugzak heeft/hebben opengemaakt, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) nauwkeurig de omgeving in de gaten heeft/hebben gehouden;
1. subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar een onbekend gebleven persoon is gelopen en/of (vervolgens) (dicht) achter die onbekend gebleven persoon is gaan staan en/of een of meer hand(en) en/of arm(en) naar de tas van die onbekend gebleven persoon heeft bewogen en/of (vervolgens) de ritssluiting van de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de rits van die rugzak heeft opengemaakt
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] af te schermen en/of nauwkeurig de omgeving in de gaten te houden;
2 primair:
hij op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
2
subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 8 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest door (dicht) achter die [slachtoffer] te staan en/of door die [medeverdachte] af te schermen en/of nauwkeurig de omgeving in de gaten te houden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsverweer

De raadsman heeft ten aanzien van medeplegen vrijspraak bepleit op de grond dat a) alle zakkenrollershandelingen door [medeverdachte] zijn verricht en de verdachte slechts op de uitkijk heeft gestaan, en
b) de verdachte door zijn verslaving niet wist wat hij deed.
Het hof stelt op basis van de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] vast dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] op 8 september 2016 in Amsterdam gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan hun plan (te proberen) anderen van hun eigendommen te beroven. Het door de verbalisanten in dat verband waargenomen handelen van de verdachte kwalificeert het hof als het in vereniging plegen van diefstal en poging tot diefstal. Dat handelen bestond immers niet alleen uit het in de gaten houden van de omgeving voor, tijdens en na de door [medeverdachte] uitgevoerde (pogingen tot) wegnemingshandelingen, maar ook uit het afdekken van die handelingen en uit het gezamenlijk inspecteren van de buitgemaakte goederen. Dat zijn geen handelingen van iemand die niet weet wat hij doet. Het verweer wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair:
hij op 8 september 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer goederen, toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, met zijn mededader, naar die onbekend gebleven persoon is gelopen en dicht achter die onbekend gebleven persoon is gaan lopen en een hand naar de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft bewogen en de ritssluiting van de rugzak van die onbekend gebleven persoon heeft vastgepakt en opengemaakt, terwijl verdachte nauwkeurig de omgeving in de gaten heeft gehouden;
2 primair:
hij op 8 september 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld als in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan zakkenrollerij en een poging daartoe. Feiten als de onderhavige maken inbreuk op het eigendomsrecht van de slachtoffers. Daarnaast veroorzaakt zakkenrollerij veel overlast. De omstandigheid dat de verdachte en zijn medeverdachte, wat feit 2 primair betreft, een oude vrouw met een rollator als slachtoffer hebben uitgekozen, weegt het hof bij de strafmaat in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R.D. van Heffen en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 februari 2017.